Page 25 of 78

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-7
2
345
6
7
8
9
enkele seconden uitgaat, is er geen storing.U kunt rijden.
DAU50034
Veiligheidsslot gebruiken De EC-03 is uitgerust met een veiligheids-
slot dat u kunt gebruiken door een veilig-
heidsnummer te registreren. Wanneer het
veiligheidsnummer is ingesteld, kunt u pas
met de machine rijden nadat het juiste vei-
ligheidsnummer is ingevoerd. Dit geldt ook
als u de sleutel naar “ON” draait.
Veiligheidsnummer registreren en wijzi-
gen
WAARSCHUWING
DWA15611
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
het veiligheidsnummer gaat registreren
of wijzigen. Het aanbrengen van wijzigin-
gen tijdens het rijden kan u afleiden envergroot het risico op een ongeval.OPMERKINGAls de registratieprocedure niet binnen één
minuut wordt voltooid, wordt de registratie-/
wijzigingsmodus voor het veiligheidsnum-
mer geannuleerd. Als de modus wordt ge-annuleerd, herhaalt u de procedure.
1. Draai de sleutel naar “ON”. Gedurende enkele seconden worden
alle displaysegmenten weergegeven.
Vervolgens gaat de machine naar de
stand-bymodus en knippert “PUSH”.
OPMERKINGWanneer het veiligheidsslot is vergrendeld,
wordt de veiligheidsslotindicator “ LOCK”
weergegeven wanneer de machine in destand-bymodus staat.
2. Druk op een van de knoppen om naar de rijmodus te gaan.1. Veiligheidsslotindicator “ LOCK”
1
1CB-9-DA-D0.book 7 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 26 of 78

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-8
1
2
34
5
6
7
8
9
Het display toont dat de machine in de
rijmodus staat.
OPMERKING
Wanneer het veiligheidsslot is ver-
grendeld, gaat u naar de rijmodus en
voert u het veiligheidsnummer in omhet veiligheidsslot te ontgrendelen.
(Zie pagina 7-1 voor meer informatie
over het ontgrendelen van het veilig-
heidsslot.)
Wanneer de machine naar de rijmo-
dus gaat, klinkt de
zoemer. De zoemer
stopt wanneer u de remhendel bedientof met de machine gaat rijden.
3. Druk tegelijkertijd op knop 2 en 3. Het display verandert in de registratie-
modus voor het veiligheidsslot.
Veiligheidsnummer voor de eerstekeer registrerenGa door naar stap 5.
Veiligheidsnummer wijzigen“OLD” en “– – – – –” worden weerge-
geven. 4. Voer het geregistreerde veilig-
heidsnummer in met de knoppen.
Ga door naar stap 5 als het juiste vei-
ligheidsnummer is ingevoerd.
Als een onjuist nummer is ingevoerd,
klinkt de zoemer, knippert “NG” gedu-
rende enkele seconden en keert de
1. Knop 1 “POWER”
2. Knop 2 “SET”
3. Knop 3 “SELECT”
12
3
1. Indicator ingevoerd nummer “– – – – –”
2. Indicator geregistreerd nummer “OLD”
2
1
1CB-9-DA-D0.book 8 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 27 of 78
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-9
2
345
6
7
8
9
machine terug naar de rijmodus. Her-
haal de procedure vanaf stap 3.
5. “NEW” en “– – – – –” worden weerge- geven. Voer een nieuw veiligheidsnummer in.
Het veiligheidsnummer bestaat uit een
viercijferig nummer. Voer een nummer
in met de knoppen.
OPMERKINGHet nummer “1111” kunt u niet gebruikenals veiligheidsnummer.
Wanneer een viercijferig veilig-
heidsnummer is ingevoerd, wordt “OK
or NG” weergegeven. 6. Druk op knop 3 “SELECT” om “OK”
weer te geven.
7. Druk op knop 2 “SET”. Het veilig- heidsnummer knippert gedurende en-
kele seconden en vervolgens gaat de
machine naar de rijmodus.
1. Indicator onjuist nummer “NG”
1. Indicator ingevoerd nummer “– – – – –”
2. Indicator nieuw nummer “NEW”
1
21
1. Indicator nummerbevestiging “OK”
1
1CB-9-DA-D0.book 9 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 28 of 78

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-10
1
2
34
5
6
7
8
9
OPMERKING
Zorg dat u het veiligheidsnummer no-
teert en op een veilige plaats bewaart.
Als u op knop 3 “SELECT” drukt, wordt
het display geschakeld tussen “OK” en
“NG”.
Als u het geregistreerde veilig-
heidsnummer wilt wijzigen, schakelt u
het display naar “NG” door op knop 3
“SELECT” en vervolgens op knop 2
“SET” te drukken. Herhaal de proce-dure vanaf stap 5.
Veiligheidsslot vergrendelen en ont-
grendelen
Veiligheidsslot vergrendelen
Houd knop 2 “SET” gedurende enkele se-
conden ingedrukt. Wanneer het veiligheids-
slot is vergrendeld, wordt de veiligheidsslotindicator “ LOCK” weerge-
geven.
OPMERKINGVergrendel het veiligheidsslot niet wanneer
reparatie of onderhoud aan de machinewordt uitgevoerd door een Yamaha-dealer.
Veiligheidsslot ontgrendelenDruk op een van de knoppen om naar de
stand-bymodus te gaan en voer vervolgens
het veiligheidsnummer in. (Zie “Voorberei-
dingen voordat u wegrijdt” op pagina 7-1.)
DAU1234A
Stuurschakelaars
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
1. Veiligheidsslotindicator “ LOCK”
1
1. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
2. Claxonschakelaar “ ”
1
2
1CB-9-DA-D0.book 10 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 29 of 78
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-11
2
345
6
7
8
9
DAU12901
Voorremhendel De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12951
Achterremhendel De achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
DAUT3170
Zadel Openen van het zadel1. Zet de machine op de middenbok.
2. Steek de sleutel in het slot en draai rechtsom.
3. Klap het zadel omhoog.
1. Voorremhendel
1
1. Achterremhendel
1
1. Ontgrendelen.
1
1CB-9-DA-D0.book 11 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 30 of 78

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-12
1
2
34
5
6
7
8
9
Sluiten van het zadel1. Klap het zadel omlaag en druk dan
aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeldalvorens te gaan rijden.
DAU50060
Helmbevestiging De helmbevestiging bevindt zich onder het
zadel. Onder het zadel bevindt zich een
helmborgkabel waarmee een helm aan de
helmbevestiging kan worden bevestigd.
Om een helm aan de helmbevestiging te
bevestigen 1. Open het zadel. (Zie pagina 4-11.)
2. Haal zoals afgebeeld de helmborgka-
bel door de gesp aan de helmriem en
haak dan het uiteinde van de helm-
borgkabel over de helmbevestiging.
3. Sluit het zadel stevig af. WAARSCHUWING! Ga nooit rijden
met een helm vastgemaakt aan de
helmbevestiging, aangezien de helm objecten kan raken met moge-
lijk verlies van de controle over de
machine en een ongeval tot ge-
volg.
[DWA10161]
Om een helm los te maken van de helm-
bevestiging
Open het zadel, haal de helmborgkabel los
van de helmbevestiging en de helm en sluit
het zadel weer.
1. Helmborgkabel
2. Helmbevestiging
1
2
1CB-9-DA-D0.book 12 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 31 of 78
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4-13
2
345
6
7
8
9
DAUT1072
Bagagehaak
WAARSCHUWING
DWAT1031
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 1 kg (2 lb) voor de baga-
gehaak niet.
Overschrijd het maximumgewicht
van 87 kg (192 lb) voor het voertuigniet.
DAU29910
Handgreep Houd met uw rechterhand de handgreep
vast om de machine op de middenbok te
zetten.
1. Bagagehaak1
1. Handgreep
1
1CB-9-DA-D0.book 13 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分
Page 32 of 78

5-1
1
2
3
45
6
7
8
9
VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
DAU15596
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures
voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11151
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Voorrem Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij. 8-6, 8-7
Achterrem Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij. 8-6, 8-7
Bedieningskabels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig. 8-8
Wielen en banden Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig. 8-5, 8-6
Remhendels Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten. 8-8
Middenbok Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt. 8-9
Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast. —
1CB-9-DA-D0.book 1 ページ 2012年5月7日 月曜日 午前10時57分