Voice Command-toetsDe plaats van de toets kan
afhankelijk van de radio
verschillen. De afzonder-
lijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk "Bedie-ning".
De Uconnect™ Phone kan worden ge-
bruikt in combinatie met mobiele te-
lefoons met Bluetooth® Handsfree-
profiel. Het is mogelijk dat sommige
telefoons niet alle functies van de
Uconnect™ Phone ondersteunen.
Raadpleeg de leverancier van uw mo-
biele telefoon of de telefoonfabrikant
voor nadere bijzonderheden.
De UConnect™ Phone is volledig
geïntegreerd in het audiosysteem van
de auto. De geluidssterkte van de
Uconnect™ Phone kan worden inge-
steld met de volumeregelaar van de
radio of, indien aanwezig, via de ra-
diotoetsen op het stuurwiel.
Het display van de radio wordt ge-
bruikt voor visuele meldingen van de
Uconnect™ Phone, zoals "CELL"
(GSM) of beller-ID bij bepaalde ra-dio's. COMPATIBELE TELEFOONS
* Voor het gebruik van de
UConnect™ Phone is een mobiele
telefoon met Bluetooth®
Handsfree-profiel, versie 1.0 of
hoger vereist.
Navigeer door de volgende menu's om
de lijst met compatibele telefoons op
te vragen:
Selecteer het bouwjaar van uw
voertuig
Selecteer het voertuigtype
Selecteer compatibele telefoons on- der de tab Beginnen.
BEDIENING
U kunt gesproken opdrachten gebrui-
ken om de UConnect™ Phone te be-
dienen en door de menu's van de
UConnect™ Phone te navigeren. Na
het merendeel van de prompts van de
Uconnect™ Phone zijn gesproken op-
drachten nodig. U wordt aangespoord
om een specifieke opdracht uit te
spreken en vervolgens wordt u door
de beschikbare opties geleid. Voordat u een gesproken opdracht
geeft, moet u wachten op de piep-
toon, die volgt op de prompt "Ge-
reed" of op een andere prompt.
Voor bepaalde bewerkingen kun- nen samengestelde opdrachten
worden gebruikt. U kunt bijvoor-
beeld in plaats van "Instellen" en
daarna "Telefoonkoppeling" ook
de volgende samengestelde op-
dracht geven: "Instellen telefoon-koppeling".
In de beschrijvingen van de functies in dit hoofdstuk wordt alleen de
samengestelde vorm van de gespro-
ken opdracht vermeld. U kunt de
opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht af-
zonderlijk zeggen, indien dat wordt
gevraagd. U kunt bijvoorbeeld de
samengestelde opdracht "Telefoon-
boek nieuwe invoer" geven, maar u
kunt deze opdracht ook opsplitsen
in de twee gesproken opdrachten
"Telefoonboek" en "Nieuwe in-
voer". Denk eraan dat de
Uconnect™ Phone het beste werkt
wanneer u op een normale toon
89
spreekt, alsof u tegen iemand praat
die een paar meter van u vandaanzit.
Structuur gesproken opdrachten
Zie "Structuur gesproken opdrach-
ten" (Voice tree). Helpopdracht
Als u hulp nodig hebt bij een prompt
of als u wilt weten wat de mogelijkhe-
den zijn bij een bepaalde prompt, zegt
u na de pieptoon "Help". De
Uconnect™ Phone geeft alle opties
voor de prompt weer wanneer u om
hulp vraagt.
Als u de Uconnect™ telefoon na uit-
schakeling opnieuw wilt activeren,
drukt u op de toets
en volgt u de
gesproken prompts voor verdere aan-
wijzingen. Alle sessies met de
UConnect®Phone beginnen met een
druk op de toets
, die zich bij de
bedieningselementen op de radio be- vindt. Annuleeropdracht
U kunt na de pieptoon bij elke prompt
zeggen "Annuleren" waarna u terug-
keert naar het hoofdmenu. In een sommige gevallen brengt het systeem
u echter terug naar het vorige menu.
UConnect™ Phone koppelen aan
(aansluiten op) een mobieletelefoon
Voordat u de UConnect™ Phone kunt
gebruiken, dient u een koppeling tot
stand te brengen met uw compatibele,
met Bluetooth® uitgeruste mobiele
telefoon (raadpleeg het gedeelte
"Compatibele telefoons" voor infor-
matie over het type telefoon).
Om de koppeling tot stand te brengen,
dient u de gebruikshandleiding van
uw mobiele telefoon te raadplegen. De
Uconnect™ website biedt mogelijk
ook gedetailleerde aanwijzingen voor
het koppelen van uw telefoon.
Hieronder volgen algemene aanwij-
zingen voor het koppelen van een te-
lefoon aan de Uconnect™ Phone:
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Tele-
foonkoppeling instellen". Na de prompt en de pieptoon zegt u
"Telefoon koppelen" en volgt u de
gesproken prompts.
Er wordt u gevraagd een pincode van vier cijfers in te spreken, die u
later nodig zult hebben voor toe-
gang tot uw mobiele telefoon. U
kunt een willekeurige pincode van
vier cijfers invoeren. U hoeft deze
pincode niet te onthouden na de
aanvankelijke koppeling.
Om identificatie mogelijk te ma- ken, wordt u gevraagd op de
Uconnect™ Phone een naam voor
uw mobiele telefoon in te voeren.
Voer voor elke gekoppelde mobiele
telefoon een unieke telefoonnaamin.
Vervolgens wordt u gevraagd uw mobiele telefoon een prioriteitscij-
fer tussen 1 en 7 te geven, waarbij 1
de hoogste prioriteit vertegenwoor-
digt. U kunt maximaal zeven mo-
biele telefoons aan de Uconnect™
Phone koppelen. Er kan echter
slechts één aangesloten mobiele te-
lefoon tegelijk worden gebruikt met
het Uconnect™systeem. Het prio-
90
riteitssysteem laat de Uconnect™
Phone weten welke mobiele tele-
foon moet worden gebruikt als er
meerdere mobiele telefoons in het
voertuig aanwezig zijn. Als er bij-
voorbeeld twee telefoons, één met
prioriteit 3 en één met prioriteit 5,
in de auto aanwezig zijn, gebruikt
de Uconnect™ Phone de mobiele
telefoon met prioriteit 3 om te bel-
len. U kunt op elk gewenst ogenblik
een mobiele telefoon met een lagere
prioriteit gebruiken (raadpleeg
"Geavanceerde telefoonverbindin-gen").
Kiezen door het nummer uit tespreken
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Kie- zen".
Het systeem geeft u een prompt om het gewenste nummer in te spre-ken.
U kunt bijvoorbeeld zeggen: "012 34 56 78". De Uconnect™ Phone zal het tele-
foonnummer bevestigen en vervol-
gens het nummer kiezen. Het num-
mer verschijnt bij bepaalde radio's
in het venster.
Bellen door een naam uit tespreken
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Bel- len".
U krijgt een prompt om de naam van de gewenste persoon in te spre-ken.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u de
naam van de persoon die u wilt
bellen. U kunt bijvoorbeeld "Jan
Jansen" zeggen, waarbij Jan Jansen
een eerder opgeslagen naam is in
het UConnect™ Phonebook of in
het gedownloade telefoonboek.
Raadpleeg "Namen toevoegen aan
uw UConnect™ Phonebook" om te
leren hoe u een naam opslaat in hettelefoonboek. De Uconnect™ Phone bevestigt de
naam en kiest vervolgens het bijbe-
horende telefoonnummer, dat bij
sommige radio's mogelijk ook op
het display wordt weergegeven.
Namen toevoegen aan uw
Uconnect™ Phonebook OPMERKING:
Het is niet raadzaam namen aan
het Uconnect™ Phonebook toe te
voegen terwijl de auto rijdt.
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Tele-
foonboek nieuwe invoer".
Na de prompt zegt u de naam van de nieuwe invoer. Het is raadzaam
lange, niet-afgekorte namen te ge-
bruiken, omdat hierdoor de
spraakherkenning wordt verge-
makkelijkt. Zeg bijvoorbeeld "Ro-
bert Smit" of "Robert" in plaats
van "Rob".
Na de prompt voert u de aandui- ding van het nummer in (bijvoor-
beeld "thuis", " werk", "mobiel" of
91
"Alle" gegevens uit het
UConnect™ Phonebook wissen
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Tele-
foonboek alles wissen".
De Uconnect™ Phone vraagt u te bevestigen dat u alle namen en
nummers uit het telefoonboek wilt
verwijderen.
Na die bevestiging worden alle na- men en nummers uit het telefoon-
boek verwijderd.
Merk op dat alleen de namen en nummers uit het telefoonboek in de
huidige taal worden verwijderd.
De automatisch gedownloade tele- foonboekgegevens kunnen niet
worden verwijderd of gewijzigd.
Alle namen in het Uconnect™
Phonebook weergeven
Druk op detoets om te begin-
nen. Na de prompt "Gereed" en de daar-
opvolgende pieptoon zegt u "Tele-
foonboek namen weergeven".
De Uconnect™ Phone geeft alle na- men in het telefoonboek weer, in-
clusief de gedownloade telefoon-
boekgegevens, indien aanwezig.
Als u een van de namen in de lijst wilt bellen, drukt u op de toets
terwijl de gewenste naam
wordt vermeld en zegt u "Bellen".
OPMERKING:
U kunt op dit moment ook de func-
ties "Bewerken" of "Verwijderen"activeren.
De Uconnect™ Phone vraagt u ver- volgens naar de aanduiding van het
nummer dat u wilt bellen.
Het geselecteerde nummer wordt gekozen.
FUNCTIES TELEFOONGESPREKKEN
De volgende functies zijn toegankelijk
via de UConnect™ Phone, indien
deze functies worden ondersteund
door uw mobiele telefoon. Als via uw
mobiele telefoon bijvoorbeeld confe- rentiegesprekken mogelijk zijn, is
deze functie ook toegankelijk via de
UConnect™ Phone. Neem contact op
met uw de provider van uw mobiele
telefoonaansluiting voor informatie
over de beschikbare functies op uwtelefoon.
Een inkomend gesprek
beantwoorden of weigeren — bij
niet in gesprek
Wanneer u op uw mobiele telefoon
wordt gebeld, onderbreekt de
UConnect™ Phone het audiosysteem
van de auto, indien dit is ingescha-
keld, en vraagt u of u de oproep wilt
beantwoorden. Druk op de
toets
om het gesprek te beantwoorden. Om
het gesprek te weigeren, houdt u de
toets ingedrukt tot u een pieptoon
hoort die aangeeft dat het inkomende
gesprek is geweigerd.
Een inkomend gesprek
beantwoorden of weigeren — bij
in gesprek
Als er een nieuwe oproep binnenkomt
terwijl u in gesprek bent, hoort u de-
zelfde netwerktonen voor een wissel-
gesprek als op uw mobiele telefoon.
Druk op de
toets om het huidige
94
gesprek in de wacht te zetten en de
inkomende oproep te beantwoorden. OPMERKING:
De huidige mobiele telefoons die
compatibel zijn met de
UConnect™ Phone, bieden niet de
mogelijkheid een inkomend ge-
sprek te weigeren terwijl een an-
der gesprek wordt gevoerd.
Daarom kan de gebruiker óf het
inkomende gesprek beantwoorden
óf negeren.
Een tweede telefoongesprek
voeren terwijl het huidige gesprek
aan de gang is
Als u wilt bellen terwijl u al een ander
gesprek voert, drukt u op de toets
en zegt u "Kiezen" of "Bellen",
gevolgd door het telefoonnummer dat
u wilt bellen of de naam uit het tele-
foonboek. Het eerste gesprek wordt in
de wacht gezet terwijl het tweede ge-
sprek aan de gang is. Raadpleeg "Tus-
sen gesprekken heen en weer schake-
len" voor informatie over het
teruggaan naar het eerste gesprek.
Raadpleeg "Vergadergesprek" voor
informatie over het combineren van
twee gesprekken. Een gesprek in de wacht zetten /
uit de wacht halen
Om een gesprek in de wacht te zetten,
drukt u op de toets
tot u één
enkele pieptoon hoort. Dit geeft aan
dat het gesprek in de wacht is gezet.
Om het gesprek uit de wacht te zetten
houdt u de
toets ingedrukt tot u
één enkele pieptoon hoort.
Tussen gesprekken heen en weer schakelen
Als er twee gesprekken gaande zijn
(één actief en de andere in de wacht),
houdt u de toets
ingedrukt tot u
één enkele pieptoon hoort waarmee
aangegeven wordt dat de status van
de twee gesprekken (één actief en de
andere in de wacht) is gewisseld. Er
kan slechts één gesprek tegelijk in de
wacht gezet worden.
Vergadergesprek
Als er twee gesprekken gaande zijn
(één actief en de andere in de wacht)
houdt u de toetsingedrukt tot u
twee pieptonen hoort waarmee wordt
aangegeven dat de twee gesprekken
samengevoegd zijn tot één vergader-
gesprek. Driewegsgesprekken
Als u een driewegsgesprek wilt star-
ten, drukt u tijdens een gesprek op detoets
en belt u het tweede num-
mer, zoals wordt beschreven in "Een
tweede telefoongesprek voeren terwijl
het huidige gesprek aan de gang is".
Nadat het tweede gesprek tot stand is
gekomen, houdt u de toets
inge-
drukt totdat u twee pieptonen hoort,
die aanduiden dat de twee gesprekken
zijn samengebracht in één vergader-
gesprek.
Gesprek beëindigen
Om een actief gesprek te beëindigen,
drukt u kort op de toets
. Alleen
het actieve gesprek (de actieve ge-
sprekken) wordt beëindigd en als er
een gesprek in de wacht is gezet wordt
dit het nieuwe actieve gesprek. Als het
actieve gesprek door de andere beller
wordt beëindigd, wordt het gesprek in
de wacht mogelijk niet automatisch
actief. Dit hangt af van de mobiele
telefoon. Om het gesprek uit de wacht
te zetten houdt u de
toets inge-
drukt tot u één enkele pieptoon hoort.
95
Redial (Opnieuw kiezen)
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Op-
nieuw kiezen".
De UConnect™ Phone belt het laatst gekozen nummer op uw mo-
biele telefoon.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat dit niet het
laatste nummer is dat u via de
Uconnect™ Phone hebt gekozen.
Voortzetting telefoongesprek
De functie Voortzetting telefoonge-
sprek maakt het mogelijk een tele-
foongesprek via de UConnect™
Phone voort te zetten nadat de con-
tactschakelaar naar de stand OFF is
gedraaid. De functie Voortzetting te-
lefoongesprek is in drie versies ver-
krijgbaar in het voertuig:
Nadat het contact is uitgeschakeld, kunt u het gesprek voortzetten via
de Uconnect™ Phone totdat het
wordt beëindigd, totdat een voer-
tuigspecifieke tijd verstrijkt, of tot- dat de accu van de auto dermate
leeg is dat het gesprek via de
Uconnect™ Phone moet worden
doorgeschakeld naar de mobiele te-lefoon.
Nadat de contactsleutel in de stand OFF is gedraaid, kunt u een ge-
sprek gedurende een bepaalde tijd
voortzetten via Uconnect™ Phone,
waarna het gesprek automatisch
wordt doorgeschakeld naar de mo-
biele telefoon.
Een actief gesprek wordt automa- tisch doorverbonden naar de mo-
biele telefoon nadat het contact
wordt uitgeschakeld.
FUNCTIES VAN
UCONNECT™ PHONE
Taalkeuze
Taal van de Uconnect™ Phone wijzi-gen:
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daarop volgende pieptoon spreekt u
de naam in van de taal die u wilt
gebruiken (Engels, Nederlands, Frans, Duits, Italiaans of Spaans,
indien aanwezig).
Blijf de prompts van het systeem volgen om de taalkeuze te vol-tooien.
Nadat u een taal heeft geselecteerd,
worden alle prompts en gesproken op-
drachten in die taal uitgevoerd. OPMERKING:
Nadat u de taal van de Uconnect™
Phone hebt gewijzigd, is alleen het
telefoonboek met 32 namen be-
schikbaar dat bij de nieuwe taal
hoort. De gekoppelde telefoon-
naam is niet specifiek voor de taal
en kan voor alle talen worden ge-bruikt.
Raadpleeg "Vertaling opdrachten"'
aan het einde van dit hoofdstuk voor
de vertaling van opdrachten en an-
dere opdrachten in de ondersteundetalen.
Hulp in noodsituaties (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u zich in een noodsituatie bevindt
en de mobiele telefoon is binnen
handbereik:
96
Pak de telefoon en kies zelf het lo-kale nummer voor noodgevallen.
Als de telefoon niet binnen handbe-
reik is, maar de UConnect™ Phone
wel is ingeschakeld, kunt u het num-
mer voor noodgevallen als volgt bel-len:
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed'' en de daarop volgende pieptoon zegt u
''Noodgeval''. Vervolgens zal de
UConnect™ Phone aan de gekop-
pelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
OPMERKING:
Het standaardnummer is 112. Het is mogelijk dat het gekozen
nummer niet van toepassing is
op de beschikbare mobiele tele-
foonservice en de regio waar u
zich bevindt.
Sommige systemen bieden de mogelijkheid het alarmnummer,
indien ondersteund, in te stel-
len. Druk hiertoe op de toets
en zeg "Instellen", gevolgd door "Noodgeval". Wanneer u via de UConnect™
Phone belt, is de kans dat de
oproep tot stand wordt gebracht
iets kleiner dan wanneer u
rechtstreeks via de mobiele tele-
foon belt.
WAARSCHUWING!
Als u het Uconnect™ Phonesysteem
wilt gebruiken bij noodgevallen,
moet uw mobiele telefoon:
zijn ingeschakeld,
zijn gekoppeld aan hetUconnect™systeem,
en een netwerkdekking hebben.
Hulp bij pech (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u pechhulp nodig heeft:
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "pech- hulp".
OPMERKING:
Het nummer voor pechhulp moet
vóór gebruik worden ingesteld. Als
u dit nummer wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u "instellen,
pechhulp" en volgt u de prompts. Paging
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het oproepen via een pieper. Het op-
roepen via een pieper werkt correct,
behalve bij piepers van sommige fir-
ma's die iets te vroeg uitgaan om goed
samen te werken met de Uconnect™Phone.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het beluisteren van uw voicemail.
Werken met automatische systemen
Deze methode wordt gebruikt in situ-
aties waarin normaal gesproken cij-
fers moeten worden ingedrukt op het
toetsenbord van de mobiele telefoon
tijdens het navigeren door een geau-
tomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt de Uconnect™ Phone gebrui-
ken voor toegang tot uw voicemail of
een geautomatiseerde service, zoals
een oproepservice voor piepers of een
geautomatiseerde klantenservice. Bij
97
sommige diensten moet onmiddellijk
een respons worden gegeven. In een
aantal gevallen is het mogelijk dat
deze respons niet snel genoeg kan
worden gegeven via de UConnect™Phone.
Wanneer u via de Uconnect™ Phone
een nummer belt waarvoor u normaal
gesproken een serie toetsen op uw mo-
biele telefoon moet indrukken, kunt u
de toets
indrukken en de serie
inspreken die u wilt invoeren, gevolgd
door het woord "Zenden". Als u bij-
voorbeeld uw pincode en daarna een
hekje (3 7 4 6 #) moet invoeren, kunt
u op de toets
drukken en ver-
volgens zeggen: "3 7 4 6 hekje zen-
den". Het inspreken van een nummer
of een serie nummers, gevolgd door
"zenden" kan ook worden gebruikt
om door de menustructuur van een
geautomatiseerd klantencentrum te
navigeren of een nummer achter te
laten op een pieper.
U kunt ook de opgeslagen namen en
nummers in het Uconnect™ Phone-
book verzenden als tonen, zodat u
snel en gemakkelijk toegang krijgt tot
voicemail en piepers. Om deze functie te gebruiken, kiest u het nummer dat
u wilt bellen en drukt u vervolgens opde
toets en zegt "zenden". Het
systeem geeft u een prompt voor de
naam of het nummer en u zegt de
naam uit het telefoonboek die u wilt
zenden. De UConnect™ Phone zal
vervolgens het telefoonnummer dat
aan deze naam is gekoppeld, via de
telefoon verzenden als tonen. OPMERKING:
Het is mogelijk dat u wegens de netwerkconfiguratie van de mo-
biele telefoon niet alle tonen
kunt horen, dit is echter nor-maal.
Sommige leveranciers van pieper- en voicemaildiensten
hebben een uitschakeltijd die te
kort is waardoor deze functie
niet bruikbaar is.
Onderbreken — prompts negeren
De toets "spraakherkenning" kan
worden gebruikt als u een deel van
een prompt wilt overslaan en de ge-
sproken opdracht onmiddellijk wilt
geven. Als bijvoorbeeld de prompt
"Wilt u een telefoon koppelen, an- nule…," klinkt, kunt u de toets
indrukken en zeggen "Een telefoon
koppelen" om die optie te selecteren
zonder dat u naar de rest van de
prompt hoeft te luisteren.
Controlevragen in- of uitschakelen
Als u de controlevragen uitschakelt,
bevestigt het systeem uw keuzes niet
meer (de Uconnect™ Phone zal bij-
voorbeeld het telefoonnummer niet
herhalen voordat u een oproep acti-veert).
Druk op de
toets om te begin-
nen.
Na de prompt "Gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u:
"Controlevragen inschakelen in-
stellen"
"Controlevragen uitschakelen instellen"
Indicatoren voor telefoon- en netwerkstatus
De Uconnect™ Phone meldt de status
van uw telefoon en netwerk wanneer
u probeert een oproep tot stand te
brengen via Uconnect™, indien uw
98