90
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Bij een storing in het systeem blijft de
auto mechanisch bestuurbaar. Wendt
u echter zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
WAARSCHUWING De benodigde
stuurkracht kan toenemen bij lang-
durige parkeermanoeuvres; dit is een
normaal verschijnsel om oververhit-
ting van de motor voor de stuurbe-
krachtiging te voorkomen, in deze si-
tuatie zijn er geen reparaties vereist.
Als u de auto een volgende keer weer
gebruikt, zal de stuurbekrachtiging
weer normaal werken.PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbum-
per van de auto en attenderen de be-
stuurder via een repeterend akoestisch
signaal op de aanwezigheid van ob-
stakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch ge-
activeerd als de achteruit wordt inge-
schakeld. Als de afstand tot het ob-
stakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het akoesti-
sche signaal toe.
fig. 114L0D0419m
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de presta-
ties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden ge-
bracht en voldoet de auto niet meer
aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem
worden aangegeven door het branden
van het lampje
gop het instrumen-
tenpaneel (op het multifunctionele
display verschijnt ook een bericht - zie
het hoofdstuk „Lampjes en berich-
ten”).
Zet altijd de motor uit en
verwijder de contactsleutel
uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voor-
dat er onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd, vooral als de
auto met de wielen los van de
grond staat. Als dit niet mogelijk is
(als de sleutel in stand MAR moet
staan of de motor moet draaien),
moet de hoofdzekering van de elek-
trische stuurbekrachtiging worden
verwijderd.
ATTENTIE
97
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-sys-
teem (Seat Belt Reminder), dat be-
staat uit een akoestisch waarschu-
wingssysteem dat, samen met het
knipperende lampje
schuwt als de veiligheidsgordel niet is
omlegd.
De zoemer kan tijdelijk (totdat de mo-
tor wordt uitgezet) op de volgende
wijze worden uitgeschakeld:
❒maak de veiligheidsgordel aan be-
stuurderszijde vast;
❒draai de contactsleutel in stand
MAR;
❒wacht langer dan 20 seconden en
maak dan ten minste een van de
veiligheidsgordels los.
Voor permanente uitschakeling dient
u zich tot het Lancia Servicenetwerk
te wenden.
Het SBR-systeem kan uitsluitend weer
worden ingeschakeld in het setup-
menu (zie de paragraaf „niet omge-
legde veiligheidsgordels” in het hoofd-
stuk „Lampjes en berichten”).HOOGTEVERSTELLING VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS VOOR
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De hoogte van de gordel moet altijd
worden aangepast aan het postuur
van de inzittende: zo wordt de kans
op letsel bij een ongeval aanzienlijk
verkleind.
De gordel is goed afgesteld als hij over
de schouder halverwege tussen nek en
uiteinde van de schouder ligt.
Druk om de hoogte te regelen knop
A-fig. 4van het blokkeermechanisme
in en verplaats tegelijkertijd het beves-
tigingspuntBin de gewenste richting.
Bedenk dat achterpassa-
giers die geen gordel dra-
gen tijdens een ernstig ongeval, niet
alleen zelf aan gevaar worden
blootgesteld maar ook gevaar op-
leveren voor de inzittenden voor.
ATTENTIE
fig. 4L0D0128m
De veiligheidsgordels mo-
gen alleen worden versteld
als de auto stilstaat.
ATTENTIE
Controleer na het afstellen
altijd of de beugel vergren-
deld is in een van de vaste standen.
Laat hiervoor de knop los en trek
de gordel omlaag, zodat het beves-
tigingspunt blokkeert, als dit nog
niet heeft plaatsgevonden.
ATTENTIE
99
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming
zijn de veiligheidsgordels voor van de
auto voorzien van gordelspanners. Dit
systeem trekt bij een heftige botsing de
gordel enige centimeters aan. Op deze
wijze worden de inzittenden veel beter
op hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgor-
del geeft aan dat de gordelspanner in
werking is geweest; de gordel wordt
niet meer opgerold, ook niet als hij
wordt begeleid.De gordelspanner werkt
slechts eenmaal. Als de
gordelspanners hebben gewerkt,
moet u zich tot het Lancia Service-
netwerk wenden om ze te laten ver-
vangen. De geldigheid van het sys-
teem staat vermeld op een plaatje
dat zich in het bovenste dashboard-
kastje aan passagierszijde bevindt:
laat voor het verstrijken van deze
termijn het systeem door het Lan-
cia Servicenetwerk vervangen.
ATTENTIE
Werkzaamheden waarbij
stoten, sterke trillingen of
verhitting (maximaal 100 °C
gedurende ten hoogste 6 uur)
optreden,kunnen de gordelspanners
beschadigen of activeren: bij die om-
standigheden horen niet trillingen
die voortgebracht worden door een
slecht wegdek of door contacten met
kleine obstakels zoals trottoirban-
den. Wendt u altijd tot het Lancia
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Voor een maximale be-
scherming door de gordelspanner
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed aansluit op
borst en bekken.
Er kan een beetje rook ontsnappen.
Deze rook is niet schadelijk en duidt
niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel
onderhoud of smering.
Elke verandering van de oorspronke-
lijke staat zal de doelmatigheid ver-
minderen.
Als de gordelspanner door extreme na-
tuurlijke omstandigheden (bijv. over-
stromingen, vloedgolven) met water en
modder in contact is geweest, dan
moet de spanner worden vervangen.
101
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
HOE U DE
VEILIGHEIDSGORDELS
IN OPTIMALE STAAT HOUDT
❒Zorg dat de gordel goed uitgetrok-
ken en niet gedraaid is; controleer
ook of de oprolautomaat zonder
haperingen werkt.
❒Vervang de gordels na een onge-
val, ook al zijn ze ogenschijnlijk
niet beschadigd. Vervang de gor-
dels ook als de gordelspanners in
werking zijn geweest.
❒U kunt de gordels met de hand
wassen met water en een neutrale
zeep. Spoel ze uit en laat ze in de
schaduw drogen. Gebruik geen bij-
tende, blekende of kleurende mid-
delen. Vermijd het gebruik van alle
chemische producten die het weef-
sel van de gordel kunnen aantasten.
❒Voorkom dat vocht in de oprolau-
tomaat komt: de werking van de
oprolautomaten is alleen gegaran-
deerd, als ze niet nat zijn geweest.
❒Vervang de gordels bij tekenen van
slijtage of beschadigingen.KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
Voor optimale bescherming bij een on-
geval moeten alle inzittenden zittend
reizen en beschermd worden door
goedgekeurde veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgens
richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten
van de Europese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in
verhouding met de rest van het li-
chaam groter en zwaarder dan dat van
volwassenen, terwijl spieren en bots-
tructuur nog niet volledig zijn ontwik-
keld. Daarom moeten kleine kinderen
door andere systemen beschermd wor-
den dan door de veiligheidsgordels.
Als de gordel aan een
zware belasting wordt
blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens
een ongeval), dan moet de gordel
samen met de verankeringen, be-
vestigingspunten en de gordelspan-
ner worden vervangen. Ook als de
schade niet zichtbaar is, dan kan
de gordel toch verzwakt zijn.
ATTENTIE
Iedere gordel dient slechts
ter bescherming van een
enkel persoon: gebruik de gordel
niet voor een kind dat bij een vol-
wassene op schoot zit, waarbij de
gordel beiden zou moeten bescher-
men. Plaats bovendien geen enkel
voorwerp tussen de gordel en het
lichaam van een inzittende.
ATTENTIE
Het is streng verboden
onderdelen van de veilig-
heidsgordels of gordelspanners te
demonteren of open te maken. Werk-
zaamheden aan de veiligheidsgor-
dels en gordelspanners moeten wor-
den uitgevoerd door gekwalificeerd
personeel. Wendt u altijd tot het
Lancia Servicenetwerk.
ATTENTIE
111
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
De zij-airbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veilig-
heidsgordels. Bovendien is het dragen
van veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht in Europa (en in de meeste lan-
den daarbuiten).
BELANGRIJK De inzittende wordt bij
een zijdelingse botsing optimaal door
het systeem beschermd als hij/zij in
de juiste positie in de stoel zit. Hier-
door kan de headbag op de juiste
wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of
zij-airbags kunnen worden geacti-
veerd bij krachtige stoten aan de on-
derzijde van de carrosserie, bijvoor-
beeld bij zware botsingen tegen
drempels of stoepranden of obstakels
op het wegdek, of als de auto terecht
komt in grote gaten of verzakkingen
in het wegdek.
WAARSCHUWING Als de airbag in
werking treedt, ontsnapt een beetje
rook. Deze rook is niet schadelijk en
duidt niet op brand; bovendien kan
het oppervlak van het opgeblazen
kussen en het interieur van de auto
bedekt zijn met een laagje poeder: dit
poeder kan de huid en de ogen irrite-
ren. Als u hiermee in aanraking bent
gekomen, moet u zich met neutrale
zeep en water wassen.Het airbagsysteem heeft een geldig-
heid van 14 jaar voor wat betreft de
pyrotechnische lading en van 10 jaar
voor wat betreft het spiraalmecha-
nisme. Laat voor het verstrijken van
deze termijn het systeem door het
Lancia Servicenetwerk vervangen.
BELANGRIJK Na een ongeval waar-
bij een of meerdere airbags zijn geac-
tiveerd, dient u contact op te nemen
met het Lancia Servicenetwerk om de
geactiveerde airbags te laten vervan-
gen en de werking van het systeem te
laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, repara-
ties en de vervanging van de airbag
moeten door het Lancia Servicenet-
werk worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levens-
duur van uw auto, moet u contact op-
nemen met het Lancia Servicenetwerk
om het systeem buiten werking te la-
ten stellen, bovendien moet bij ver-
koop van de auto de nieuwe eigenaar
op de hoogte gesteld worden van het
gebruik en de instructies, en moet hij
het instructieboekje ontvangen.
BELANGRIJK Het in werking treden
van de gordelspanners, de frontair-
bags en de zij-airbags voor wordt door
de elektronische regeleenheid bepaald,
afhankelijk van het type ongeval. Als
een van deze onderdelen niet in wer-
king treedt, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen
tijdens het opblazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of
de ellebogen uit het raam.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje
¬gaat niet branden of
blijft branden tijdens het rijden,
dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspan-
ners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat
u verder rijdt, dient u contact op te
nemen met het Lancia Servicenet-
werk om het systeem direct te la-
ten controleren.
Bedek de rugleuning van de voor-
stoelen niet met hoezen of kleden
die niet zijn voorbereid op het ge-
bruik met sidebags.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
112
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
Rijd altijd met beide han-
den op de stuurwielrand,
zodat bij het in werking treden van
de airbag, het systeem niet wordt
gehinderd door obstakels. Rijd niet
met voorover gebogen lichaam,
maar ga goed rechtop zitten en
steun tegen de rugleuning. Laat bij
diefstal of een poging tot diefstal,
bij beschadiging of als de auto bij
een overstroming onder water is ge-
weest, het airbagsysteem door het
Lancia Servicenetwerk controleren.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen
op schoot of voor de borst
en houd vooral geen pijp, potlood
enz. in de mond. Bij een ongeval
waarbij de airbag in werking treedt,
kan dit ernstig letsel veroorzaken.
ATTENTIE
De frontairbag treedt in
werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waar-
bij alleen de gordelspanners wor-
den geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen die twee drempelwaar-
den in liggen, treden alleen de gor-
delspanners in werking.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait, gaat
het lampje “(met de frontairbag
aan passagierszijde ingeschakeld)
enkele seconden knipperen, om
u eraan te herinneren dat de air-
bag aan passagierszijde bij een
botsing wordt geactiveerd. Hierna
moet het lampje doven.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet met
water worden afgenomen
of met stoom worden gereinigd
(met de hand of in een automatisch
wasapparaat).
ATTENTIE
De airbag is geen vervan-
ging voor de veiligheids-
gordels, maar een aanvulling. Om-
dat de frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheid, bij zijdelingse
aanrijdingen en als de auto van
achter wordt aangereden of over de
kop slaat, worden in deze gevallen
de inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd. De
gordels moeten dus altijd gedragen
worden.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-
pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
Als de contactsleutel in
stand MAR staat, kunnen,
ook bij uitgezette motor, de airbags
inschakelen als de auto stilstaat en
de auto frontaal wordt aangereden
door een andere auto die met vol-
doende snelheid rijdt. Daarom mo-
gen, ook als de auto stilstaat,
absoluut geen kinderen op de pas-
sagiersstoel voor worden geplaatst.
Als de contactsleutel echter in
stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel veiligheidssys-
teem (airbag of gordelspanners)
geactiveerd; als een systeem niet in
werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
ATTENTIE
114
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektro-
nische startblokkering: zie bij start-
problemen de paragraaf „Lancia
CODE” in het hoofdstuk „Dashboard
en bediening”. Direct na het starten
van de motor, vooral als de auto lan-
gere tijd niet is gebruikt, kan de mo-
tor iets meer geluid produceren. Dit
geluid, dat niet schadelijk is voor de
werking van de motor, wordt veroor-
zaakt door de hydraulische klepsto-
ters: het distributiesysteem op de ben-
zinemotor van de auto, dat bijdraagt
aan een vermindering van de onder-
houdswerkzaamheden.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Ven laat de sleutel los zodra de
motor is aangeslagen.Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOPvoordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet controlelampje
Ysamen
met het waarschuwingslampje Ublijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOPte draaien en
vervolgens weer in stand MAR; als het
lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde
sleutels.
Het is zeer gevaarlijk om
de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor
verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en an-
dere giftige gassen.
ATTENTIE
Het is raadzaam om gedu-
rende de eerste gebruiks -
periode geen maximale
prestaties van uw auto te
verlangen (bijv. snel accelereren,
langdurig rijden met hoge toerental-
len en krachtig remmen).
Laat de contactsleutel niet in
stand MAR staan als de mo-
tor is uitgezet, om te voorko-
men dat de accu ontlaadt.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
niet in stand MARstaan als de motor
is uitgezet.
MULTIJET-MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒zet de versnellingspook in de vrij-
stand;
❒draai de contactsleutel in stand
MAR: op het instrumentenpaneel
gaan de controlelampjes
m,
UenYbranden;
115
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
❒wacht tot de lampjes Yen
m
gedoofd zijn; hoe warmer de mo-
tor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal geheel
in, zonder het gaspedaal in te
trappen;
❒draai de contactsleutel in stand
AV Vdirect nadat het lampje
m
gedoofd is. Als u te lang wacht,
zijn de voorgloeibougies weer af-
gekoeld. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
BELANGRIJK Bij een koude motor
mag het gaspedaal niet worden inge-
trapt als u de contactsleutel in stand
AV Vdraait.
Als de motor bij de eerste poging niet
aanslaat, moet u de sleutel terug-
draaien in stand STOP voordat u op-
nieuw start.
Als met de contactsleutel in stand
MARhet lampje
Yop het instru-
mentenpaneel blijft branden, raden
wij u aan de sleutel in stand STOPte
draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft
branden, probeer het dan met de an-
dere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt
u dan tot het Lancia Servicenetwerk.MOTOR OPWARMEN NA HET
STARTEN (benzine en Multijet)
Ga als volgt te werk:
❒rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en
trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden
u aan te wachten tot de wijzernaald
van de koelvloeistoftemperatuur-
meter begint te bewegen.Als het lampje
mgedu-
rende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of
tijdens een langdurige start-
poging, dan duidt dat op een storing
in het voorgloeisysteem. Als de mo-
tor aanslaat, kunt u de auto op de
gewone manier gebruiken, maar
wendt u zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand STOP
terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de mo-
tor na een zware rit even „op adem”
te laten komen. Zet de motor niet on-
middellijk uit, maar laat hem even
stationair draaien. Hierdoor kan de
temperatuur in de motorruimte dalen.
Probeer auto’s nooit te star-
ten door ze aan te duwen, te
slepen of van een helling af
te laten rijden. Op die wijze
kan er onverbrande brandstof in de
katalysator terechtkomen, waardoor
deze onherstelbaar zal beschadigen.
Gasgeven voordat u de mo-
tor uitzet heeft geen enkel
nut, verspilt brandstof en
is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
niet in stand MARstaan als de motor
is uitgezet.