Page 145 of 218
144
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Het is nodig te weten dat:
❒de krik niet kan worden gerepa-
reerd: bij een defect moet de krik
door een krik van hetzelfde type
worden vervangen;
❒buiten de slinger geen enkel ander
gereedschap op de krik gemon-
teerd mag worden.
L0D0161mfig. 10
Ga voor het verwisselen van een wiel
als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar
het verkeer niet in gevaar wordt
gebracht en in alle veiligheid het
wiel kan worden verwisseld. Zet
de auto zo mogelijk op een vlakke
en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de hand-
rem aan;
❒schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
❒til de bekleding op de vloer van de
bagageruimte op;
❒draai de blokkeerschroef A-fig. 10
los;
❒neem de gereedschaphouder Buit
en zet de houder dicht bij het te
verwisselen wiel;
❒neem het noodreservewiel Cuit;
Page 146 of 218

145
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 11L0D0397m
fig. 12L0D0163m
❒verwijder bij auto’s die zijn uitge-
rust met lichtmetalen velgen het
wieldeksel met behulp van de bij-
geleverde schroevendraaier. Plaats
de schroevendraaier in de daarvoor
bestemde inkeping E- fig. 11, zo-
als in de figuur is aangegeven;❒draai met de bijgeleverde sleutel
E- fig. 12de wielbouten ongeveer
een slag los; schud bij uitvoeringen
met lichtmetalen velgen enige ma-
len aan de bovenkant van de car-
rosserie, waardoor de velg los van
de wielnaaf kan komen;
❒draai de krik F- fig. 13omhoog,
zodat de inkeping Gaan de bo-
venzijde van de krik juist om het
profiel Honder de carrosserie valt
bij punt I(op ongeveer 60 cm
vanaf het midden van het voorwiel
of op 80 cm vanaf het midden van
het achterwiel);
❒waarschuw eventuele omstanders
dat de auto wordt opgekrikt; zorg
ervoor dat ze zich niet in de nabij-
heid van de auto bevinden en de
auto vooral niet aanraken totdat
deze weer geheel op de grond staat;❒plaats de slinger L- fig. 13en krik
de auto omhoog, totdat het wiel
enige centimeters los van de grond
is;
❒draai bij uitvoeringen met een
wieldeksel, de 3 wielbouten los,
waarmee het wieldeksel is beves-
tigd en verwijder het. Draai ver-
volgens de vierde wielbout los en
trek het wiel los;
❒bij uitvoeringen met een geklemd
wieldeksel moet het wieldeksel
voorzichtig worden verwijderd om
beschadiging te voorkomen;
❒zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken van het reser-
vewiel schoon zijn en geen onzui-
verheden bevatten, omdat hierdoor
na verloop van tijd de wielbouten
kunnen loslopen;
L0D0164mfig. 13
Page 147 of 218

146
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
fig. 14L0D0165mfig. 15L0D0166m
❒monteer het reservewiel, waarbij
de gaten M-fig. 14over de cen-
treerpennen Nmoeten vallen;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de vier wielbouten handvast aan;
❒bedien de slinger van de krik zo-
dat de auto zakt, en verwijder de
krik;
❒draai m.b.v. de bijgeleverde sleutel
vervolgens de bouten kruislings in
de aangegeven volgorde geheel
vast, zoals is afgebeeld in de figuur.NORMALE WIEL MONTEREN
Volg de hiervoor beschreven proce-
dure, krik de auto op en demonteer
het noodreservewiel.
Uitvoeringen met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
❒zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het normale
wiel schoon zijn en geen onzuiver-
heden bevatten, omdat hierdoor na
verloop van tijd de wielbouten kun-
nen loslopen;
❒monteer het normale wiel en draai
de eerste wielbout twee slagen in
het gat dat zich het dichtst bij het
ventiel bevindt;❒monteer het wieldeksel, waarbij de
inkeping (op het wieldeksel) moet
samenvallen met het ventiel en
plaats vervolgens de andere drie
wielbouten;
❒druk bij uitvoeringen met geklemd
wieldeksel, met de hand op de
rand van het deksel (niet slaan) te-
gen het wiel;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten stevig vast;
❒laat de auto zakken en verwijder
de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 15is aan-
gegeven.
BELANGRIJK Door een verkeerde
montage kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten.
Page 148 of 218

147
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Uitvoeringen met lichtmetalen
velgen
❒Zorg ervoor dat de boutgaten en
alle contactvlakken schoon zijn;
❒monteer het normale wiel door het
op de centreerpennen te plaatsen,
monteer de wielbouten en draai ze
vast met de bijgeleverde sleutel;
❒laat de auto zakken en verwijder
de krik;
❒draai met de bijgeleverde sleutel
de wielbouten definitief vast in de
volgorde die hiervoor is aangege-
ven voor het noodreservewiel (zie
fig. 15);
❒monteer het geklemde wieldeksel.Ter afsluiting
❒plaats het reservewiel in de daar-
voor bestemde ruimte in de baga-
geruimte;
❒druk de half geopende krik stevig
in de houder om rammelen tijdens
het rijden te voorkomen;
❒berg het gebruikte gereedschap op
in de gereedschaphouder;
❒plaats de gereedschaphouder in
het reservewiel en draai de blok-
keerschroef vast;
❒plaats de afdekplaat op de juiste
wijze terug in de bagageruimte.GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Als een lamp niet brandt, contro-
leer dan eerst of de zekering niet
doorgebrand is, voordat u de lamp
vervangt: zie voor de plaats van de
zekeringen de paragraaf „Zekerin-
gen vervangen” in dit hoofdstuk;
❒controleer voordat u een lamp
vervangt of de contacten niet zijn
geoxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en
vermogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp
hebt vervangen, controleer dan om
veiligheidsredenen altijd of de af-
stelling nog goed is.
Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het
metalen gedeelte. Als u de
bol met uw vingers aan-
raakt, zal de lichtopbrengst van de
lamp teruglopen en kan ook de le-
vensduur beperkt worden. Als u de
bol per ongeluk toch hebt aange-
raakt, moet u de bol schoonwrijven
met een doekje met alcohol en daarna
laten drogen.
Page 149 of 218

148
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Modificaties of reparaties
aan de elektrische instal-
latie die niet correct worden uitge-
voerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
specificaties van het systeem, kun-
nen storingen in de werking en
zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 16
Op de auto zijn verschillende typen
gloeilampen gemonteerd:
A
Glasfittinglampen: deze zijnvoorzien van een klemfitting.
Verwijder de lamp door de lamp
uit de houder te trekken.
B Lampen met bajonetfitting: ver-
wijder de lamp uit de houder
door hem iets in te drukken en
linksom te draaien.
C Buislampen: verwijder de lamp
door hem uit de veercontacten
los te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de
lamp door de borgveer los te ha-
ken uit de zitting.
L0D0178mfig. 16
De achterlichten en rem-
lichten zijn voorzien van
LEDs; wendt u bij een storing tot
het Lancia Servicenetwerk.
ATTENTIE
BELANGRIJK Bij lage buitentempe-
raturen of hoge luchtvochtigheid of na
een hevige regenbui of na het wassen
kunnen de koplampunits of de ach-
terlichtunits beslagen zijn en/of kun-
nen er in de units condensdruppels
ontstaan. Dit is een natuurlijk ver-
schijnsel als gevolg van het verschil in
temperatuur en vochtigheidsgraad
voor en achter het lampenglas. Het
duidt niet op een defect en heeft geen
invloed op de normale werking van de
verlichtingsunits. De wasem verdwijnt
snel vanaf het midden van de verlich-
tingsunit geleidelijk naar de randen,
als de verlichting wordt ingeschakeld.
Page 150 of 218
149
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
Lampen Figuur Type Vermogen
GrootlichtEH1 55 W
DimlichtEH1 55 W
Buitenverlichting voor AW5W 5 W
Mistlampen voor (voor bepaalde uitvoeringen/markten)EH1 55 W
Richtingaanwijzers voorBPY21W 21 W
Richtingaanwijzers op flanken AWY5W 5 W
Richtingaanwijzers achter BPY21W 21 W
AchteruitrijlichtenBP21W 21 W
MistachterlichtenBP21W 21 W
KentekenplaatverlichtingCC5W 5 W
Plafondverlichting voorAW5W 10 W
Plafondverlichting achterAW5W 10 W
Plafondlampjes achter (uitvoering met opendak)AW5W 5 W
BagageruimteverlichtingAW5W 5 W
Page 151 of 218

150
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLEN
GLOEILAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bij -
behorende vermogen de paragraaf
„Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de gloeilam-
pen voor de buitenverlichting, het
dimlicht, het grootlicht en de rich-
tingaanwijzer opgenomen.
Voor het vervangen van de gloeilam-
pen van de buitenverlichting, het
dimlicht en het grootlicht, moet u de
beschermdoppen verwijderen.
De lampen zijn op de volgende wijze
in de lichtunit fig. 17geplaatst:
Adimlicht
Bgrootlicht en buitenverlichting
Crichtingaanwijzers
Monteer na het vervangen, de be-
schermdoppen op de vervangen gloei-
lampen en controleer of ze goed be-
vestigd zijn.BELANGRIJK Het deksel op de lin-
ker (bestuurderszijde) koplampunit
voor het vervangen van de gloeilamp,
is bereikbaar nadat het deksel B-fig.
18van de zekeringen- en relaiskast in
de motorruimte is verwijderd.
fig. 18L0D0125m
Wacht tot de motor is afge-
koeld alvorens de lampen
te vervangen: GEVAAR VOOR
VERBRANDING!
ATTENTIE
fig. 17L0D0157m
Page 152 of 218

151
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGE-
VALLENDIMLICHT fig. 19
Ga, om de lamp te vervangen, als
volgt te werk:
❒verwijder de beschermdop;
❒maak de stekker A-fig. 19los;
❒maak de borgveer van de lamp B
los, verwijder de lamp Cen vervang
hem;❒monteer de nieuwe lamp, hierbij
moet de nok van het metalen deel
vallen in de uitsparing in de para-
bool van de lamp, sluit de stekker
vervolgens weer aan Ben maak de
borgveer van de lamp Aweer vast;
❒na de vervanging moet de be-
schermdop correct worden gemon-
teerd.
GROOTLICHT fig. 20
Ga, om de lamp te vervangen, als
volgt te werk:
❒verwijder de beschermdop;
❒maak de stekker A-fig. 20los;
❒maak de borgveren van de lamp B
los, verwijder de lamp Cen vervang
hem;
❒monteer de nieuwe lamp, hierbij
moet de nok van het metalen deel
vallen in de uitsparing in de para-
bool van de lamp, sluit de stekker
vervolgens weer aan Ben maak de
borgveren van de lamp Aweer vast;
❒na de vervanging moet de be-
schermdop correct worden gemon-
teerd.
fig. 20L0D0159mfig. 19L0D0158m