Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN draait, wordt door ParkSenseauto-
matisch de systeemstatus (actief of inactief)
hersteld die actief was voordat het contact
werd uitgeschakeld.
De parkeerhulp kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) staat.
Wanneer ParkSense bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingeschakeld,
blijft het systeem actief totdat de rijsnelheid is
toegenomen tot ongeveer 18 km/h of meer. Het
systeem wordt weer actief wanneer de rijsnel-
heid is afgenomen tot minder dan ongeveer
16 km/h.
ParkSense-sensorsDe vier ParkSense-sensoren, in de paneel/
bumper achter, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen de zichtsafstand van de sen-
sors valt. De sensors kunnen in horizontale
richting obstakels op een afstand van onge-
veer 30 tot 200 cm van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obstakel. De zes ParkSense
sensoren, gemonteerd in
het voorpaneel/de voorbumper, bewaken het
gebied voor de auto dat binnen het sensorbe-
reik valt. De sensoren kunnen in horizontale
richting obstakels op een afstand van onge-
veer 30 tot 120 cm van het voorpaneel/de
voorbumper detecteren, afhankelijk van de
plaats, het type en de richting van het obstakel.
Waarschuwingsdisplay van
ParkSense
Het ParkSense-waarschuwingsscherm wordt
alleen weergegeven als Sound and Display
geselecteerd wordt in de Door de klant te
programmeren functies van het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC). Voor meer
informatie raadpleegt u Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC)/Persoonlijke In-
stellingen (door de klant te programmeren
functies) inDe functies op uw dashboard. Het ParkSense-waarschuwingsscherm be-
vindt zich op het EVIC-scherm op de instru-
mentengroep. Het geeft zowel zichtbare als
hoorbare waarschuwingen weer om de afstand
tussen het achterpaneel/de achterbumper of
het voorpaneel/de voorbumper en het gede-
tecteerde obstakel aan te geven.
Display parkeerhulp
147
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (in/cm) Meer dan 200 cm 79-39 in
(200-100 cm) 39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Afstand voor (in/cm) Meer dan 120 cm 47-39 in
(120-100 cm) 39-25 in
(100-65 cm) 25-12 in
(65-30 cm) Minder dan 12 in
(30 cm)
Hoorbare waarschu- wing (klokgeluid) Geen
Enkele toon
seconde Slow (Vertraagd)
SnelContinu
Displaybericht Parkeerhulp AAN Waarschuwing voor- werp gedetecteerdWaarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voor-
werp gedetecteerd Waarschuwing voorwerp
gedetecteerd
Boogjes Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam knippe-
rend 2 langzaam knippe-
rend 1 langzaam knipperend
Volume van radio ver- laagd Nee
JaJaJa Ja
OPMERKING:
ParkSense zet het geluid van de radio,
wanneer deze aan staat, zachter wanneer
het systeem een geluidssignaal produceert.
ParkSense in- en uitschakelenParkSensekan worden in- en uitgeschakeld
met een knop die zich in het schakelpaneel van
het dashboard bevindt, of via de door de klant
te programmeren functies van de EVIC. De
beschikbare keuzes zijn: OFF (uit), Sound Only
(alleen geluid) of Sound and Display (geluid en display). Voor meer informatie raadpleegt u
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke Instellingen (door de klant
te programmeren functies)
inDe functies op
uw dashboard.
Wanneer de ParkSense schake-
laar wordt ingedrukt om het sys-
teem uit te schakelen, geven de
instrumenten gedurende ongeveer
vijf seconden het bericht PARK
ASSIST SYSTEM OFF (Parkeer-
hulp uitgeschakeld) weer. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) inDe functies op uw dash-
board. Wanneer de keuzehendel, met uitge-
schakelde parkeerhulp, in de stand REVERSE
(achteruit) of DRIVE (rijden) wordt gezet (bij
een snelheid van 18 km/u of lager), zal het EVIC
het bericht “PARK ASSIST SYSTEM OFF” (Par-
keerhulp uitgeschakeld) weergeven zolang het
voertuig in de achteruitversnelling staat, of ge-
durende vijf seconden wanneer het voertuig in
de rijstand staat.
149
De LED van de parkeerhulp brandt wanneer de
parkeerhulp uitgeschakeld of defect is. De LED
van de schakelaar van de parkeerhulp brandt
niet als het systeem is ingeschakeld.
Onderhoud van de ParkSense
parkeerhulp
Wanneer de ParkSense parkeerhulp in storing
is, zal de instrumentengroep elke keer dat de
auto gestart wordt een enkel geluidssignaal
afgeven. De instrumentengroep geeft de mel-
ding “CLEAN PARK ASSIST SENSORS” (reinig
de parkeerhulpsensoren) weer, wanneer een of
meer sensoren achter of voor geblokkeerd wor-
den door sneeuw, modder of ijs en het voertuig
in REVERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) ge-
schakeld is.
De instrumentengroep geeft de melding “SER-
VICE PARK ASSIST SYSTEM” (onderhoud par-
keerhulp) wanneer een of meerdere sensoren
achter of voor beschadigd zijn en onderhoud
nodig hebben. Wanneer de schakelhendel in
de stand REVERSE (achteruit) of DRIVE (rijden)
staat en het systeem een storing ontdekt, geeft
het EVIC de melding “CLEAN PARK ASSIST
SENSORS” (reinig parkeerhulpsensoren) of “SERVICE PARK ASSIST SYSTEM” (onderhoud
parkeerhulpsysteem) zolang het voertuig in
REVERSE staat of in DRIVE (en langzamer rijdt
dan 18 km/h). In dat geval werkt de parkeer-
hulp niet. Voor meer informatie raadpleegt u het
Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
inDe functies op uw dashboard.
Wanneer de melding “CLEAN PARK ASSIST
SENSORS” (reinig parkeerhulpsensoren) op
het EVIC (elektronisch voertuiginformatiecen-
trum) verschijnt, zorg er dan voor dat het
achterpaneel/de achterbumper of het
voorpaneel/de voorbumper schoon en vrij is
van sneeuw, modder, ijs of andere obstructies
en schakel vervolgens het contact in en uit.
Raadpleeg een erkende dealer als het bericht
nog steeds wordt weergegeven.
ParkSense systeem reinigenReinig de sensors van de parkeerhulp met
water, een schoonmaakmiddel voor auto’s en
een zachte doek. Gebruik geen ruwe of harde
doek. Steek geen voorwerpen in de sensors en
bekras deze niet. Hierdoor kunnen de sensors
beschadigd raken.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van de parkeerhulp
OPMERKING:
•Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense systeem altijd
correct werkt.
• Drilboren, grote vrachtwagens en andere
bronnen van trillingen kunnen de werking
van het systeem nadelig beïnvloeden.
• Wanneer u de ParkSense parkeerhulp
uitschakelt, toont de instrumentengroep
de melding PARK ASSIST SYSTEM OFF
(parkeerhulp uitgeschakeld). ParkSense
blijft uitgeschakeld, ook wanneer u het
contact in- en uitschakelt, totdat u de
parkeerhulp opnieuw inschakelt.
• Wanneer u, met uitgeschakelde Park-
Sense, de keuzehendel in stand RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden) zet,
zal de instrumentengroep de melding
“PARK ASSIST SYSTEM OFF” (parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergeven zolang de
auto in REVERSE staat of in DRIVE en
langzamer rijdt dan 18 km/u.
150
Schuifdak sluiten — handmatigOm het schuifdak te sluiten moet u de schake-
laar indrukken en naar voren drukken. Als u de
schakelaar weer loslaat, stopt de beweging en
het schuifdak blijft dan gedeeltelijk gesloten
totdat de schakelaar weer ingedrukt en naar
voren geduwd wordt.
ObstakeldetectieDeze functie zorgt dat obstakels in de opening
van het schuifdak worden gedetecteerd bij
gebruik van de functie Snel sluiten. Als een
obstakel in de baan van het schuifdak wordt
gedetecteerd, trekt het schuifdak zich automa-
tisch terug. Verwijder het obstakel als dit ge-
beurt. Druk vervolgens de schakelaar kort naar
voren om het schuifdak te sluiten.
OPMERKING:
Wanneer drie opeenvolgende pogingen om
het dak te sluiten zijn onderbroken door de
obstakeldetectie, wordt de vierde poging
uitgevoerd als een handmatige sluiting met
uitgeschakelde obstakeldetectie.
Ventilatie schuifdak — SnelAls deVent-toets kort (korter dan een halve
seconde) indrukt, beweegt het schuifdak naar
de ventilatiestand. Dit is de functie Snel naar
ventilatiestand, die werkt vanuit elke positie
van het schuifdak. De functie Snel naar venti-
latiestand zorgt ervoor dat bij aanraking van de
schakelaar het schuifdak stopt.
Bediening van zonweringDe zonwering kunt u met de hand openen. De
zonwering wordt echter ook automatisch ge-
opend als het schuifdak wordt geopend.
OPMERKING:
U kunt de zonwering niet sluiten als het
schuifdak open is.
RijwinddrukRijwinddruk kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het akoestisch effect van helikoptergeluid. U
merkt in uw auto dit rijwindeffect soms op terwijl
de ramen open zijn, of met het schuifdak
(indien aanwezig) in sommige ’open’ of ’ge- deeltelijk open’ standen. Dit is normaal en het
effect kunt u tenietdoen. Als u last hebt van
rijwinddruk terwijl de achterramen open staan,
draait u de voor- en achterramen allebei open
om het effect te verminderen. Als u rijwinddruk
bemerkt terwijl het schuifdak openstaat, ver-
stelt u de schuifdakopening om het effect te
verminderen.
Onderhoud schuifdakGebruik voor het reinigen van het glaspaneel
uitsluitend niet-schurende schoonmaakmidde-
len en een zachte doek.
Bediening bij afgezet contactDe schakelaars voor de elektrische schuifdak-
bediening blijven nog ongeveer 10 minuten
actief nadat het contact is uitgezet. Door het
openen van een voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. Deze tijd is instelbaar. Voor
meer informatie raadpleegt u
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Persoonlijke
Instellingen (door de klant te programmeren
functies) inDe functies op uw dashboard.
156
de ramen open zijn, of met het schuifdak
(indien aanwezig) in sommige open of gedeel-
telijk open standen. Dit is normaal en het effect
kunt u tenietdoen. Als u last hebt van rijwind-
druk terwijl de achterramen open staan, draait
u de voor- en achterramen allebei open om het
effect te verminderen. Als u rijwinddruk be-
merkt terwijl het schuifdak openstaat, verstelt u
de schuifdakopening om het effect te vermin-
deren.
Onderhoud schuifdakGebruik voor het reinigen van het glaspaneel
uitsluitend een niet-schurend reinigingsmiddel
en een zachte doek.
Bediening bij afgezet contactDe schakelaars voor het schuifdak kunnen zo
worden geprogrammeerd dat deze tot onge-
veer tien minuten na het uitschakelen van de
ontsteking actief blijven. Voor meer informatie
raadpleegt uElektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Persoonlijke instellingen (Sys-
teeminstellingen) onderDe functies op uw
dashboard. OPMERKING:
Door het openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld.
Schuifdak geheel geslotenDruk de schakelaar kort naar voren om te
controleren of het schuifdak geheel is gesloten.
ELEKTRISCHE STOPCONTACTENUw voertuig is voorzien van 12 Volt (13 Amp)
aansluitcontacten die als stroombron gebruikt
kunnen worden voor mobiele telefoons, kleine
elektronische apparaten en andere accessoi-
res die werken op lage spanning. De aansluit-
contacten zijn voorzien van labels met daarop
het symbool van een
sleutel-ofaccu. Aan-
sluitcontacten met het label van een sleutel
komen op spanning wanneer de contactscha-
kelaar in de ON of ACC stand staat. De aan-
sluitcontacten met het label van een accuzijn
direct op de accu aangesloten en staan altijd
onder spanning. OPMERKING:
•
Alle accessoires die zijn aangesloten op
de aansluitcontacten met het label accu
dienen losgekoppeld of uitgezet te wor-
den wanneer het voertuig niet gebruikt
wordt, om te voorkomen dat de accu ont-
laadt.
• Om een goede werking te verzekeren
moeten een MOPAR-knop en element
worden gebruikt.
LET OP!
De aansluitcontacten zijn uitsluitend bedoeld
voor accessoirestekkers. Steek geen voor-
werpen in de aansluitcontacten, omdat deze
dan beschadigen en de zekering doorbrandt.
Bij verkeerd gebruik van het elektrisch aan-
sluitcontact kan schade worden veroorzaakt
die niet door de beperkte garantie van een
nieuw voertuig wordt gedekt.
159
Het voorste aansluitcontact bevindt zich in het
opbergvak in de dashboardconsole. Druk het
deksel van het opbergvak naar binnen om
deze te openen en toegang te krijgen tot deze
aansluiting.
In aanvulling op het voorste aansluitcontact is
nog een extra aansluitcontact geplaatst in het
opbergvak van de middenconsole.Het aansluitcontact achterin bevindt zich
rechts in de bagageruimte achter.
WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van ernstig letsel of de dood:
•
Sluit alleen apparaten aan op een aansluit-
contact van 12 Volt als ze voor dit type
aansluitcontact geschikt zijn.
• Niet met natte handen aanraken.
(Vervolgd)
Aansluitcontact voorin
Aansluitcontact in middenconsole
Aansluitcontact achterin
Locatie zekeringen voor aansluitcontacten
1 — M7-zekering 20 A geel stopcontact rechter-
achterpaneel
2 — M6 zekering 20 A geel sigarettenaansteker
instrumentenpaneel
3 — M36 zekering 20 A geel aansluitcontact in
console
160
OPBERGVAKJE
Handschoenenvakje
Het handschoenenvakje bevindt zich aan de
rechter zijde van het dashboard.Om het handschoenenvakje te openen trekt u
de sluiting naar buiten en laat u de deur van het
handschoenenvakje omlaag komen.
Opbergruimte portierenIn de portieren zijn grote, gemakkelijk bereik-
bare opbergruimten ingebouwd.
Handschoenenvakje
Geopend handschoenenvakjeOpbergruimte in portierpanelen
162
met een snelheid van meer dan 48 km/u,
raadpleegt u zo snel mogelijk uw erkende
dealer om vast te stellen wat het probleem is en
om het probleem op te lossen.
OPMERKING:
•Het controlelampje ESC OFFvan het
elektronisch stabiliteitsprogramma en het
controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) gaan tijdelijk
branden, wanneer het contact in de posi-
tie ON wordt gezet.
• Telkens wanneer het contact wordt inge-
schakeld, wordt het ESC-systeem geacti-
veerd, ook wanneer dit eerder werd uitge-
schakeld.
• Het ESC-systeem maakt zoemende of
klikkende geluiden wanneer het actief is.
Dit is normaal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na de ma-
noeuvre die de activering van het ESC-
systeem heeft veroorzaakt. 5. Controlelampje TOW/HAUL
(trekken/slepen) — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer
u de knop TOW/HAUL indrukt. De
knop TOW/HAUL bevindt zich in
het midden van het dashboard
(onder de bedieningselementen
van de klimaatregeling).
6. Controlelampje richtingaanwijzers De pijltjes knipperen tegelijkertijd met de
richtingaanwijzers nadat u de richting-
aanwijzerhendel naar boven of naar be-
neden hebt geduwd. Wanneer de richtingaan-
wijzers ingeschakeld blijven over een afstand
langer dan 1,6 km zal een geluidssignaal klin-
ken en een EVIC-bericht verschijnen.
OPMERKING:
Als één van de richtingaanwijzers sneller
knippert dan normaal, moet u controleren of
er een gloeilampje aan de buitenkant defect
is.
7. Controlelampje groot licht Dit lampje geeft aan dat het grootlicht
is ingeschakeld. 8. Controlelampje voorste mistlampen —
indien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de
mistlichten vóór aan zijn.
9. Indicatielampje hellingsregeling —
Indien aanwezig Het symbool geeft de stand aan
van de functie Hellingsregeling
(HDC). Het lampje is aan als het
HDC-systeem in de waakfunctie
staat. Het HDC-systeem kan alleen
in de waakfunctie worden gezet
als de tussenbak in de stand 4WD Low (vier-
wielaandrijving laag) staat en de snelheid min-
der dan 50 km/u bedraagt. Als niet aan deze
voorwaarden wordt voldaan als men probeert
de HDC-functie te gebruiken, knippert het
HDC-indicatielampje aan/uit.
10. Display elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) /Display
kilometerteller
De kilometerteller duidt aan hoeveel kilometers
de auto in totaal heeft gereden.
178