116
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel een versnelling in (de 1e
als de weg omhoog loopt, de ach-
teruit als de weg omlaag loopt) en
zet de voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,
blokkeer de wielen dan met stenen of
wiggen. Het verdient aanbeveling om
niet lang met een wiel op of tegen het
trottoir geparkeerd te staan. Laat de
contactsleutel nooit in stand MAR
staan omdat hierdoor de accu ont-
laadt en neem bovendien de sleutel al-
tijd uit het contactslot als u de auto
verlaat.
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet
u de hendel omhoog trekken zodat de
auto blokkeert.
Op een vlakke ondergrond hoort de
auto geblokkeerd te zijn als de hand-
rem vier of vijf tanden is aangetrok-
ken. Op sterke hellingen en bij een be-
laden auto moet de handrem negen of
tien tanden worden aangetrokken. BELANGRIJK Als dit niet het geval
is, laat dan het Lancia Servicenetwerk
de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de
contactsleutel in stand MARstaat,
gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❒trek de hendel iets omhoog en
druk op de ontgrendelknop A-fig.
1;
❒houd de knop Aingedrukt en laat
de hendel zakken. Het lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het be-
dienen van de handrem het rempe-
daal worden ingetrapt.
BELANGRIJK Als u bemerkt dat de
handrem aan het einde van zijn slag
dicht bij de rand van de tunnelconsole
komt, wendt u dan tot het Lancia
Servicenetwerk om de handrem af te
laten stellen.
fig. 1L0D0149m
Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het con-
tactslot als u de auto ver-
laat en neem de sleutel mee.
122
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde
maat hebben als de standaard gele-
verde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u ad-
viseren welke band het meest geschikt
is voor het doel waarvoor u deze wilt
gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de
bandenspanning en het type winter-
banden exact aan de gegevens die
staan vermeld in de paragraaf „Wie-
len” in het hoofdstuk „Technische
gegevens”.
De specifieke eigenschappen van win-
terbanden verminderen aanzienlijk
als de profieldiepte minder is dan
4 mm. In dat geval is het veiliger ze
te vervangen.Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wan-
neer er lange afstanden op de snelweg
worden gereden, minder dan die van
de standaard gemonteerde banden.
Beperk het gebruik van winterbanden
tot die omstandigheden waarvoor ze
zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden
gebruikt waarvan de maximum toe-
gestane snelheid lager is dan de top-
snelheid van de auto (met een marge
van 5%), dan dient u in het interieur
van de auto een voor de bestuurder
duidelijk zichtbaar waarschuwings-
plaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die
winterbanden wordt gereden (over-
eenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen de-
zelfde banden (zelfde merk en pro-
fieldiepte) voor meer veiligheid tijdens
het rijden en remmen en voor een be-
tere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden
niet om.
Bij winterbanden met de
indicatie „T” geldt een
maximum snelheid van 190 km/h.
Deze maximum snelheid is in
overeenstemming met de huidige
wetgeving.
ATTENTIE
126
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast het branden van het lampje,
verschijnt er – afhankelijk van het
type instrumentenpaneel – ook een
specifiek bericht en/of klinkt er een
akoestisch signaal. Deze meldingen
zijn beknopt en uit voorzorg en moe-
ten als een aanvulling worden gezien
en niet als alternatief voor de infor-
matie in dit instructieboekje. Wij ra-
den u daarom aan dit instructieboekje
goed door te lezen. Houdt u bij een
storing altijd aan de aanwijzingen die
in dit hoofdstuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen
die op het display verschijnen, zijn
onderverdeeld in twee categorieën:
ernstige storingen en minder ernstige
storingen.
De ernstige storingen worden „cy-
clisch” weergegeven en herhaald totdat
de oorzaak van de storing is verholpen.
De minder ernstige storingen worden
een bepaalde tijd „cyclisch” weerge-
geven.
U kunt de weergavecyclus van beide
categorieën onderbreken door op de
knop MODE te drukken. Het lampje
op het instrumentenpaneel blijft bran-
den, totdat de oorzaak van de storing
is verholpen.TE LAAG REMVLOEI -
STOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder
het minimum niveau is gedaald, bij-
voorbeeld door lekkage in het rem-
systeem.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de hand-
rem wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u ook
een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens
het rijden gaat branden, controleer dan
of de handrem niet is aangetrokken.
STORING AIRBAG
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden,
geeft dit een storing in het airbagsys-
teem aan.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
¬
Als het lampje xtijdens
het rijden gaat branden
(op het display verschijnt ook een
melding), stop dan onmiddellijk en
wendt u tot het Lancia Servicenet-
werk.
ATTENTIE
127
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Lancia Servicenet-
werk om het systeem direct te la-
ten controleren.
Een defect lampje
¬wordt
weergegeven doordat het
lampje voor de uitgeschakelde fron-
tairbag aan passagierszijde “
langer dan de normale 4 seconden
knippert. Daarnaast worden de
airbags aan passagierszijde (fron-
tairbag en zij-airbag – indien aan-
wezig) automatisch uitgeschakeld.
In dit geval kan het lampje
¬geen
storingen in de airbag-/gordel-
spannersystemen aangeven. Voor-
dat u verder rijdt, dient u contact
op te nemen met het Lancia Servi-
cenetwerk om het systeem direct te
laten controleren.
ATTENTIE
ATTENTIE
TE HOGE KOEL VLOEI-
STOFTEMPERATUUR
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de mo-
tor te warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten
de volgende maatregelen worden ge-
nomen:
❒
bij normale rij-omstandigheden:stop de auto, zet de motor uit en
controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet
onder het MIN-merkteken staat.
Als dit wel het geval is, wacht dan
enkele minuten zodat de motor
kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop,
vul koelvloeistof bij en controleer
of de koelvloeistof tussen het MIN-
enMAX-merkteken staat. Con-
troleer ook of er geen vloeistof
weglekt. Als bij het starten van de
motor het lampje opnieuw gaat
branden, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
u
❒Als de auto onder zware bedrijf-
somstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts
trekken van een aanhanger of met
volbeladen auto): verlaag de snel-
heid en breng, als het lampje blijft
branden, de auto tot stilstand.
Wacht 2 tot 3 minuten met draai-
ende motor en geef iets gas voor
een snellere circulatie van de koel-
vloeistof. Zet vervolgens de motor
uit. Controleer het vloeistofniveau
zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsom-
standigheden is het raadzaam de mo-
tor enkele minuten te laten draaien
met iets ingetrapt gaspedaal voordat
u de motor uitzet.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
ACCU WORDT
NIET VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven zodra de motor is aange-
slagen (als de motor stationair draait,
kan het lampje iets vertraagd doven).
Als het lampje blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
w
Kwaliteitsverlies van de motorolie wordt
versneld door:
– overwegend stadsgebruik van het voer-
tuig, waardoor de frequentie van het re-
generatieproces van het DPF toeneemt
– gebruik van het voertuig voor korte
trajecten, waardoor de motor de bedrijf-
stemperatuur niet kan bereikene
– herhaalde onderbrekingen van het re-
generatieproces, aangegeven door het
branden van het DPF-lampje.
128
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
BRANDEN CONTINU:
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK
(rood)
KNIPPEREN: OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE (alleen Multijet-
uitvoeringen met DPF - rood)
Als de contactsleutel op MARwordt
gezet, gaat het lampje branden; direct
na het aanslaan van de motor moet het
lampje doven.
Te lage motoroliedruk
Het lampje brandt continu (voor be-
paalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien) en verschijnt er een bericht
op het display wanneer het systeem
detecteert dat de motoroliedruk te laag
is.
v
Als het lampje vtijdens
het rijden gaat branden
(op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display),
zet dan onmiddellijk de motor uit
en wendt u tot het Lancia Service-
netwerk
ATTENTIE
Als het lampje gaat bran-
den, moet de oude motoro-
lie zo snel mogelijk, en ieder geval
binnen 500 km nadat het lampje is
gaan branden, worden ververst.
Als deze informatie niet in acht
wordt genomen, kan dit ernstige
schade aan de motor en het verval-
len van de garantie tot gevolg heb-
ben. Het knipperen van dit lampje
heeft niets te maken heeft met de
hoeveelheid olie in de motor; wan-
neer het lampje gaat knipperen
moet u dus absoluut geen olie aan
de motor toevoegen.
ATTENTIE
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(alleen Multijet-uitvoeringen met
DPF)
Het lampje knippert en er verschijnt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten,
waar voorzien) een bericht op het dis-
play. Afhankelijk van de uitvoering kan
het lampje op een van de volgende wij-
zen knipperen:
– gedurende 1 minuut om de twee uur;
– tot de olie wordt ververst, waarbij het
lampje om de 3 minuten 5 seconden uit
blijft.
Na de eerste melding blijft het lampje na
iedere start knipperen op de eerder be-
schreven wijzen zolang de motorolie niet
is ververst. Er verschijnt een bijbeho-
rende melding op het display (voor be-
paalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien).
Als dit lampje gaat knipperen betekent
dit niet dat er sprake is van een defect
aan het voertuig, maar wordt de klant
gewaarschuwd over het feit dat het nor-
male gebruik van het voertuig heeft ge-
leid tot de noodzaak van olieverversing.
129
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACH-
TIGING „DUALDRIVE”
(rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Als het lampje blijft branden, werkt
de elektrische stuurbekrachtiging niet
meer en is meer kracht nodig voor het
draaien van het stuur: wendt u tot het
Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
g
NIET GOED
GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Als een of meerdere portieren
of de achterklep niet goed gesloten
zijn, gaat het lampje branden (bij be-
paalde uitvoeringen).
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
Als de auto in beweging is met geo-
pende portieren of achterklep, dan
klinkt er een akoestisch signaal.
´
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS
(rood)(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het lampje op het instrumentenpaneel
gaat continu branden als bij stilstaande
auto de veiligheidsgordel aan bestuur-
derszijde niet goed is omgelegd. Als de
auto rijdt en de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde is niet goed omgelegd,
dan gaat het lampje knipperen en
klinkt tegelijkertijd een akoestisch sig-
naal (zoemer). Het akoestische signaal
(zoemer) van het SBR-systeem (Seat
Belt Reminder) kan permanent worden
uitgeschakeld door het Lancia Service-
netwerk. Het systeem kan weer worden
geactiveerd via het setup-menu.<
>
STORING EBD
(rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor tegelijker-
tijd de waarschuwingslampjes xen>
gaan branden, dan is er een storing in
het EBD-systeem of is het systeem niet
beschikbaar; in dat geval kunnen bij
hard remmen de achterwielen vroegtij-
dig blokkeren waardoor de auto kan
slippen. Rijd direct zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Lancia Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
x
STORING
INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING MOTOR MA-
NAGEMENTSYSTEEM
EOBD (benzine-
uitvoeringen – geel)
Storing in inspuitsysteem
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
moet doven nadat de motor is aange-
slagen.
Als het lampje blijft branden of tij-
dens het rijden gaat branden, dan
duidt dit op een storing in het in-
spuitsysteem. Dit kan tot gevolg heb-
ben dat de prestaties verminderen, de
auto slechter gaat rijden en het brand-
stofverbruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Wendt u in dit geval zo snel mo-
gelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
U
130
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTENAls u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
Ugaat niet bran-
den of het gaat branden of
knipperen tijdens het rijden (er ver-
schijnt ook een melding op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk. De
werking van het lampje
Ukan met
speciale apparatuur door de ver-
keerspolitie gecontroleerd worden.
Houdt u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
AIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Het lampje “brandt als de frontair-
bag aan passagierszijde is uitgescha-
keld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
in stand MARdraait, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden branden en
vervolgens 4 seconden knipperen.
Hierna moet het lampje doven.
“
Een defect lampje “wordt
aangegeven door het bran-
den van het lampje
¬. Bovendien
worden de airbags aan passagiers-
zijde (frontairbag en zij-airbag –
indien aanwezig) automatisch uit-
geschakeld. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met het
Lancia Servicenetwerk om het sys-
teem direct te laten controleren.
ATTENTIE
❒knipperend: duidt op een mogelijke
beschadiging van de katalysator
(zie „EOBD-systeem” in het hoofd-
stuk „Dashboard en bediening”).
Als het lampje knippert, moet het gas-
pedaal worden losgelaten zodat de
motor met lage toerentallen draait en
het lampje niet meer knippert; u kunt
met matige snelheid doorrijden waar-
bij rij-omstandigheden moeten wor-
den vermeden die kunnen leiden tot
het opnieuw gaan knipperen van het
lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk. Storing motormanagementsysteem
EOBD
Als u onder normale omstandigheden
de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na
het starten van de motor moet het
lampje doven. Het lampje gaat eerst
branden om de juiste werking ervan
aan te geven. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat
branden:
❒continu branden: duidt op een de-
fect in het inspuit-/ontstekingssys-
teem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toe-
neemt, de prestaties verminderen,
de auto slechter gaat rijden en het
brandstofverbruik toeneemt.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Als lang met een brandend waar-
schuwingslampje wordt doorgereden,
kunnen beschadigingen ontstaan.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Het lampje dooft
als de storing verdwijnt. De storing
wordt door het systeem in het geheu-
gen opgeslagen.
131
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
STORING ABS
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het sys-
teem defect of niet beschikbaar is. In
dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig verder en wendt u zo snel mogelijk
tot het Lancia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
>
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 6/7 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
WAARSCHUWING Als het waarschu-
wingslampje knippert, dan is er een
storing in het systeem. Wendt u in dit
geval tot het Lancia Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren.
K
VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
STORING VOORGLOEI-
INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen
– geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies
de vooraf ingestelde temperatuur heb-
ben bereikt. Start de motor, zodra het
lampje gedoofd is.
WAARSCHUWING Bij een hoge bui-
tentemperatuur kan het lampje zeer
kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een
storing is in de voorgloei-installatie.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
m
WATER IN
BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG (Multijet-
uitvoeringen – geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje cgaat branden als er wa-
ter in het dieselfilter zit.
Op het display verschijnt de bijbeho-
rende melding.
c
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en
de motor kan onregelmatig
gaan draaien. Als het lampje cgaat
branden (er verschijnt ook een mel-
ding op het display), wendt u dan zo
snel mogelijk tot het Lancia Servi-
cenetwerk om de condens te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het
tanken gaat branden, bestaat de mo-
gelijkheid dat er tijdens het tanken
water in de brandstoftank is geko-
men: zet in dat geval onmiddellijk de
motor uit en wendt u tot het Lancia
Servicenetwerk.