WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• HSA is geen handrem. Als u uw auto op
een helling stilzet zonder de keuzehendel
in PARK te zetten en de handrem te acti-
veren, zal uw auto de heuvel afrollen en
kan een botsing met een andere auto of
voorwerp veroorzaakt worden. Vergeet
nooit om de handrem te gebruiken tijdens
het parkeren op een helling en dat de
bestuurder verantwoordelijk is voor het
remmen van de auto
HSA uit
Als u het HSA-systeem wilt uitschakelen, dan
kunt u dat doen met behulp van de Door de
klant geprogrammeerde functies op het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Voor meer informatie raadpleegt u het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) inDe
functies op uw dashboard.
Ready Alert BrakingDoor de Ready Alert Braking (anticiperend
remsysteem) kan de tijd gereduceerd worden
welke nodig is om in noodstopsituaties de volle remkracht te bereiken. Het systeem anticipeert
op mogelijke noodstopsituaties door te regis-
treren hoe snel de bestuurder het gaspedaal
loslaat. Wanneer het gaspedaal zeer snel wordt
losgelaten, past de Ready Alert Braking een
kleine remdruk toe. De remdruk is zo gering dat
de bestuurder deze niet zal opmerken. Het
remsysteem gebruikt deze remdruk om een
snelle reactie van de remmen mogelijk te ma-
ken wanneer de bestuurder het rempedaal
indrukt.
Rain Brake SupportDankzij de
Rain Brake Support (remdroog-
functie bij nat weer) kunnen de remprestaties
onder natte omstandigheden verbeterd wor-
den. Het systeem past tijdelijk een beperkte
remdruk toe om mogelijk vocht op de remschij-
ven van de voorwielen te verwijderen. Dit sys-
teem werkt alleen wanneer de ruitenwissers in
de stand LO of HI staan. In de intervalstand
werkt het systeem niet. De Rain Brake Support
geeft geen melding aan de bestuurder wan-
neer het systeem actief is en van de bestuurder
worden geen handelingen vereist voor het
functioneren van het systeem.
HDC (Hill Descent Control /
afdaalfunctie) — Uitsluitend bij
modellen met vierwielaandrijving
met MP3023 tweetraps tussenbak
HDC houdt de snelheid van de auto constant
bij het afrijden van hellingen tijdens terreinrij-
den en is uitsluitend beschikbaar in LAGE
gearing bij 4WD. Om de HDC in te schakelen,
drukt u de HDC-schakelaar of schakelt u het
Selec-Terrain™-systeem in modus “ROCK”
(“ROCK” is uitsluitend beschikbaar in stand
4WD LOW).
Schakelaar voor het afdalen van hellingen
280
gemonteerd in plaats van de thuiskomer,
wordt het systeem automatisch bijgewerkt
en dooft het waarschuwingslampje voor
lage bandenspanning, mits alle vier actieve
wegbanden de juiste spanning hebben. Het
is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 minuten
met een snelheid boven de 24 km/u moet
rijden, voordat het TPMS-systeem deze in-
formatie ontvangt.
Premium System – Indien aanwezigHet bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
maakt gebruik van draadloze technologie met
op de velg gemonteerde elektronische sensors
die het spanningsniveau meten. De sensors,
die bij de ventielsteel op de velgen zijn gemon-
teerd, sturen informatie over de bandenspan-
ning naar de ontvangstmodule.
OPMERKING:
Het is zeer belangrijk dat u de spanning van
al uw banden regelmatig controleert en de
banden op de juiste spanning houdt.
Het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)
bestaat uit de volgende onderdelen:
•Ontvangstmodule •
Vier bewakingssensors bandenspanning
• Bandenspanningsverklikker
• Verschillende boodschappen van het sys-
teem voor het volgen van de bandenspan-
ning, die verschijnen op het scherm van het
Elektronische Voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
Waarschuwing voor lage spanning van het
bandenspanningscontrolesysteem
Wanneer in een of meerdere van de vier in
gebruik zijnde wielen een lage bandenspan-
ning geconstateerd wordt, zal het TPM-
verklikkerlicht gaan branden, klinkt een ge-
luidssignaal en in het EVIC verschijnt
gedurende minimaal vijf seconden de melding
“Low Tire Pressure” (lage bandenspanning) en
een grafische weergave van de bandenspan-
ning(en) waarbij de banden met lage spanning
knipperen. Raadpleeg voor meer informatie:
Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)
onder De functies op uw dashboard.
OPMERKING:
Uw systeem kan opgezet worden zodat het
de druk aangeeft in PSI, kPA of BAR. Als er een lage bandenspanning optreedt in
één van de vier banden, moet u zo snel moge-
lijk stoppen en de opblaasdruk van de band of
banden die op de grafische weergave
knippe-
ren op de voor de auto aanbevolen koude
bandenspanning brengen. Het systeem wordt
automatisch bijgewerkt, de grafische weer-
gave met de spanningswaarde(n) knippert
(knipperen) niet meer en het bericht (de be-
richten) Lage bandenspanning gaat (gaan) uit
zodra de nieuwe bandenspanning is doorge-
geven. Het kan soms nodig zijn ca. 20 minuten
te rijden met een snelheid boven de 24 km/u
voordat het systeem de spanning registreert.
291
5. Trek aan de ontgrendelkabel.
Melding brandstofvuldop los
Wanneer het voertuigdiagnose-
systeem detecteert dat de tank-
dop los zit, onjuist is aangebracht
of is beschadigd, verschijnt een
meldingVuldop controleren op
het displayvlak van de verklikker-
lampjes. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) inDe functies op uw dashboard.
Draai de tankdop stevig vast en druk op de
toets SELECT om het bericht uit te schakelen. Als het probleem zich opnieuw voordoet, ver-
schijnt de melding de volgende keer dat de
auto wordt gestart opnieuw.
RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en infor-
matie over wat u redelijkerwijs wel en niet met
uw auto mag trekken. Lees deze informatie
aandachtig door voordat u met een aanhang-
wagen gaat rijden, zodat u deze zo efficiënt en
veilig mogelijk kunt trekken.
Volg de vereisten en adviezen over rijden met
een aanhanger uit deze handleiding op, zodat
de garantie zijn geldigheid behoudt.
Definities met betrekking tot het
rijden met een aanhanger
De onderstaande definities met betrekking op
het trekken van een aanhanger bieden een
verklaring voor de volgende begrippen.
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht
(GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaatbare totaal-
gewicht van de auto. Dit is inclusief de bestuur-
der, passagiers, bagage en het disselgewicht.De totale belasting moet worden beperkt om zo
het GVWR niet te overschrijden.
Maximaal Toelaatbaar Aanhangergewicht
(GTW)
GTW betekent het gewicht van de aanhanger
plus het gewicht van alle vracht, verbruiksgoe-
deren en apparatuur (vast of tijdelijk) in of op
de aanhanger in
geladen en gebruiksklare
staat.
De aanbevolen manier om het GTW te meten is
om de geladen aanhanger op een weegbrug te
plaatsen. Het volledige gewicht van de aan-
hanger moet op de weegbrug rusten.
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het
voertuig en de aanhanger samen (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare gewicht van uw
voertuig met aanhanger als ze samen worden
gewogen.
OPMERKING:
In het GCWR-totaal is ruimte gelaten voor
een gewicht van 68 kg voor de bestuurder.
Ontgrendelkabel
299
BOORDDIAGNOSESYSTEEM —
OBD II
Uw auto is uitgerust met een geavanceerd
diagnosesysteem dat OBD II heet (On-Board
Diagnostic). Dit systeem controleert de regel-
systemen voor uitlaatgasemissie, de motor en
de automatische versnellingsbak. Als deze
systemen correct werken, zal uw auto uitste-
kende prestaties leveren, brandstof besparen
en lage emissiewaarden hebben die aan de
strengste eisen voldoen.
Wanneer een bepaald systeem onderhoud of
reparatie nodig heeft, schakelt het OBD II di-
agnosesysteem het storingslampje (MIL) in.
Bovendien zal het diagnosecodes en andere
hulpinformatie voor de monteur opslaan in een
geheugen. Hoewel u gewoonlijk nog kunt rijden
en niet gesleept hoeft te worden, kunt u toch
best zo spoedig mogelijk uw erkende dealer
opzoeken voor reparatie.
LET OP!
•Als u lange tijd blijft rijden met een bran-
dend storingslampje (MIL), kan het emis-
sieregelsysteem verder beschadigd raken.
Bovendien zal de motor meer verbruiken
en niet optimaal bestuurbaar zijn. De auto
moet naar de garage om emissietests te
kunnen uitvoeren.
• Als het storingslampje (MIL) knippert terwijl
de motor draait, treden schade aan de
katalysator en vermogensverlies op. Raad-
pleeg onmiddellijk uw dealer.
Melding brandstofvuldop los
Wanneer het voertuigdiagnose-
systeem detecteert dat de tank-
dop los zit, onjuist is aangebracht
of is beschadigd, verschijnt een
melding Vuldop controleren op
het displayvlak van de verklikker- lampjes. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
inDe functies op uw dashboard.
Draai de tankdop stevig vast en druk op de
toets SELECT om het bericht uit te schakelen.
Als het probleem zich opnieuw voordoet, ver-
schijnt de melding de volgende keer dat de
auto wordt gestart opnieuw.
Het storingsindicatielampje (MIL) kan ook gaan
branden vanwege een loszittende, slecht be-
vestigde of beschadigde tankdop.
VERVANGINGSONDERDELENHet gebruik van originele MOPAR-onderdelen
voor normaal/periodiek onderhoud en voor re-
paraties wordt ten zeerste aanbevolen om ze-
ker te zijn van de gespecificeerde prestaties.
Schade en storingen die worden veroorzaakt
door het gebruik van andere dan originele
MOPAR-onderdelen voor onderhoud en repa-
raties worden niet gedekt door de garantie van
de fabrikant.
335
STALLEN VAN DE AUTOAls u meer dan 21 dagen geen gebruik maakt
van uw auto, zult u misschien voorzorgsmaat-
regelen willen nemen ter bescherming van de
accu. U kunt:
•Verwijder zekering #J13 in de volledig geïn-
tegreerde voedingsmodule (TIPM) met de
aanduiding Ignition-Off Draw (IOD#1).
• of de minkabel van de accu loskoppelen.
• Wanneer u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet meer gebruikt (bijv. bij va-
kantie), laat het aircosysteem dan bij statio-
nair toerental vijf minuten lang draaien in de
buitenlucht bij een hoge aanjagersnelheid.
Zo krijgt het systeem voldoende smering en
is de kans op schade aan de aircocompres-
sor miniem wanneer u het systeem weer
start.VERVANGINGSLAMPEN
Binnenverlichting Gloeilamptype
Verlichting handschoenenkastje ......194
Verlichting handgreep ......L002825W5W
Leeslampjes in plafondconsole ....VT4976
Verlichting bagageruimte .........214–2
Verlichting zonneklepspiegel ......V26377
Instapverlichting onderkant dashboard . . 906
Instrumentenpaneel
(algemene verlichting) ...........103
Verklikkerlampje/waarschuwingsknipperlicht ..74
BuitenverlichtingGloeilamptype
Koplampen (dimlicht/grootlicht) –
gasontlading (HID) .............D1S
(onderhoud bij erkende dealer)
Dagrijlicht (DRL) vóór ....3157K (P27/7WK)
Voorste richtingaanwijzer . . 7440NA (WY21W)
Mislampen vóór ............ PSX24W
Zijmarkeerlicht voor ............W5W
Richtingaanwijzers achter . 7440NA (WY21W)
Hulpverlichting achterklep ........W3W
Back-upverlichting achterklep . . 921 (W16W)
Verlichting kentekenplaat achter .....W5W
Rem-/achterlichten .......3157 (P27/7W)
Mistlichten achter ........7440 (W21W)
WAARSCHUWING!
Wanneer de koplampschakelaar wordt inge-
schakeld, treedt er kortstondig hoogspanning
op aan de fittingen van de HID-koplampen.
Als het onderhoud niet correct wordt uitge-
voerd, kan deze hoogspanning een ernstige
elektrische schok of zelfs elektrocutie veroor-
zaken. Neem contact op met een erkende
dealer.
OPMERKING:
De nummers verwijzen naar in de handel
verkrijgbare gloeilamptypen die u bij uw
erkende dealer kunt aanschaffen.
Ga naar uw dealer als een gloeilamp moet
worden vervangen of raadpleeg de van toe-
passing zijnde onderhoudshandleiding.
GLOEILAMPEN VERVANGEN
HID-koplampen (High Intensity
Discharge) - indien aanwezig
De koplampen zijn een soort hoogspan-
ningsontladingsbuis. Zelfs wanneer de kop-
lampschakelaar is uitgeschakeld en de sleutel
358
ONDERHOUDSSCHEMA
Onderhoudsschema —
benzinemotoren
De geplande onderhoudsbeurten in dit instruc-
tieboekje moeten op de aangeduide tijdstippen
of kilometerstanden worden uitgevoerd om u
zoveel mogelijk voordeel, maximale betrouw-
baarheid en prestaties te bieden. Maar door
vaak op het terrein rijden, vele korte trips of
andere zware rijomstandigheden, kan een ex-
tra onderhoudsbeurt noodzakelijk zijn om de
auto in goede conditie te houden. Inspectie en
onderhoud kunt u ook best laten uitvoeren
iedere keer u een defect vermoedt.
Het indicatiesysteemOlie verversenherinnert
u eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt
nodig heeft.
Op voertuigen uitgerust met het elektronische
voertuigeninformatiecentrum (EVIC) wordt
Olie verversen weergegeven op het EVIC en
er klinkt een geluidssignaal om aan te geven
dat de olie ververst moet worden. Het bericht
Olie verversen gaat ongeveer
11.200 km na de laatste olieverversingsbeurt
branden. Laat zo snel mogelijk, in ieder geval
binnen 800 km, een onderhoudsbeurt uitvoe-
ren.
OPMERKING:
• Het bericht Olie verversen weet niet
wanneer de laatste oliebeurt heeft plaats-
gehad. Ververs de olie van uw auto als de
laatste verversingsbeurt langer dan zes
maanden geleden is, ook wanneer het
bericht Olie verversen NIET oplicht.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• In geen geval mag u de motorolie pas
vervangen na 12.000 km of 6 maanden,
wat het eerst komt. De erkende dealer stelt het bericht
Olie ver-
versen opnieuw in nadat de oliebeurt heeft
plaats gehad. Als deze geplande oliebeurt
wordt verricht door iemand anders dan uw
erkende dealer, kan het bericht worden terug-
gesteld door de stappen te volgen uit Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum onderde
functies op uw dashboard.
Bij elke tankstop
• Controleer het motoroliepeil ca. 5 minuten
nadat een volledig opgewarmde motor is
afgezet. Controleer het oliepeil terwijl de
auto op een vlakke ondergrond staat. U
verkrijgt zo een nauwkeurigere aflezing. Vul
alleen olie bij wanneer het peil op of onder
de markering ADD of MIN staat.
• Controleer het peil van de ruitensproeier-
vloeistof en vul indien nodig vloeistof bij.
368
ALS U HULP NODIG HEEFTUw tevredenheid over hun producten en dien-
sten zijn van groot belang voor de distributeurs
van de fabrikant. Wanneer u niet tevreden bent
over onze service of wanneer zich een ander
probleem voordoet, adviseren wij de volgende
stappen te ondernemen:
Bespreek het probleem bij de erkende dealer.
Vraag naar de directie of de servicemanager.
Het management van de erkende dealervesti-
ging is het best in staat een probleem snel te
verhelpen.
Wanneer u contact opneemt met een
dealer, geef dan de volgende informatie
door:
•Uw naam, adres en telefoonnummer.
• Het voertuigidentificatienummer ofwel VIN
(dit uit 17 tekens bestaande nummer is te
vinden op een sticker of ingeslagen plaatje
op de linkervoorhoek van het dashboard en
is zichtbaar via de voorruit. U vindt het VIN
ook op uw autoregistratie of op uw eigen-
domsbewijs). •
De erkende dealer die de auto verkocht en
de dealer die onderhoud verricht.
• De afleveringsdatum van de auto en de
huidige stand van de kilometerteller.
• De onderhoudsgeschiedenis van uw auto.
• Een precieze beschrijving van het probleem
en de omstandigheden waarbij het pro-
bleem zich voordoet.
ARGENTINIËChrysler Argentina S.A
Boulevard Azucena Villaflor 435
C1107CII
Buenos Aires, Argentinië
Tel.: +54-11-4891 7900
Fax: +54-11-4891 7901
AUSTRALIËChrysler
Chrysler Australia Pty. Ltd.
ACN 124 956 505
PO Box 4145, Dandenong South Vic. 3164
Tel.: (03) 9238–2600
OOSTENRIJKChrysler Austria Gesellschaft m.b.H.
Felmayergasse 2
A-1210 Wien
Tel.: +43-1-5465 15131
Fax: +43-1-5465 15132
OVERIG CARAÏBISCH GEBIEDInteramericana Trading Company
Warrens, St. Michael
Barbados, West Indies
Tel.: 246–417–8000
Fax: 246–425–2888
BELGIËChrysler Belgium Luxembourg NV
Tollaan 68
B-1200 Brussel
Tel.: 0800 94634 (gratis telefoonnummer)
Fax: +32 (0)2 717 3301
BOLIVIAOvando & Cia S.A.
Av. Cristobal de Mendoza (2do Anillo) y Canal
Isuto
Santa Cruz, Bolivia
Tel.: (591-3) 336 3100
Fax: (591-3) 334 0229
392