spiegel. Het premium-model dakcon-
sole voorin is voorzien van een LED-
spot die de bekerhouders op het
instrumentenpaneel verlicht, twee
draaibare LED-lampen, een neer-
klapbaar opbergvak voor zonnebril-
len, een conversatiespiegel, schake-
laars voor de optionele elektrische
schuifdeuren en een schakelaar voor
de optionele elektrisch bediende ach-terklep. OPMERKING:
De luxe schuifdakconsolemodel-
len omvatten alle bovengenoemde
onderdelen, behalve het zonne-brilopbergvakje.INSTAP- EN
INTERIEURVERLICHTING
Aan de voorkant van de console zijn
twee lampjes aangebracht (de nor-
male plafondlamp heeft twee knop-
pen). De lampjes gaan aan wanneer u
een voorportier, een schuifdeur of de
achterklep opent. Als uw auto af-
standsbediende elektrische vergren-
deling (RKE) heeft, gaan de lampen
ook aan wanneer u de ontgrendeltoets
op de afstandsbediening indrukt.
De instapverlichting fungeert ook als
leeslampjes. Druk op de lens om deze
lampjes aan te zetten als u in de auto
zit. Druk nogmaals om het lampje uit
te schakelen. U kunt de schijnrichting
van deze lampjes veranderen door de
buitenring in de richting van een van
de vier pijltjes te drukken (alleenLED-lampjes).
Ook de omgeving direct rondom de
bekerhouders op het dashboard wordt
verlicht door een lampje in de dak-
console (alleen luxe console). Dit
lampje gaat branden wanneer de kop-
lampschakelaar aan is; de helderheidervan stelt u in door de dimmer om-
hoog of omlaag te draaien.
OPBERGVAKJE
ZONNEBRIL (ALLEEN
ZONDER SCHUIFDAK)
Aan de voorzijde van de dakconsole is
een vak aangebracht waarin twee
zonnebrillen kunnen worden be-
waard.
U opent dit vak door op de vergrende-
ling te drukken.
De klep draait langzaam tot hij volle-
dig is geopend.
Dakconsole
Vergrendeling van vak in dakconsole
148
Vanuit deze stand kan de klep volle-
dig worden gesloten of, door hem on-
geveer driekwart te sluiten en los te
laten, in de stand worden gezet voor
gebruik van de gesprekspiegel. OPMERKING:
In de conversatiespiegelstand kan
de klep alleen worden gesloten.
Om de klep weer volledig te openen,
moet hij eerst worden gesloten en ver-volgens opnieuw worden geopend
door nogmaals de vergrendeling in tedrukken.
INTERIEURVERLICHTING/
LEESLAMPJES ACHTERIN
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De dakconsole heeft twee sets interi-
eurverlichting. De lampjes gaan aan
wanneer u een voorportier, een schuif-
deur of de achterklep opent. Als uw
auto afstandsbediende elektrische
vergrendeling (RKE) heeft, gaan de
lampen ook aan wanneer u de ont-
grendeltoets op de afstandsbedieningindrukt.
De instapverlichting fungeert ook als
leeslampjes. Druk op de lens om deze
lampjes aan te zetten als u in de auto
zit. Om elk lampje weer uit te schake-
len, drukt u opnieuw op de lamplens.
U kunt de schijnrichting van deze
lampjes veranderen door de buiten-
ring in de richting van een van de vier
pijltjes te draaien.
DAKCONSOLES ACHTERIN
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het dakopbergsysteem achterin is in
twee uitvoeringen verkrijgbaar: met
of zonder schuifdak.
Een extra LED-lampje vooraan op de
console achterin verlicht bij het in- en
uitstappen de voetruimte van de
tweede zitrij.
Volledig geopend
Conversatiespiegel-stand
Leeslampjes
149
Een audiobron op kanaal 2 beluisterenterwijl op kanaal 1 een video wordt
afgespeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
Dual Video Screen (systeem met twee beeldschermen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Een dvd afspelen door het aanraakscherm van de radio te gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . 209
Een dvd afspelen door de VES™speler te gebruiken (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
Een audiobron beluisteren terwijl een video wordt afgespeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Draaibaar scherm op de derde zitrij (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . 212
Belangrijke opmerkingen over het Dual Video Screen-systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Opbergen van afstandsbediening . . . . . . . . . . 214
De afstandsbediening vergrendelen . . . . . . . . 214
Batterijen van de afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Gebruik van hoofdtelefoons . . . . . . . . . . . . . . 215
Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Batterijen van de hoofdtelefoon vervangen . . . 216
Levenslange standaardgarantie Unwired® stereohoofdtelefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Systeeminformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
173
andert. Laat onderhoud verrichten
en het remvloeistofpeil controle-ren.
Als het remsysteem defect is, moet een
reparatie direct worden uitgevoerd.WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode
waarschuwingslampje brandt, is ge-
vaarlijk. Een deel van het remsys-
teem kan defect zijn. De remweg
wordt dan langer. U kunt een aanrij-
ding krijgen. Laat de auto onmid-
dellijk controleren.
Auto’s die met een antiblokkeersys-
teem (ABS) zijn uitgerust, beschikken
ook over elektronische remkrachtver-
deling (EBD). Wanneer EBD uitvalt,
gaat het waarschuwingslampje voor
het remsysteem branden, samen met
het controlelampje voor ABS. Het
ABS-systeem moet dan onmiddellijk
worden gerepareerd.
U kunt de werking van het controle-
lampje voor het remsysteem controle-
ren door de contactschakelaar vanuit
de stand OFF in de stand ON/RUN te
draaien. Het lampje moet dan ca. twee seconden lang branden. Het
lampje moet vervolgens uitgaan, ten-
zij de handrem is aangetrokken of er
een defect aan het remsysteem wordt
gedetecteerd. Als het lampje niet gaat
branden, moet u het systeem door een
erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken terwijl
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN staat. OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat
de handrem is aangetrokken. Het
geeft niet aan hoe krachtig de
handrem is aangetrokken.
19. Controlelampje autogordel
Nadat de contactschakelaar in
de stand ON/RUN is gezet, gaat
dit waarschuwingslampje ge-
durende ongeveer vier tot zes secon-
den branden om de werking ervan te
controleren. Wanneer tijdens deze test
de autogordel voor de bestuurders-
stoel of de bijrijderstoel wordt losge-
gespt, hoort u een geluidssignaal. Als
na controle van het lampje of tijdens
het rijden de autogordel van de be- stuurder niet is vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje ter herinnering
aan en klinkt er een geluidssignaal.
Raadpleeg "Gordelsystemen" in "Wat
u moet weten voordat u de auto start"
voor meer informatie.
20. Temperatuurmeter
De thermometer geeft de temperatuur
van de koelvloeistof aan. Als de me-
ternaald binnen het normale bereik
aanwijst, werkt het koelsysteem naar
behoren.
De naald op de meter geeft waar-
schijnlijk een hogere temperatuur aan
bij warm weer, op berghellingen, of
bij het rijden met aanhanger. Zorg dat
de bovenlimiet van het normale tem-
peratuurbereik niet wordt overschre-den.
183
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen de volgende berichten: NO. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Acht kompaspunten worden weergegeven (N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW)
22 °C . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Temperatuur (Fahrenheit of Celsius)
AVG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gemiddelde brandstofefficiëntie (V.S. of metrisch)
DTE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Distance To Empty (afstand tot lege tank)
P . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Parkeerhulp aan/uit
Als naast deze sleutel de let- ter Pwordt weergegeven,
moet er onderhoud van het
parkeerhulpsysteem plaats-
vinden (voor bepaalde uitvoeringen/
markten). Neem contact op met een
erkende dealer.
Dagteller (ODO) / ECO (indicator
brandstofbesparing) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Geeft de afgelegde afstand aan sinds
deze functie het laatst op nul is terug-gesteld.
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A
die werd afgelegd sinds de laatste re-set.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset. KOMPAS-/
TEMPERATUURWEERGAVE Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil
tussen het magnetische noorden en
het geografische noorden. Om de pre-
cisie van het kompas te garanderen,
moet de kompasafwijking goed wor-
den ingesteld aan de hand van de
kaart met afwijkingen voor de zone
waarin de auto zich bevindt. Wanneer
het kompas goed is ingesteld, wordt
automatisch rekening gehouden met
dit verschil. OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak
wegdek en een omgeving zonder
grote metalen voorwerpen zoals
gebouwen, bruggen, onder-
grondse kabels, spoorrails enz.vereist. Magnetische apparatuur op bat-
terijen (zoals mobiele telefoons,
iPod's, radardetectors, PDA's en
laptops) moeten uit de buurt van
de bovenkant van het instru-
mentenpaneel worden gehou-
den. Dat is de plaats waar de
kompasmodule zich bevindt en
dergelijke apparaten kunnen
storing veroorzaken en foutieve
kompasuitlezingen tot gevolghebben.
Om de afwijking in te stellen
Start de motor en laat de keuzehendel
in de stand P (parkeren) staan. Blader
op het aanraakscherm via "More"
(Meer) naar "Compass" (Kompas),
selecteer de optie "Compass Vari-
ance" (Kompasafwijking) en gebruik
de knop "Plus (+)" om de waarde van
de afwijking te wijzigen. Wijzig de
185
Blind Spot System Off (Dodehoek-systeem uit) — Dit bericht wordt
getoond als de contactschakelaar in
de stand ON wordt gezet en duidt
aan dat het dodehoeksysteem is uit-geschakeld.
Blind Spot System Off (Dodehoek- systeem niet beschikbaar) — Dit
bericht wordt getoond als het sys-
teem voor dodehoekbewaking
(BSM) tijdelijk niet beschikbaar is
wegens een geblokkeerde sensor,
elektromagnetische storing of an-
dere 'tijdelijke' omstandigheid. Als
dit bericht wordt getoond, gaan de
pictogrammen in de beide buiten-
spiegels branden. Als er sprake is
van een elektromagnetische sto-
ring, gaat alleen het pictogram aan
de kant van de storing branden tot-
dat de storing voorbij is.
Service Blind Spot System (Onder- houd dodehoeksysteem) — Dit be-
richt wordt getoond als het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM)
permanent niet beschikbaar is. De
bestuurder ontvangt in dat geval
een bericht van het EVIC en de
BSM-waarschuwing gaat perma- nent branden in beide buitenspie-
gels. Neem contact op met een er-
kende dealer als u dit berichtontvangt.
Obstacle Detected (Obstakel gede- tecteerd)
Driver Seatbelt Unbuckled (Be- stuurdersgordel niet vastgegespt)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist. In omstandigheden waarbij
alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten
waarbij alleen met lage snelheid
wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelings-
systeem nooit de vereiste omstan-
digheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich
voordoet, verschijnt het bericht
"Exhaust System Regeneration Re-
quired Now" (regeneratie van het
uitlaatsysteem nu vereist) in het
EVIC. Door met uw voertuig op
snelweg te rijden gedurende ten-
minste 30 minuten verhelpt u het
probleem in het roetfiltersysteem
doordat de opgevangen roetdeeltjes
nu worden verwijderd, zodat de normale bedrijfsstand van het sys-
teem wordt hersteld.
Exhaust Service Required (uitlaat- onderhoud vereist) — ga langs bij
de dealer. De motor wordt gelimi-
teerd om permanente schade aan
het nabehandelingssysteem te voor-
komen. Als deze omstandigheid
zich voordoet, moet u uw voertuig
voor onderhoud naar uw plaatse-
lijke erkende dealer brengen.
Exhaust System — Regeneration Completed (Uitlaatsysteem — Re-
generatie voltooid). Dit bericht
duidt aan dat het automatisch rei-
nigen van het roetfilter (DPF) is
voltooid. Als dit bericht wordt ge-
toond, klinkt er één geluidssignaal
om u te informeren over deze toe-stand.
Exhaust System — Regeneration In Process (Uitlaatsysteem — Regene-
ratie bezig). Dit bericht duidt aan
dat het roetfilter (DPF) momenteel
automatisch wordt gereinigd.
Handhaaf de huidige rijomstandig-
heden totdat het regenereren is vol-tooid.
189
Setup" (Systeeminstellingen) wordt
gemarkeerd in het hoofdmenu van het
EVIC. Druk vervolgens op de toets
SELECTEREN om het submenu Sys-
teeminstellingen te openen. Druk kort
op de toets OMHOOG of OMLAAG
om een van de volgende functies te
selecteren:
Language (Taal) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u een van de vijf
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten). Gebruik in
dit scherm de toetsen OMHOOG of
OMLAAG om door de beschikbare ta-
len te bladeren. Druk op de toets SE-
LECTEREN om English (Engels),
Spaans (Español) of Frans (Français)
te kiezen. Alle verdere informatie
wordt getoond in de taal van uwkeuze.
Nav–Turn By Turn (navigatie van
afslag naar afslag) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie gekozen heeft,
zal het navigatiesysteem u, door mid-
del van gesproken aanwijzingen, kilo-meter na kilometer en afslag na afslag
langs de gekozen route begeleiden tot-
dat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u
herhaald kort op de toets SELECTE-
REN, totdat een vinkje naast de func-
tie verschijnt, waarmee aangegeven
wordt dat het systeem geactiveerd is,
of totdat het vinkje verdwijnt waar-
mee wordt aangegeven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
Enable/Disable the Rear Park
Assist System (Parkeersensoren
achter in-/uitschakelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de versnellingspook in de ach-
teruitversnelling staat en de snelheid
lager is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF) via het EVIC. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-
keld. Raadpleeg "Rear Park Assist
System" (parkeersensoren achter) in
"Functies van uw auto begrijpen"
voor meer informatie over de werking
en bediening.
Auto Unlock Doors (Portieren
automatisch ontgrendelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u ON selecteert, worden alle por-
tieren ontgrendeld zodra de auto stopt
en de transmissie in de parkeerstand
of neutraal is geschakeld. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de toets SELECTEREN, totdat een
vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgescha-keld.
Remote Unlock Sequence
(Volgorde bij ontgrendelen met
afstandsbediening) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u
Driver Door 1st Press (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
198
ding te raadplegen. Bediening van
iPod®/USB/MP3 is alleen be-
schikbaar voor bepaalde
uitvoeringen/markten met dezeradio's.
Met deze functie kan een iPod® of
extern USB-apparaat worden aange-
sloten op de USB-poort in het hand-schoenenkastje.
iPod® regeling is compatibel met
mini-, 4G-, foto-, nano-, 5G-, iPod®
en iPhone® apparaten. Sommige ver-
sies van de iPod® software zijn moge-
lijk niet volledig compatibel met de
iPod® functies. Ga in dat geval naar
de website van Apple om de recentste
softwareversies te downloaden. OPMERKING:
Wanneer de radio is voorzienvan een USB-poort, raadpleeg
dan de desbetreffende gebrui-
kershandleiding van
Uconnect™ multimediaradio
voor de mogelijke ondersteu-
ning van iPod® of externe USB-apparaten.
Wanneer u een iPod® of elektro- nisch audio-apparaat aansluit op de AUX-poort op het voorpa-
neel van de radio, kunt u wel
media afspelen, maar kan de
iPod®/MP3functie voor het be-
dienen van het aangesloten ap-
paraat niet worden gebruikt.
De iPod® of het externe
USB-apparaat aansluiten
Gebruik de verbindingskabel om een
iPod® of extern USB-apparaat aan te
sluiten op de USB-poort van de auto
in het handschoenenkastje.
Nadat het audio-apparaat is aange-
sloten en synchronisatie met het
iPod®/USB/MP3systeem van de
auto heeft plaatsgevonden (de iPod®
of het externe USB-apparaat heeft
mogelijk enkele seconden nodig om
de verbinding tot stand te brengen), begint het audio-apparaat met opla-
den en is het apparaat gereed voor
gebruik via het indrukken van de ra-
dioknoppen, zoals hierna wordt be-
schreven. OPMERKING:
Wanneer de batterij van het audio-
apparaat volledig leeg is, bestaat
de kans dat er geen communicatie
met het iPod®/USB/MP3systeem
mogelijk is voordat de batterij een
minimum laadniveau heeft be-
reikt. Als het audio-apparaat aan-
gesloten laat op het iPod®/USB/
MP3-systeem in stand laat, kan de
batterij worden opgeladen tot het
vereiste minimum laadniveau.
Gebruik van deze functie
Bij gebruik van een iPod-kabel of ex-
tern USB-apparaat voor aansluiting
op USB-poort:
De audio van het apparaat kan
worden afgespeeld via het audio-
systeem van de auto, terwijl de me-
tagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op
het radiodisplay.
USB-aansluitpoort
203