
Zicht
114
Automatische verlichting 
 Met behulp van een lichtsterktesensor   de kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.  De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt. 
  Inschakelen 
   Draai de ring in de stand  "AUTO" .  Het activeren van de functie wordt bevestigd door een melding op het display.   
  Uitschakelen 
   Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding op het display.   
  Als de functie automatische verlichting is geactiveerd, wordt onder donkere omstandigheden het dimlicht automatisch ingeschakeld bij het afzetten van het contact.  
  Storing 
 Bij een storing in de lichtsterktesensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het display, in combinatie met een geluidssignaal. 
  Automatische  follow  me 
home-verlichting 
  Programmeren 
 Het inschakelen of uitschakelen en de tijdsduur van de follow me home-verlichting zijn in te stellen via het configuratiemenu van de auto.   
 Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.  Bij mist of sneeuw kan de lichtsterktesensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.  Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsterktesensor, die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.    

5
Zicht117
B.    Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:  
  Uit.  
  Interval.  
  Wissen en sproeien (gedurende enige  tijd).  
  Achteruitversnelling 
  Instellen 
Ruitenwisser  achter  
 Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van de auto.  Deze functie is standaard geactiveerd.   
  Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep. Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het multifunctionele  display.  
 Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter  ingeschakeld.   

5
Zicht119
Automatische ruitenwissers 
vóór 
 De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag. 
  Inschakelen 
 Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag te duwen in de stand  "AUTO" .  Dit wordt bevestigd door een melding op het display.  
  Uitschakelen 
 Beweeg de hendel omhoog en vervolgens in de stand  "0"  om de ruitenwissers handmatig te bedienen.  Dit wordt bevestigd door een melding op het display. 
  Storing 
 In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.  Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. 
 Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.  Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.  Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is om de wisserbladen niet te beschadigen.   
 Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de hendel kort omlaag te  duwen.   

Indelingen
126
         Armleuning vóór 
  Opbergvak 
 Via een ventilatie-opening komt er frisse lucht in het opbergvak.  
               Peugeot Connect USB 
  Deze aansluitmodule bestaat uit een JACK-aansluiting en/of een USB-poort.  Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ®  of een USB-stick. ®  of een USB-stick. ®
 Dankzij deze module kunt u de audiobestanden (mp3, ogg, wma, wav, ...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw autoradio. 
 U kunt deze bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele display. 
  De op de USB-aansluiting aangesloten draagbare apparatuur wordt automatisch opgeladen.  
 Voor het comfort en als opbergmogelijkheid voor de bestuurder en voorpassagier.    Til het deksel op vanaf de linkerzijde.  
  Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting de rubriek "Audio en telematica".    

8
Veiligheid155
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS) en antispinregeling (ASR)  
 In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel  knipperen.   
  Inschakelen 
 Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.  Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem. 
  Werking 
 Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.  
  Als dit lampje gaat branden in combinatie met het lampje  STOP , STOP , STOPeen geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen. 
Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.  
  Antiblokkeersysteem  (ABS)  en elektronische remdrukregelaar (REF) 
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
   Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.  De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.   

Veiligheid
156
   Uitschakelen 
 In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn de CDS-functie uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.  
   Druk op de knop.  
 Als dit verklikkerlampje en het lampje op de knop gaan branden, grijpt de CDS-functie niet meer in op de werking van de verbrandingsmotor.  
  Opnieuw  inschakelen 
 Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.    Druk nogmaals op de knop om het systeem handmatig weer in te schakelen.   
  Storing 
  Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in het systeem.  Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. 
 De CDS-functie zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden.  De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT-netwerk.  Laat het systeem na een aanrijding controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.   
Tips voor het rijden 
 Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen.  Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden:    -   het  rijden  in  terreinen  die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler, hoogspanningskabel, ...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,   -   het door waden van beekjes en stroompjes,  enz.     

8
Veiligheid157
  Verklikkerlampje  veiligheidsgordel(s) vóór losgemaakt/niet vastgemaakt 
Omdoen 
   Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.    Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.   
  Hoogteverstelling 
   Knijp, om het bevestigingspunt te vinden, de knop  A  in en schuif deze in één van de standen.   
 Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje op het pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde branden om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.  Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het verklikkerlampje gedurende 2 minuten in combinatie met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft  vastgemaakt.  
  Losmaken 
   Druk op de rode knop van de 
gordelsluiting.    Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.   
 Veiligheidsgordels 
  Veiligheidsgordels  vóór 
  De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.  Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.  De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.  De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee  de  veiligheid.    

Veiligheid
158
1.   Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt. 2.   Pictogram veiligheidsgordel links voor. 3.   Pictogram veiligheidsgordel rechts voor. 4.   Pictogram veiligheidsgordel rechts achter. 5.   Pictogram veiligheidsgordel midden achter. 6.   Pictogram veiligheidsgordel links achter.  
  Pictogrammendisplay veiligheidsgordel(s) losgemaakt/niet vastgemaakt 
  Veiligheidsgordels  achter 
 De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat en gordelkrachtbegrenzer (behalve de middelste zitplaats). 
  Verklikkerlampje veiligheidsgordel 
 Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, verschijnt dit pictogram op het pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan passagierszijde.  Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het verklikkerlampje gedurende twee minuten in combinatie met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de achterpassagiers hun gordels niet hebben vastgemaakt.   
  Omdoen 
   Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.    Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.   
  Losmaken 
   Druk op de rode knop van de gordelsluiting.    Houd de gordel vast ter wijl deze zich  oprolt.   
 Op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde gaat het verklikkerlampje  2   of 
3   rood branden als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.   
 Als het contact wordt aangezet, worden bij ingeschakeld hybridesysteem of een snelheid lager dan ongeveer 20 km/uur de pictogrammen  4 ,   5  en   6  ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.  Als bij een snelheid hoger dan ongeveer 20 km/uur het pictogram  4, 5  of   6  rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, is de gordel van de desbetreffende achterpassagier weer losgemaakt.   
       Pictogrammendisplay losgemaakte veiligheidsgordels