•Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur van de
transmissie wanneer de keuzehendel in de
stand Drive staat.
• Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de motor in
bedrijf is geweest.
Bandenspanning PSI of KPA
Druk op de toets OMHOOG of OMLAAG totdat
de melding Tire PSIofTire KPA (Banden-
spanning PSI of KPA) in het EVIC verschijnt en
druk dan de toets SELECT. Druk de toets
OMHOOG/OMLAAG herhaald kort in totdat
een van de volgende meldingen van de sys-
teemstatus in het EVIC worden weergegeven:
• Systeem OK
• Systeemwaarschuwingen op scherm (geeft
alle momenteel actieve systeemwaarschu-
wingen weer.)
• Bandenspanningscontrolesysteem (toont de
huidige spanning van alle vier de banden).
Raadpleeg voor meer informatie: “Bewaking
bandenspanning” onder “Starten en bedie-
nen”. OPMERKING:
•
Onder normale rijomstandigheden wor-
den de banden warm tijdens het rijden. Bij
hitte neemt de bandenspanning toe van
14 to 41 kPa bij normale rijomstandighe-
den. Raadpleeg voor meer informatie: Banden - Algemene informatie/
Bandenspanningen
onderStarten en be-
dienen.
• Uw systeem kan opgezet worden zodat
het de druk aangeeft in PSI of kPa.
Display sleutelloze voertuigtoegang
— Indien aanwezig
Wanneer de ENGINE START/STOP-knop wordt
ingedrukt om een andere stand van de contact-
schakelaar te kiezen, verschijnt het pictogram
voor sleutelloze voertuigtoegang kort op het
EVIC-display om de nieuwe stand van de con-
tactschakelaar aan te geven.
Raadpleeg voor meer informatie: “Sleutelloze
voertuigtoegang” onder “Starten en bedienen”.
OPMERKING:
Onder bepaalde omstandigheden kan het
display worden vervangen door een ander
display met een hogere prioriteit. Wanneer
de stand van de contactschakelaar wordt
veranderd, verschijnt het display altijd weer.
Weergave bandenspanning
196
Display kompas / temperatuurDe kompasuitlezingen geven aan in welke rich-
ting de auto wijst. Het EVIC geeft een van de
acht mogelijke kompasstanden weer en de
buitentemperatuur.
OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de laatst
bekende buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere minuten rijtijd
nodig voordat de werkelijke buitentempera-
tuur weergegeven wordt. De temperatuur
van de motor kan van invloed zijn op de
weergave van de buitentemperatuur,
daarom wordt de weergegeven temperatuur
niet geüpdate wanneer het voertuig stil
staat.
Automatische kompasijking
Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet
handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft
het kompas onjuiste waarden weer wanneer de
auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het
bericht CAL weer tot het kompas wordt geijkt. U
kunt het kompas ook kalibreren door één of
verschillende keren 360° rond te draaien (opeen plaats zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-bericht
CALverdwijnt. Het kom-
pas werkt nu normaal.
OPMERKING:
Voor juiste ijking is een vlak wegdek en een
omgeving zonder grote metalen voorwerpen
zoals gebouwen, bruggen, ondergrondse
kabels, spoorrails enz. vereist.
Kompasafwijking
De kompasafwijking is het verschil tussen het
magnetische noorden en het geografische
noorden. Ter compensatie van de verschillen
moet de kompasafwijking aan de hand van de
zonekaart worden ingesteld voor de zone
waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de
verschillen automatisch gecompenseerd, zo-
dat de nauwkeurigheid van de kompasrichting
optimaal is. Voor de meest nauwkeurige wer-
king van het kompas moet de kompasafwijking
aan de hand van de volgende procedure wor-
den afgesteld: OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voorwerpen,
zoals iPod’s, mobiele telefoons, laptops en
radardetectors, op het dashboard liggen.
Omdat zich hier de kompasmodule bevindt,
zou er interferentie met de sensor van het
kompas kunnen optreden, waardoor de
weergegeven waarden onbetrouwbaar wor-
den.
197
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OMLAAG
totdat het menu Setup (Instellingen) (Door de
klant te programmeren functies) bereikt is. Druk
dan SELECT.
3. Druk de toets OMLAAG totdat de melding
“Compass Variance” (Kompasafwijking) in het
EVIC weergegeven wordt en druk dan op SE-
LECT. Het laatst gebruikte zonenummer ver-
schijnt in het EVIC.
4. Druk kort op de toets SELECT totdat de
juiste afwijkingszone volgens de kaart is gese-
lecteerd.
5. Druk kort op de toets BACK om af te sluiten.
Handmatige kompasijking
Als het kompas onjuiste waarden weergeeft,
maar het CAL-indicatielampje niet op het EVIC-
display verschijnt, zet u het kompas als volgt
handmatig in de kalibratiemodus:
OPMERKING:
Voor de nauwkeurige werking van het kom-
pas moet de kompasafwijking worden afge-
steld voordat het kompas handmatig wordt
geijkt. De kompasafwijking moet aan dehand van de zonekaart worden ingesteld
voor de zone waarin de auto wordt gebruikt.
Raadpleeg voor meer informatie “Kompas-
afwijking.”
1. Schakel het contact in.
2. Druk de toetsen OMHOOG of OMLAAG
totdat het menu Setup (Instellingen) (Door de
klant te programmeren functies) bereikt is. Druk
dan SELECT.
3. Druk op de toets OMLAAG totdat
Calibrate
Compass (Kompas ijken) wordt weergegeven
op het EVIC.
4. Druk kort op de knop SELECT om het ijken
te starten. Het CAL-indicatielampje verschijnt
op het EVIC.
5. Draai één of meer keren een rondje van 360°
(op een plaats zonder grote metalen voorwer-
pen) tot het CAL-indicatielampje uit gaat. Het
kompas werkt nu normaal.
Door de klant te programmeren
functies (Systeeminstellingen)
Via Personal Settings (Persoonlijke Instellingen)
kunt u functies instellen en weer oproepen
wanneer de transmissie in PARK is geschakeld. Wanneer de transmissie niet in PARK staat of
het voertuig begint te rijden, verschijnt de waar-
schuwing
SETUP NOT AVAILABLE (PER-
SOONLIJKE INSTELLING NIET BESCHIK-
BAAR). Deze melding wordt binnen drie
seconden gevolgd door VEHICLE NOT IN
PARK (VOERTUIG NIET IN PARKEERSTAND).
Druk kort op de toets OMHOOG of OMLAAG
totdat Setup (Instellingen) verschijnt in het
EVIC.
Gebruik de toets OMHOOG of OMLAAG om
een van de volgende opties weer te geven.
Taalkeuze
In dit scherm kunt u kiezen uit vijf talen voor de
schermweergave, met inbegrip van de trip-
functies en het navigatiesysteem (indien aan-
wezig). Gebruik in dit scherm de toetsen OM-
HOOG of OMLAAG om door de beschikbare
talen te bladeren. Druk de toets SELECT om
een keuze te maken uit: English, Spanish (Es-
pañol), French (Français), Italian (Italiano), Ger-
man (Deutsch) en Dutch (Nederlands). Alle
verdere informatie wordt getoond in de taal van
uw keuze.
199
Navigatie –Bocht na bocht
Wanneer u deze functie gekozen heeft, zal het
navigatiesysteem u, door middel van gespro-
ken aanwijzingen, kilometer na kilometer en
bocht na bocht langs de gekozen route bege-
leiden totdat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u herhaal-
delijk kort op de toets SELECT, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
Anti-ongevalsysteem Forward Collision
Warning — Indien aanwezig
Het FCW anti-ongevalsysteem kan ingesteld
worden op: veraf, dichtbij of uit. De stan-
daardinstelling van het FCW-systeem is: veraf.
Dit houdt in dat het systeem u waarschuwt voor
een mogelijke aanrijding met een voertuig voor
u, terwijl u nog verder van dit voertuig verwij-
derd bent. Dit geeft u de langste reactietijd.
Voor een meer dynamische rijstijl kiest u de
instelling: dichtbij. Deze instelling waarschuwt
u voor een mogelijke aanrijding met een voer-
tuig voor u, terwijl u veel dichter bij dit voertuig
bent. Deze instelling biedt een meer dynami-sche rijervaring. Om de FCW-status te wijzigen,
drukt u kort op de toets SELECT totdat een
vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is, of totdat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Voor meer informatie, raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van uw
voertuig”.
Parkeerhulp
De parkeerhulp achter tast het gebied achter
de auto af voor obstakels indien REVERSE
(achteruit) is ingeschakeld en de snelheid min-
der dan 18 km /u bedraagt. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (alleen ge-
luid), Sound and Display (geluid en beeld) of
worden uitgeschakeld (OFF) via het EVIC. Om
een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
Raadpleeg
Rear Park Assist System (parkeer-sensoren achter) in
Functies van uw auto
begrijpen voor meer informatie over de wer-
king en bediening.
Dodehoekbewaking — indien aanwezig
Bij het gebruik van het dodehoeksysteem zijn
drie instellingen mogelijk. Door eenmaal kort
op de toets SELECT te drukken kiest u de
modus “Blind Spot: Lights Only” dode hoek:
alleen lichtsignaal). Wanneer deze modus is
ingeschakeld werkt het dodehoeksysteem en
worden waarschuwingen als visuele signalen
weergegeven in de buitenspiegels. Door de
toets SELECT een tweede maal te drukken
kiest u de modus “Blind Spot: Lights/CHM”
(dode hoek:lichtsignaal/geluid). In deze modus
geeft het dodehoeksysteem, zodra de richting-
aanwijzers zijn ingeschakeld, visuele waar-
schuwingen weer in de buitenspiegels en laat
gelijktijdig een waarschuwingssignaal klinken.
Door de modus “Blind Spot: Off” (dode hoek:
Uit) te kiezen wordt het dodehoeksysteem uit-
geschakeld.
OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft opgelo-
pen in het gebied waar de sensor geplaatst
200
Enter-N-Go sleutelloze toegang (passieve
toegang)
Met deze functie kunt u de portieren van uw
auto vergrendelen en ontgrendelen zonder dat
u op de RKE-afstandbediening de vergrendel-
en ontgrendelknoppen hoeft in te drukken. Om
uw keuze te maken drukt u herhaaldelijk kort op
de toets SELECT, totdat een vinkje naast de
functie verschijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of totdat het
vinkje verdwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg
“Enter-N-Go-systeem” voor sleutelloze toegang
onder “Wat u moet weten voordat u het voertuig
start”.
Display Units of Measure in:
(Maateenheden weergeven in:)
Voor het EVIC, de kilometerteller en het
Uconnect™-navigatiesysteem (indien aanwe-
zig) kunt u kiezen uit weergave in Engelse of
metrische maateenheden. Maak uw keuze
door de toets SELECT kort in te drukken totdat
“ENGLISH” of “METRIC” verschijnt.Weergave brandstofbespaarder — Indien
aanwezig
De ECO-meldingen worden getoond op het
kompas-/temperatuurdisplay en kunnen wor-
den in- of uitgeschakeld. Om uw keuze te
maken, drukt u kort op de toets SELECT totdat
een vinkje naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem geacti-
veerd is.
Kompas kalibreren
Raadpleeg “Weergave kompas” voor meer in-
formatie.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor meer in-
formatie.
GELUIDSSYSTEMENRaadpleeg uw boekje over geluidssystemen.
iPod/USB/MP3 REGELING —
INDIEN AANWEZIG
OPMERKING:
Dit hoofdstuk is uitsluitend bedoeld voor
radio’s met Uconnect™, verkoopcode RES
of REQ/REL/RET. Voor de radio met codeRBZ/RHB, RHR, RHP, RHW of RB2 en aan-
raakscherm met iPod/USB/MP3 regeling,
moet u de RBZ/RHB, RHR, RHP, RHW of RB2
gebruikershandleiding raadplegen. iPod
/
USB/MP3 regeling is uitsluitend als optie bij
deze radio’s verkrijgbaar.
Deze voorziening maakt het mogelijk een iPod
of extern USB-apparaat aan te sluiten op de
USB-poort, aangebracht in de middenconsole
of het handschoenenkastje.
iPod regeling is compatibel met mini-, 4G-,
foto-, nano-, 5G-, iPod- en iPhone-
apparaten. Sommige versies van de iPod -
software zijn mogelijk niet volledig compatibel
met de iPod-functies. Ga in dat geval naar de
website van Apple om de recentste software-
versies te downloaden.
OPMERKING:
• Wanneer de radio is voorzien van een
USB-poort, raadpleeg dan de desbetref-
fende gebruikershandleiding van
Uconnect™ multimediaradio voor de mo-
gelijke ondersteuning van iPod of ex-
terne USB-apparaten.
204
•Wanneer u een iPod of elektronisch
audio-apparaat aansluit op de AUX-poort
op het voorpaneel van de radio, kunt u
wel muziek afspelen, maar kan de iPod
/MP3-functie voor het bedienen van het
aangesloten apparaat niet worden ge-
bruikt.
De iPod of het externe
USB-apparaat aansluiten
Gebruik de aansluitkabel om een iPod of
extern USB-apparaat aan te sluiten op de USB/
AUX aansluitpoort van de auto (aangebracht in
de middenconsole of het handschoenen-
kastje). Nadat het audio-apparaat is aangesloten en
synchronisatie met het iPod/USB/MP3-
systeem van de auto heeft plaatsgevonden (de
iPod
of het externe USB-apparaat heeft mo-
gelijk enkele seconden nodig om de verbin-
ding tot stand te brengen), begint het audio-
apparaat met opladen en is het apparaat
gereed voor gebruik via het indrukken van de
radioknoppen, zoals hierna wordt beschreven.
OPMERKING:
Wanneer de batterij van het audio-apparaat
volledig leeg is, bestaat de kans dat er geen
communicatie met het iPod /USB/MP3-
systeem mogelijk is voordat de batterij een
minimum laadniveau heeft bereikt. Als u de
verbinding tussen het audio-apparaat en het
iPod/USB/MP3-systeem in stand laat, kan
de accu opladen tot het vereiste minimum
laadniveau.
Gebruik van deze functieBij gebruik van iPod-kabel of extern USB-
apparaat voor aansluiting op USB-poort:
• De audio van het apparaat kan worden af-
gespeeld via het audiosysteem van de auto, terwijl de metagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op het ra-
diodisplay.
• Het audio-apparaat kan worden bediend
door de radioknoppen te gebruiken voor
afspelen, bladeren en een overzicht van de
inhoud van de iPod.
• De batterij van het audio-apparaat wordt
opgeladen wanneer het is aangesloten op
de USB/AUX-connector (indien ondersteund
door het specifieke audio-apparaat).
De iPod of het externe
USB-apparaat bedienen met de
radioknoppen
Om de iPod/USB/MP3-modus te activeren en
toegang te krijgen tot een aangesloten audio-
apparaat, drukt u op de knop “AUX” op het
front van de radio. U kunt ook op de knop VR
drukken en dan USBofSchakel naar USB
zeggen. Eenmaal in de iPod /USB/MP3-
modus, worden audionummers (indien aanwe-
zig op het audio-apparaat) afgespeeld via het
audiosysteem van de auto.
USB-/AUX-poort in middenconsole
205
De Play-modusAls de iPod/USB/MP3-modus is ingescha-
keld, wordt de Play-modus automatisch geac-
tiveerd door de iPodof het externe USB-
apparaat. In de Play-modus kunnen de
volgende knoppen op het radiofront worden
gebruikt om de iPod of het externe USB-
apparaat te bedienen en gegevens weer te
geven:
• Gebruik de TUNE-knop om naar het vol-
gende of vorige nummer te gaan.
• Als u de knop één klik rechtsom (vooruit)
draait tijdens het afspelen van een num-
mer, gaat u naar het volgende nummer. U
kunt ook op de knop VR drukken en dan
Volgende nummer zeggen.
• Als u de knop één klik linksom (terug)
draait, gaat u naar het vorige nummer in
de lijst. U kunt ook op de knop VR druk-
ken en dan Vorige nummer zeggen.
• Teruggaan in het huidige nummer door
de knop << RWingedrukt te houden.
Door de knop << RWlang genoeg inge-
drukt te houden, gaat u terug naar het
begin van het huidige nummer. •
U kunt het huidige nummer vooruitspoelen
door de knop FF>> ingedrukt te houden.
• Als u eenmaal drukt op de knop << RWof
FF >>, gaat u vijf seconden terug of vooruit
in het huidige nummer.
• Gebruik de knoppen << SEEKenSEEK >>
om naar het vorige of volgende nummer te
gaan. Als u tijdens het afspelen op de knop
SEEK >> drukt, gaat u naar het volgende
nummer in de lijst. U kunt ook op de knop VR
drukken en dan Volgende of vorige num-
mer zeggen.
• Tijdens het afspelen van een nummer kunt u
op de INFO-knop drukken om de metage-
gevens (artiest, titel, album, enzovoort) van
het nummer te bekijken. Als u nogmaals op
de INFO -knop drukt, gaat u naar het vol-
gende scherm met gegevens over het num-
mer. Nadat alle schermen zijn bekeken, komt
u met een laatste druk op de INFO-knop
weer terug in het scherm met de afspeelmo-
dus op de radio.
• Als u op de knop REPEATdrukt, wordt de
modus van het audio-apparaat veranderd
om het nummer dat op dat moment wordt afgespeeld te herhalen. U kunt ook op de
knop VR drukken en dan
Herhalen AANof
Herhalen UIT zeggen.
• Druk op de SCAN-knop om de scanmodus
van het iPod/USB/MP3-apparaat te gebrui-
ken. In deze modus worden van elk nummer
alleen de eerste 10 seconden afgespeeld,
waarna het volgende nummer wordt gela-
den. Als u de scanmodus wilt beëindigen om
het nummer van uw keuze volledig af te
spelen, drukt u tijdens de eerste vijf secon-
den van het gewenste nummer nogmaals op
de SCAN -knop. Tijdens de scanmodus kunt
u ook drukken op de knoppen << SEEKen
SEEK >>
om het vorige of volgende num-
mer te selecteren.
• De RND -knop (uitsluitend beschikbaar op
de radio met verkoopcode RES): als u op
deze knop drukt, schakelt de iPod of het
externe USB-apparaat tussen de modi Shuf-
fle ON en Shuffle OFF. U kunt ook op de knop
VR drukken en dan Shuffle ONofShuffle
OFF zeggen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is de mo-
dus Shuffle geactiveerd.
206
De List-modus (Browse-modus)Wanneer u in de Play-modus op een van de
hierna genoemde knoppen drukt, roept u de
List-modus op. In de List-modus kunt u blade-
ren in de lijst met menu’s en nummers op het
audio-apparaat.
•De TUNE -regelknop: de TUNE-regelknop
werkt op dezelfde manier als het scrollwiel
van het audio-apparaat of externe USB-
apparaat.
• Door de knop rechtsom (vooruit) of
linksom (achteruit) te draaien, kunt u in de
lijsten bladeren terwijl de gegevens van
de nummers worden weergegeven op het
radiodisplay. Nadat u het nummer van uw
keuze heeft gemarkeerd op het radiodis-
play, drukt u op de TUNE-regelknop om
het nummer te selecteren en af te spelen.
AlsudeTUNE -regelknop snel draait,
bladert u sneller door de lijst. Wanneer u
snel bladert, wordt de informatie op het
radiodisplay mogelijk met een kleine ver-
traging bijgewerkt. •
In de List-modi geeft de iPod alle lijsten
weer in doorlopende vorm. Als het num-
mer van uw keuze zich bijvoorbeeld on-
der aan de lijst bevindt, draait u de regel-
knop linksom (achteruit) om sneller naar
dit nummer te gaan.
• In de List-modus worden de PRESET
-knoppen gebruikt als een snelle manier
om naar de volgende lijsten op de iPod
of het externe USB-apparaat te gaan:
• Voorkeuze 1 – Afspeellijsten
• Voorkeuze2–Ar tiesten
• Voorkeuze 3 – Albums
• Voorkeuze 4 – Muziekstijlen
• Voorkeuze 5 – Luisterboeken
• Voorkeuze 6 – Podcasts
• Als u op een van de PRESET-knoppen
drukt, wordt de huidige lijst op de boven-
ste regel weergegeven en het eerste item
in de lijst op de tweede regel. •
Als u de List-modus wilt verlaten zonder
een nummer te kiezen, drukt u nogmaals
op dezelfde PRESET-knop om terug te
gaan naar de Play-modus.
• LIST -knop: als u op de LIST-knop drukt,
wordt het hoofdmenu van de iPod of het
externe USB-apparaat weergegeven. Draai
de TUNE -regelknop om het onderdeel van
het hoofdmenu weer te geven dat u wilt
selecteren, en druk op de TUNE-regelknop.
Hierna wordt het volgende lijstonderdeel in
het submenu van het audio-apparaat weer-
gegeven. U kunt nu via dezelfde stappen
naar het gewenste nummer in deze lijst
gaan. Niet alle niveaus van submenu van de
iPod of het externe USB-apparaat zijn op
dit systeem beschikbaar.
• De MUSIC TYPE -knop: deMUSIC TYPE
-knop biedt ook een snelle manier om de
lijsten op het audio-apparaat, in dit geval
gesorteerd op Muziekstijl, te bekijken.
207