51
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Druk op de knop C-fig. 59om deze
functie in te schakelen: het lampje op
de knop gaat branden als deze func-
tie wordt ingeschakeld.
De functie is tijdgeschakeld en wordt
na een bepaalde tijd automatisch uit-
geschakeld. U kunt de verwarming
eerder uitschakelen door nogmaals de
knopCin te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of an-
dere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van
de achterruit, om beschadiging van de
achterruitverwarming te voorkomen.Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 59in stand
Úte zetten;
❒draai de knop Brechtsom om de
temperatuur te verhogen;
❒draai de knop Alinksom om de
aanjagersnelheid te verlagen.
ONDERHOUD
VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditio-
ning 1 keer per maand gedurende
10 minuten in. Laat voor het zomer-
seizoen de werking van de aircondi-
tioning door het Lancia Servicenet-
werk controleren. AIRCONDITIONING
(koeling en ontvochtiging)
Ga als volgt te werk:
❒draai de knopB-fig. 59in het
blauwe gebied om de temperatuur
in te stellen;
❒draai de knop Aop de gewenste
snelheid;
❒draai de knop Ein stand
«;
❒draai de knop Fin stand
….
❒druk op de knop D
√(het lampje
op de knop gaat branden).
65
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
In stand Ewerken de ruitenwissers,
zolang u de hendel met de hand in
deze stand houdt. Als u de hendel lo-
slaat, springt deze direct weer in stand
Aen schakelen de ruitenwissers auto-
matisch uit.
BELANGRIJK Vervang de wisserbla-
den volgens de aanwijzingen in het
hoofdstuk „Onderhoud en zorg”.REGENSENSOR
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De regensensor bevindt zich achter de
binnenspiegel en staat in contact met
de voorruit. De sensor zorgt ervoor
dat de frequentie van de slagen van
de ruitenwissers automatisch wordt
aangepast aan de hoeveelheid regen
op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de
omgeving van de sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de rechter hendel een stand
naar beneden.
Als de regensensor wordt ingescha-
keld, maken de ruitenwissers 1 slag.
Als u de draaiknop F-fig. 71draait,
kunt u de gevoeligheid van de regen-
sensor verhogen.
Als de gevoeligheid van de regensen-
sor verhoogd wordt, maken de rui-
tenwissers 1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor, wordt
het intelligente wis-/wasprogramma
ingeschakeld, zonder de extra reini-
gingsslag na 5 seconden. Daarna her-
vat de regensensor zijn normale auto-
matische werking. „Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de
ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve
seconde aangetrokken houdt, dan
worden in een beweging de ruiten-
wissers/-sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de
ruitensproeiers onmiddellijk terwijl de
ruitenwissers nog 4 slagen maken.
Na vijf seconden volgt nog een extra
reinigingsslag. Gebruik de ruitenwissers
niet om opgehoopte sneeuw
of ijs van de voorruit te ver-
wijderen. In die omstandig-
heden grijpt, als de ruitenwissers te
zwaar worden belast, de beveiliging
in, die ervoor zorgt dat de ruiten-
wissers enkele seconden worden uit-
geschakeld. Als hierna de werking
niet wordt hervat, wendt u dan tot
het Lancia Servicenetwerk.
fig. 70L0D0074m
68
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet de draaiknop A-fig. 73in stand
OFFof de start-/contactsleutel in
standSTOP. Het systeem schakelt in
de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het rem- of koppelingspedaal
wordt ingetrapt. OPGESLAGEN SNELHEID
VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla ver-
volgens de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (
–)totdat
de nieuwe snelheid is bereikt die
automatisch wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verlaagd (on-
geveer 1 km/h). Als de hendel omlaag
wordt gehouden, verandert de snel-
heid traploos. OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het
rem- of koppelingspedaal, kan de op-
geslagen snelheid op de volgende ma-
nier worden opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snel-
heid ongeveer gelijk is aan de op-
geslagen snelheid;
❒schakel de versnelling in die inge-
schakeld was op het moment van
het opslaan van de snelheid
(vierde of vijfde versnelling);
❒druk op de knop RES B.
OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla ver-
volgens de nieuwe snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (
+).
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt de snelheid iets verhoogd (on-
geveer 1 km/h). Als de hendel om-
hoog wordt gehouden, verandert de
snelheid traploos.
Als de cruise-control tij-
dens het rijden is inge-
schakeld, zet dan nooit de versnel-
lingspook in de vrijstand.
ATTENTIE
Bij een storing of een af-
wijkende werking van de
cruise-control, moet de draaiknop
A in stand OFF worden gezet. Laat
het systeem, na controle van de ze-
kering, door het Lancia Service-
netwerk controleren.
ATTENTIE
84
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
In landen waar op de andere weghelft
wordt gereden, moeten, om tegenlig-
gers niet te verblinden, delen van de
koplamp worden afgedekt (zie voor
de plaats en afmetingen de afbeeldin-
gen). Gebruik voor het afplakken on-
doorzichtige tape. De afbeeldingen
hebben betrekking op de overgang
van een land waar links wordt gere-
den naar een land waar rechts wordt
gereden. Koplampen verstellen fig. 110
De koplampen kunnen worden afge-
steld met de knoppen
enÒop het
dashboard. Op de display wordt de
stand aangegeven.
Stand0– een of twee personen op de
voorstoelen – Stand 1– vijf personen
– Stand 2– vijf personen + bagage –
Stand3– bestuurder + maximale la-
ding in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstel-
ling van de koplampen telkens als het
gewicht van de lading wijzigt.
KOPLAMPEN AANPASSEN AAN
HET BUITENLAND fig. 111-112
De dimlichten zijn afgesteld voor ge-
bruik in het land waarin de auto is
verkocht.
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn be-
langrijk voor het comfort en de vei-
ligheid van uzelf en de overige weg-
gebruikers. Voor optimaal zicht en
zichtbaarheid moeten de koplampen
op de juiste wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot
het Lancia Servicenetwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de
contactsleutel in stand MARstaat en
de dimlichten zijn ingeschakeld. Als
de auto is beladen en achterover helt,
schijnt de lichtbundel meer omhoog.
In dit geval moet de stand van de
koplampen worden gecorrigeerd.
Open het opendak niet als
er allesdragers gemonteerd
zijn.
fig. 110L0D0393mfig. 111L0D0118m
fig. 112L0D0119m
85
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het
remsysteem, voorkomt dat tijdens het
remmen de wielen blokkeren, onge-
acht de conditie van het wegdek en de
pedaaldruk, en verhindert daarmee
het doorslippen van een of meerdere
wielen. Hierdoor blijft de auto be-
stuurbaar, zelfs bij noodstops.
De installatie wordt gecompleteerd
met het EBD-systeem (Electronic Bra-
king Force Distribution) waarmee de
remkracht tussen de voor- en de ach-
terwielen verdeeld wordt.
WAARSCHUWING Voor een maxi-
male werking van het remsysteem is
een inrijperiode van circa 500 km no-
dig: tijdens deze periode moet bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen
worden voorkomen.ACTIVERING
VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt
de bestuurder dit aan een trilling in het
rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzake-
lijk is uw snelheid aan te passen aan de
beschikbare grip op het wegdek.
MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uit-
geschakeld, herkent noodstops (op
basis van de snelheid waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt) en ver-
hoogt de druk in het remcircuit aan-
zienlijk, waardoor het systeem sneller
en krachtiger kan remmen.
WAARSCHUWING Als het Mechani-
cal Brake Assist wordt geactiveerd, is
het mogelijk dat het systeem lawaai
produceert. Dit is normaal. Houd tij-
dens het remmen het rempedaal in ie-
der geval goed ingedrukt.
Als het ABS in werking
treedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan
te passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE
Het ABS maakt zoveel mo-
gelijk gebruik van de be-
schikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde
weggedeelten altijd voorzichtig
worden gereden en mogen er geen
onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-
wingslampje>op het instrumenten-
paneel en verschijnt er een melding
(bepaalde uitvoeringen) op het instel-
bare multifunctionele display (zie het
hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem nor-
maal werken, maar zonder de moge-
lijkheden van het ABS. Rijd voorzich-
tig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Lancia Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-
wingslampjes>enxop het instru-
mentenpaneel en verschijnt er een be-
richt (bepaalde uitvoeringen) op het
multifunctionele display (zie het
hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
86
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlo-
pende diagnose worden uitgevoerd op
die componenten op de auto die van
invloed zijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door
het branden van het lampje
Uop het
instrumentenpaneel en het verschij-
nen van een bericht op het instelbare
multifunctionele display (bepaalde
uitvoeringen – zie hoofdstuk „Lamp-
jes en berichten”) dat de betreffende
componenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem con-
troleren;
❒signaleren wanneer door een storing
de emissies boven de wettelijk vast-
gestelde drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzake-
lijk is defecte componenten te ver-
vangen. In dit geval kunnen bij krachtig rem-
men de achterwielen vroegtijdig blok-
keren waardoor de auto kan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtst-
bijzijnde werkplaats van het Lancia
Servicenetwerk om het systeem te la-
ten controleren.Het systeem beschikt verder nog over
een diagnosestekker die, als deze ver-
bonden is met speciale apparatuur,
het mogelijk maakt, de door de rege-
leenheid opgeslagen storingscodes en
de specifieke parameters voor de
diagnose en werking van de motor, te
lezen. Deze controle kan ook worden
uitgevoerd door de verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van
de storing moet het Lancia Service-
netwerk voor een complete controle
van het systeem, tests uitvoeren op
een testbank en, zo nodig, een proef-
rit maken die eventueel een langere
afstand kan omvatten.
Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het
rempedaal juist goed ingetrapt; op
deze manier hebt u de kortste rem-
weg in relatie tot de conditie van
het wegdek.
ATTENTIE
Als het waarschuwings-
lampjexop het instru-
mentenpaneel gaat branden (bij
bepaalde uitvoeringen verschijnt
op het multifunctionele display ook
een bericht), stop dan onmiddellijk
en wendt u tot het Lancia Service-
netwerk. Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de
werking van zowel het conventio-
nele remsysteem als het ABS in ge-
vaar gebracht.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampjeUgaat niet branden
of het gaat branden of knip-
peren tijdens het rijden (er verschijnt
ook een bericht op het instelbare mul-
tifunctionele display), wendt u dan zo
snel mogelijk tot het Lancia Service-
netwerk. De werking van het lampje
Ukan met speciale apparatuur door
de verkeerspolitie gecontroleerd wor-
den. Houd u aan de wetgeving van het
land waarin u rijdt.
87
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
Autoradio inbouwen
De autoradio moet worden ingebouwd
op de plek van het opbergvak mid-
denonder. De voedingskabels liggen
achter dit opbergvak. Verwijder het
vak door op de aangegeven punten bij
de borgingen te drukken.
AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de
autoradio met CD- of MP3 CD-speler
het supplement dat bij dit instructie-
boekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
(indien aanwezig)
Het pakket bestaat uit:
❒kabels voor voeding van de auto-
radio
❒kabels voor voeding van de luid-
sprekers voor en achter
❒kabel voor voeding van de antenne
❒2 tweeter luidsprekers in de voor-
stijlen met elk een piekvermogen
van 30 W;
❒2 mid-woofer luidsprekers in de
voorportieren, met een diameter
van 165 mm en met elk een piek-
vermogen van 30 W;
❒2 full-range luidsprekers in de
achterportieren, met een diameter
van 165 mm en met elk een piek-
vermogen van 30 W.
fig. 113L0D0120m
Het is raadzaam de autora-
dio en het storingsfilter
door het Lancia Servicenet-
werk te laten installeren.
GSI-SYSTEEMI
(alleen bij
uitvoeringen met
handgeschakelde
versnellingsbak)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Het schakeladvies geeft bij auto’s met
handgeschakelde versnellingsbak aan
de bestuurder aan welke versnelling
hij moet inschakelen (hogere versnel-
ling: shift up, zie fig. aof lagere ver-
snelling: shift down, zie fig. b), via
een speciale aanduiding op het ins-
trumentenpaneel. Dit schakeladvies
wordt gegeven met het oog op het op-
timaliseren van het verbruik en de
rijstijl.
OPMERKING: de aanduiding op het
instrumentenpaneel blijft branden zo-
lang de bestuurder niet schakelt of zo-
lang de rijomstandigheden niet terug-
vallen binnen een dusdanig profiel dat
schakelen niet nodig is om het ver-
bruik te optimaliseren.
fig. a fig. b
88
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
EXTRA
ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto acces-
soires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (autoradio,
anti-diefstalsatellietbewaking enz.), of
accessoires die de elektrische installa-
tie zwaar belasten, wendt u dan tot
het Lancia Servicenetwerk, dat kan
u de meest geschikte installaties aan-
raden uit het Lancia Lineaccessori-
programma en controleren of de elek-
trische installatie van de auto geschikt
is voor het extra stroomverbruik of
dat het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISC
HE SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen
die na aankoop van de auto en binnen
de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het
merkteken: INBOUWVOORBEREIDING
MOBIELE TELEFOON
(indien aanwezig)
De inbouwvoorbereiding voor de tele-
foon die is gekoppeld aan de autora-
dio met CD-speler of MP3 CD-speler,
bestaat uit de volgende onderdelen:
❒antenne met dubbele functie (au-
toradio + mobiele telefoon 900/
1800 MHz) op het dak van de
auto;
❒antennekabel voor de antenne met
dubbele functie en een kabel met
een 10-polige stekker.
De stekker is ingebouwd tussen de
stuurkolom en de middenconsole.
De handsfree kit dient door
u zelf te worden aange-
schaft, omdat de kit ge-
schikt moet zijn voor uw
mobiele telefoon. Wij raden u aan de
microfoon dichtbij het plafond-
lampje voor te monteren.
De antenne is geschikt voor
een zendvermogen tot 20W.
ATTENTIE
Laat de installatie van de
mobiele telefoon en de aan-
sluiting op de inbouwvoorbereiding
in de auto uitsluitend door het Lan-
cia Servicenetwerk uitvoeren. Zo
wordt voorkomen dat de rijveilig-
heid in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE
Let op bij de montage van
spoilers, lichtmetalen vel-
gen en niet standaard wieldoppen:
ze kunnen de ventilatie van de
remmen verminderen en daarmee
hun doelmatigheid tijdens krach-
tig en veelvuldig remmen; bijvoor-
beeld tijdens een lange afdaling.
Controleer bovendien of de slag
van de pedalen niet beperkt wordt
(door matten enz.).
ATTENTIE