Page 89 of 218

88
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
EXTRA
ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto acces-
soires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (autoradio,
anti-diefstalsatellietbewaking enz.), of
accessoires die de elektrische installa-
tie zwaar belasten, wendt u dan tot
het Lancia Servicenetwerk, dat kan
u de meest geschikte installaties aan-
raden uit het Lancia Lineaccessori-
programma en controleren of de elek-
trische installatie van de auto geschikt
is voor het extra stroomverbruik of
dat het noodzakelijk is een accu met
een grotere capaciteit te monteren.
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISC
HE SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen
die na aankoop van de auto en binnen
de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het
merkteken: INBOUWVOORBEREIDING
MOBIELE TELEFOON
(indien aanwezig)
De inbouwvoorbereiding voor de tele-
foon die is gekoppeld aan de autora-
dio met CD-speler of MP3 CD-speler,
bestaat uit de volgende onderdelen:
❒antenne met dubbele functie (au-
toradio + mobiele telefoon 900/
1800 MHz) op het dak van de
auto;
❒antennekabel voor de antenne met
dubbele functie en een kabel met
een 10-polige stekker.
De stekker is ingebouwd tussen de
stuurkolom en de middenconsole.
De handsfree kit dient door
u zelf te worden aange-
schaft, omdat de kit ge-
schikt moet zijn voor uw
mobiele telefoon. Wij raden u aan de
microfoon dichtbij het plafond-
lampje voor te monteren.
De antenne is geschikt voor
een zendvermogen tot 20W.
ATTENTIE
Laat de installatie van de
mobiele telefoon en de aan-
sluiting op de inbouwvoorbereiding
in de auto uitsluitend door het Lan-
cia Servicenetwerk uitvoeren. Zo
wordt voorkomen dat de rijveilig-
heid in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE
Let op bij de montage van
spoilers, lichtmetalen vel-
gen en niet standaard wieldoppen:
ze kunnen de ventilatie van de
remmen verminderen en daarmee
hun doelmatigheid tijdens krach-
tig en veelvuldig remmen; bijvoor-
beeld tijdens een lange afdaling.
Controleer bovendien of de slag
van de pedalen niet beperkt wordt
(door matten enz.).
ATTENTIE
Page 90 of 218

89
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de mon-
tage van zendontvangstapparatuur op
voorwaarde dat de montagewerk-
zaamheden op de juiste wijze bij een
gespecialiseerd bedrijf worden uitge-
voerd, waarbij de aanwijzingen van
de fabrikant in acht moeten worden
genomen.
BELANGRIJK Als door de montage
van systemen de kenmerken van de
auto worden gewijzigd, kan het ken-
tekenbewijs worden ingenomen door
de bevoegde instanties en eventueel de
garantie komen te vervallen bij de-
fecten die veroorzaakt zijn door
de bovengenoemde modificatie of op
defecten die direct of indirect daarvan
het gevolg zijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele
wijze aansprakelijk voor schade die
het gevolg is van de installatie van ac-
cessoires die niet door Fiat Auto
S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen
en/of die niet conform de geleverde
instructies zijn geïnstalleerd.ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTI
GING „DUALDRIVE”
De auto is uitgerust met de elektri-
sche stuurbekrachtiging „Dualdrive”.
De elektrische stuurbekrachtiging
werkt alleen als de contactsleutel in
standMARstaat en de motor draait.
Met het systeem kan de bestuurder
de hulpkracht voor het verdraaien
van het stuur aanpassen aan de rij-
omstandigheden.
IN-/UITSCHAKELEN
(CITY-functie)
Druk voor het in-/uitschakelen van de
functie op de knop fig. 118op het
middelste deel van het dashboard.
Als deze functie wordt ingeschakeld,
verschijnt het opschrift CITY op het
multifunctionele display.
Met ingeschakelde CITY-functie draait
het stuur heel licht, waardoor mak-
kelijker kan worden geparkeerd: deze
instelling van de stuurbekrachtiging
is dus zeer geschikt voor het rijden in
de stad. RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele tele-
foons, 27 mc en dergelijke) mogen al-
leen in de auto worden gebruikt met
een aparte antenne aan de buitenkant
van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van der-
gelijke apparaten in de auto (zonder
buitenantenne) kan niet alleen
schadelijk zijn voor de gezondheid
van de inzittenden, maar kan ook sto-
ringen in de elektrische systemen van
de auto veroorzaken. Hierdoor wordt
de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ont-
vangstkwaliteit aanzienlijk beperkt
door de isolerende eigenschappen van
de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele
telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met
het officiële EU-keurmerk, strikt aan
de instructies die door de fabrikant
van de mobiele telefoon zijn bijgele-
verd.
Page 91 of 218

90
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Bij een storing in het systeem blijft de
auto mechanisch bestuurbaar. Wendt
u echter zo snel mogelijk tot het Lan-
cia Servicenetwerk.
WAARSCHUWING De benodigde
stuurkracht kan toenemen bij lang-
durige parkeermanoeuvres; dit is een
normaal verschijnsel om oververhit-
ting van de motor voor de stuurbe-
krachtiging te voorkomen, in deze si-
tuatie zijn er geen reparaties vereist.
Als u de auto een volgende keer weer
gebruikt, zal de stuurbekrachtiging
weer normaal werken.PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbum-
per van de auto en attenderen de be-
stuurder via een repeterend akoestisch
signaal op de aanwezigheid van ob-
stakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch ge-
activeerd als de achteruit wordt inge-
schakeld. Als de afstand tot het ob-
stakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het akoesti-
sche signaal toe.
fig. 114L0D0419m
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzi-
gingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstalbeveili-
ging). Hierdoor kunnen de presta-
ties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden ge-
bracht en voldoet de auto niet meer
aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem
worden aangegeven door het branden
van het lampje
gop het instrumen-
tenpaneel (op het multifunctionele
display verschijnt ook een bericht - zie
het hoofdstuk „Lampjes en berich-
ten”).
Zet altijd de motor uit en
verwijder de contactsleutel
uit het contactslot, waardoor het
stuurwiel wordt vergrendeld, voor-
dat er onderhoudswerkzaamheden
worden uitgevoerd, vooral als de
auto met de wielen los van de
grond staat. Als dit niet mogelijk is
(als de sleutel in stand MAR moet
staan of de motor moet draaien),
moet de hoofdzekering van de elek-
trische stuurbekrachtiging worden
verwijderd.
ATTENTIE
Page 92 of 218

91
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
Meetbereik
Het meetbereik in het midden varieert
afhankelijk van de uitvoering van de
auto: het meetbereik is 140 cm, ter-
wijl bij kleine obstakels (of bij par-
keerobstakels met ronde vormen) het
meetbereik 70 cm is. Het meetbereik
aan de zijkant is 60 cm.
Als de sensoren meerdere obstakels
signaleren, dan reageren zij alleen op
die obstakels die zich het dichtst bij
de auto bevinden.
STORINGSMELDINGEN
Zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld als de
stekker van de elektrische kabel van
de aanhanger wordt aangesloten op
de stekkerdoos van de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstek-
ker loskoppelt. AKOESTISCHE SIGNALEN
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
klinkt er automatisch een onderbro-
ken geluidssignaal.
Het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
❒klinkt ononderbroken als de af-
stand tot het obstakel minder is
dan ongeveer 30 cm en stopt on-
middellijk als de afstand tot het
obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de gemeten af-
stand onveranderd blijft, terwijl, als
deze situatie zich voordoet bij de
sensoren aan de zijkant, het signaal
na 3 seconden onderbroken wordt,
om bijvoorbeeld signalen te voor-
komen als u langs een muur rijdt.
fig. 115L0D0395m
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Controleer tijdens parkeer-
manoeuvres of zich geen obstakels
op of onder de sensoren bevinden.
❒Obstakels die zich dicht bij de
achterkant van de auto bevinden,
worden onder bepaalde omstan-
digheden niet door het systeem ge-
signaleerd en kunnen dus de auto
beschadigen of zelf beschadigd
worden.
❒De metingen van de sensoren kun-
nen beïnvloed worden/zijn door
beschadiging van de sensoren zelf,
door vuil, sneeuw of ijs op de sen-
soren of door ultrasone systemen
(bijv. luchtdrukremmen van vracht-
wagens of pneumatische hamers)
die zich in de nabijheid bevinden.
Page 93 of 218

92
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
TANKEN
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine.
Om vergissingen te voorkomen is de
diameter van de vulpijp van de tank
kleiner, zodat het vulpistool voor lood-
houdende benzine er niet in past. Het
octaangetal van de benzine moet ten
minste 95 RON zijn.
WAARSCHUWING Een beschadigde
katalysator laat schadelijke stoffen in
het uitlaatgas achter, waardoor het
milieu wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto
nooit, niet in noodgevallen en ook niet
een klein beetje, loodhoudende ben-
zine. U zou de katalysator onherstel-
baar beschadigen.MULTIJET-MOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de
vloeibaarheid van de dieselbrandstof
verminderen door de vorming van pa-
raffine, waardoor het brandstofsys-
teem niet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt
er, afhankelijk van het seizoen, die-
selbrandstof geleverd die speciaal voor
de zomer, voor de winter en voor zeer
lage temperaturen (bergachtige/koude
gebieden) is ontwikkeld. Als diesel-
brandstof wordt getankt die niet toe-
reikend is voor de gebruikstempera-
tuur, raden wij aan de dieselbrandstof
te mengen met het vorstbeveiligings-
middel TUTELA DIESEL ART in de
verhouding die in de gebruiksaanwij-
zing van het middel is aangegeven.
Doe eerst het middel in de tank en
voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt ge-
bruikt/stilstaat in bergachtige/koude
gebieden, is het raadzaam diesel-
brandstof te tanken die ter plaatse be-
schikbaar is.
In dat geval is het bovendien raad-
zaam een hoeveelheid brandstof in de
tank te houden die groter is dan 50%
van de nuttige inhoud. Voor een juiste werking van
het systeem moeten de sen-
soren altijd schoon zijn.
Wees voorzichtig bij het rei-
nigen van de sensoren om krassen of
beschadigingen te voorkomen; gebruik
geen droge, grove of harde doek. De
sensoren moeten met schoon water,
eventueel met toevoeging van auto-
shampoo worden schoongemaakt. In
wastunnels waar gebruik wordt ge-
maakt van stoom of hogedrukreini-
ging, moeten de sensoren kort worden
gereinigd. Houd hierbij de straalpijp
op meer dan 10 cm afstand.
De verantwoordelijkheid
tijdens het parkeren en an-
dere gevaarlijke handelingen ligt
altijd en overal bij de bestuurder.
Controleer als u de auto parkeert
of zich geen personen, dieren of ob-
stakels in de buurt van de auto be-
vinden. De parkeersensoren moe-
ten als een hulpmiddel voor de be-
stuurder beschouwd worden. De
bestuurder moet tijdens eventueel
gevaarlijke parkeermanoeuvres al-
tijd volledig zijn aandacht behou-
den, ook als de manoeuvres met
lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Page 94 of 218

93
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
DOP VAN DE BRANDSTOFTANK
Het tankklepje wordt gelijktijdig ont-/
vergrendeld met de portieren; als de
portieren dus vergrendeld zijn, moet
om te kunnen tanken de knop D-fig.
117worden ingedrukt.
De tankdop C-fig, 116is voorzien
van een koord Bdat aan klepjeA
vastzit, om verlies van de dop te voor-
komen. Om de tankdop Cte openen,
moet u de dop linksom draaien en
verwijderen.KLEPJE IN GEVAL VAN NOOD
OPENEN
In geval van nood kan het klepje wor-
den geopend door aan koordje
A-fig.
118te trekken.
Het koordje is bereikbaar nadat de
bekleding is verwijderd. TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig ge-
vuld wordt, moet u twee keer bijvul-
len nadat het vulpistool voor de eer-
ste keer afslaat. Vul niet nog een keer
bij om storingen in het brandstofsys-
teem te voorkomen.
Tank bij auto’s met diesel-
motor uitsluitend diesel-
brandstof voor motorvoer-
tuigen die voldoet aan de
Europese specificatie EN590. Het
gebruik van andere producten of
mengsels kan de motor onherstel-
baar beschadigen en het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Mocht u onverhoopt een ander type
brandstof tanken, dan mag de motor
niet worden gestart en moet de
brandstoftank worden afgetapt. Ook
als de motor slechts kort heeft ge-
draaid, moet naast de brandstof-
tank, ook alle brandstof uit de
brandstofleidingen worden afgetapt.
fig. 116L0D0399mfig. 118L0D0490m
fig. 117L0D0420m
Page 95 of 218

94
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
spuitregeleenheid een aantal gegevens
met betrekking tot het gebruik (ge-
bruiksduur, type traject, bereikte tem-
peratuur enz.) en berekent de hoeveel-
heid verzameld roet in het filter. Omdat
het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet
het periodiek worden geregenereerd
(schoongemaakt) door de roetdeeltjes
te verbranden. De regeneratieprocedure
wordt geregeld door de regeleenheid
van de motor op basis van de hoeveel-
heid opgevangen roetdeeltjes en de be-
drijfsomstandigheden van de auto. Tij-
dens de regeneratie kan het volgende
worden waargenomen: een beperkte
toerentalverhoging, inschakeling van de
elektroventilateur, een beperkte toe-
name van de rook uit de uitlaat en een
hogere temperatuur bij de uitlaat. Dit
zijn geen storingen en deze situatie heeft
geen invloed op het milieu of het gedrag
van de auto. Als de bijbehorende mel-
ding op de display verschijnt, zie dan
de paragraaf „Lampjes en berichten”.BESCHERMING
VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor ben-
zinemotoren zijn:
❒driewegkatalysator (katalysator);
❒lambdasondes;
❒benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens
testwerkzaamheden, met een of meer
losgekoppelde bougies draaien.
De emissiereductiesystemen voor die-
selmotoren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒roetfilter (DPF).
DPF-ROETFILTER (DIESEL
PARTICULATE FILTER)
(voor uitvoeringen 1.3 Multijet
90 pk - 1.3 Multijet 95 pk)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate
Filter) is een mechanisch filter in het
uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoe-
veelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige
wettelijke normen. Tijdens het normale
gebruik van de auto registreert de in- Haak tijdens het tanken de dop aan
het klepje, zoals is afgebeeld.
BELANGRIJK Omdat de tank her-
metisch is afgesloten, kan een kleine
overdruk worden waargenomen. Het
is daarom normaal als u bij het los-
draaien van de tankdop een sissend
geluid hoort.
Draai na het tanken de dop rechtsom
totdat u een of meer klikken hoort;
draai vervolgens de sleutel rechtsom,
neem de sleutel uit het slot en sluit het
tankklepje.
Kom niet dicht bij de vul-
opening met open vuur of
een brandende sigaret: brandge-
vaar. Houd uw hoofd ook niet dicht
bij de vulopening om te voorkomen
dat u schadelijke dampen inademt.
ATTENTIE
Onder normale bedrijfsom-
standigheden bereikt de ka-
talysator hoge temperaturen. Par-
keer daarom niet boven brandbare
materialen (gras, droge bladeren,
dennennaalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE
Page 96 of 218
95
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS ................................. 96
GORDELSPANNERS ........................................ 99
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................. 101
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR
“ISOFIX UNIVERSEEL”-KINDERZITJE.......... 105
FRONTAIRBAGS .............................................. 108
ZIJ-AIRBAGS
(Sidebags – Headbags)...................................... 110