WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumen-
tenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE
HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MOTOR-
KAP) op het EVIC negeert , kan dat betekenen
dat de actieve motorkap de voetgangersbescher-
ming niet verhoogt .Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de contactsleutel omdraait en
blijft branden nadat u de auto hebt gestart of
gaat branden tijdens het rijden, dient u contact
op te nemen met uw erkende dealer.
Wijzigingen aan delen van het actieve motor-
kapsysteem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert .
Breng geen wijzigingen in de onderdelen of be-
drading aan. Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosseriestructuur en mon-
teer geen los verkrijgbare voorbumpers of kap-pen.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het ac-
tieve motorkapsysteem te repareren.Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto is
uitgerust met een actief motorkapsysteem.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van het actieve
motorkapsysteem te wijzigen. De actieve motor-
kap kan per ongeluk omhoog schieten of moge-
lijk niet goed meer werken als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende dealer voor
reparaties aan de motorkap.
Bestuurders moeten zich bewust zijn van voet-
gangers. Let altijd op voetgangers, dieren, andere
voertuigen en obstakels. U bent verantwoordelijk
voor de veiligheid en dient uw aandacht voortdu-
rend bij de omgeving te houden.Anders bestaat er
een risico op ernstig of dodelijk letsel.
GEAVANCEERD
AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BELTALERT
®)
BeltAlert
®
is een voorziening die de bestuurder en
voorpassagier (voor bepaalde uitvoeringen/markten
met BeltAlert
®
voor de voorpassagier) eraan herin-
nert de veiligheidsgordel vast te gespen. Deze voorzie-
ning is altijd actief wanneer het contact is ingeschakeld.
Als de autogordel van de bestuurder of voorpassagier
niet is vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje voor
de veiligheidsgordels branden totdat beide gordels
vóór zijn vastgegespt. Het BeltAlert
®-systeem wordt
geactiveerd binnen 60 seconden nadat de auto een
184
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
snelheid boven 8 km/u heeft bereikt. De waarschu-
wingscyclus duurt 96 seconden of totdat de betref-
fende veiligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cy-
clus is voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden totdat beide gordels vóór
zijn vastgegespt. De bestuurder behoort ook alle an-
dere inzittenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels
vast te gespen. Als een veiligheidsgordel vóór niet is
vastgegespt terwijl er wordt gereden met een snelheid
boven 8 km/u, laat BeltAlert
®als eenmalige waarschu-
wing een geluidssignaal klinken, gaat het waarschu-
wingslampje voor de veiligheidsgordels branden en
wordt vervolgens de waarschuwingscyclus van 96 se-
conden geactiveerd.
De BeltAlert
®voor de voorstoel aan passagierszijde is
niet actief wanneer er niemand in de stoel zit.
BeltAlert
®kan worden geactiveerd wanneer zich op
de voorstoel aan passagierszijde een dier of zwaar
voorwerp bevindt of wanneer de stoel is neergeklapt
(voor bepaalde uitvoeringen/markten). Het wordt aan-
bevolen huisdieren aangelijnd, of in een met de veilig-
heidsgordels bevestigde reismand, op de achterbank te
vervoeren en bagage goed op te bergen. OPMERKING:
De BeltAlert
®
kan door uw dealer geactiveerd of
gedeactiveerd worden.
De fabrikant van dit motorvoertuig raadt deactive-
ring van BeltAlert®af.
Als het BeltAlert®-waarschuwingssysteem is gede-
activeerd, blijft het controlelampje branden zolang de
bestuurdersgordel niet is vastgemaakt.
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Wij adviseren vrouwen die in verwachting zijn om ook
dan de autogordel te gebruiken. Een veilig zittende
moeder vormt de beste bescherming voor de nog
ongeboren baby.
Een aanstaande moeder hoort het heupgedeelte van
de gordel laag over het middel en zo strak mogelijk
over de heupen te dragen. Houd de gordel laag, zodat
deze niet over de buik loopt. Op deze wijze zullen de
heupen de krachten opvangen bij een ongeval.
185
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een autogordel dragen,
ook baby's en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten onderweg goed
vastgegespt zijn op de achterbank als dat mogelijk is.
Statistieken tonen aan dat kinderen veiliger zijn wan-
neer ze op de achterste zitplaatsen zijn vastgegespt (en
niet op de voorstoelen). (afb. 129)
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een kin-
derzitje achterstevoren op een stoel die
is beveiligd door een frontairbag!” Lees ook de
informatiestickers op de zonneklep en het por-
tiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-vastgegespt
kind of zelfs een baby als een projectiel naar
voren worden geslingerd. Bij een aanrijding kan
zoveel kracht nodig zijn om een baby op uw
schoot te houden dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent . De baby en
andere inzittenden kunnen zo ernstig gewond
raken. Voor elk kind in uw auto moet u het
bijbehorende kinderzitje gebruiken, overeenko-
mend met de grootte van het kind.
(afb. 129)
186
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
WAARSCHUWING!
Achterwaarts gerichte kinderzitjes mo-
gen uitsluitend op de voorstoel van een
auto met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen kan de
airbag anders ernstig en zelfs dodelijk letsel toe-
brengen aan de baby.
Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die twee jaar zijn of het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje ontgroeid, kunnen
voorwaarts gericht in de auto rijden. Voorwaarts ge-
richte kinderzitjes en voorwaarts geplaatste aanpas-
bare kinderzitjes zijn bedoeld voor kinderen die ouder
zijn dan twee jaar of zwaarder of langer zijn dan de
gewichts- of lengtelimiet van het achterstevoren ge-
plaatste aanpasbare kinderzitje. Kinderen moeten zo
lang mogelijk in een voorwaarts geplaatst kinderzitje
met gordel worden vervoerd totdat ze het toegestane
maximale gewicht of lengte voor het kinderzitje heb-
ben bereikt. Deze typen kinderzitjes worden tevens in
de auto bevestigd met een driepuntsgordel of het
ISOFIX-bevestigingssysteem van het kinderzitje. Zie
"ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes".
Kinderen die zwaarder of langer zijn dan de limiet voor
het voorwaarts geplaatste kinderzitje, moeten een
zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken totdat de
autogordels goed passen. Als het kind met de rug tegen de rugleuning op de zitting zit en de knieën niet kan
buigen om de benen te laten afhangen, moet het kind
een zitverhoger met gordelbevestiging gebruiken. Het
kind en de zitverhoger met gordelbevestiging worden
bevestigd met behulp van de driepuntsgordel.
Geïntegreerde zitverhoger (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De ingebouwde zitverhoger bevindt zich aan de plaat-
sen bij het raam op de tweede zitrij. De zitverhoger is
bedoeld voor kinderen met een lichaamsgewicht tus-
sen 22 en 39 kg en een lengte van 119 tot 145 cm.
Volg de onderstaande stappen om het kind op de
zitverhoger te zetten:
1. Om de geïntegreerde zitverhoger te kunnen gebrui-
ken dient u de tweede zitrij volledig naar achteren te
schuiven.
OPMERKING: De bank op de tweede zitrij moet in
de achterste positie blijven tijdens het gebruik van de
ingebouwde zitverhoger.
2. Trek de lus naar voren om de vergrendeling en de
zitting los te maken. (afb. 130)
3. Licht het stoelkussen op en duw het naar achteren om het in de verhogingsstand vast te zetten.
(afb. 131)
4. Zet het kind rechtop in de stoel met de rug stevig tegen de rugleuning.
5. Pak de gordelgesp en trek de autogordel uit.
190
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
6. Schuif de gordelgesp op de gordelband naar boventot de autogordel om de heupen van het kind kan
worden vastgemaakt.
OPMERKING: Leg de heupgordel laag over de heu-
pen en trek de gordel zo strak mogelijk aan.
7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 132)
8. Om de speling uit de heupgordel te verwijderen trekt u het schoudergedeelte van de gordel naar
boven.
9. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting.
(afb. 130) Ontgrendellus(afb. 131)
Stoelverhoger
(afb. 132)
191
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikantwanneer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje
niet op de juiste wijze installeert, functioneert het
misschien niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzin- gen van de fabrikant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje niet
gebruikt , zet dit dan vast met de auto-
gordel of verwijder het uit de auto. Laat het zitje
nooit los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de stoel-
rugleuningen raken en ernstig letsel veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzitjes
De stoelen op de tweede zitrij zijn voorzien van het
bevestigingssysteem voor kinderzitjes met de naam
ISOFIX. Met het ISOFIX--systeem kunnen kinderzitjes
worden geïnstalleerd zonder gebruik te maken van de
autogordels. Hierbij wordt het kinderzitje aan de car-
rosserie bevestigd met ankerpunten onder en anker-
banden boven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kinderzitjes verkrijg-
baar. Aangezien de introductie van de lage veranke-
ringspunten een aantal jaren zal vergen, zullen kinder-
zitjes met bevestigingen voor dergelijke
verankeringspunten voorlopig ook voorzieningen heb- ben voor bevestiging met behulp van de autogordels.
Kinderzitjes voorzien van ankerbanden en haken voor
bevestiging aan de bovenste ankerbanden zijn al langere
tijd leverbaar. Een groot aantal fabrikanten van kinder-
zitjes levert inmiddels voor sommige oudere typen
kinderzitjes een uitbreidings- of aanpassingsset met
ankerbanden. Maak vooral gebruik van alle beschikbare
mogelijkheden om uw kinderzitje stevig in een auto te
bevestigen.
De drie zitplaatsen op de tweede rij hebben lage
verankeringspunten die geschikt zijn voor ISOFIX-
compatibele kinderzitjes. Zorg bij het bevestigen van
twee ISOFIX-compatibele kinderzitjes dat ze nooit een
laag verankeringspunt delen. Als u kinderzitjes op aan-
grenzende zitplaatsen installeert of als uw kinderzitjes
niet ISOFIX-compatibel zijn, installeer dan de zitjes
met de autogordels. (afb. 133)
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van de fabrikant
zorgvuldig op te volgen bij het installeren van het
kinderzitje. Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd
volgens deze beschrijving. Nogmaals: volg nauwgezet
de aanwijzingen van de fabrikant op wanneer u een
kinderzitje installeert. OPMERKING:
Wanneer bij het aanbrengen van het
kinderzitje het zitje tegen de hoofdsteun aankomt,
kantel dan de rugleuning zodat dit contact wordt ver-meden.
193
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert . Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passagierszitplaatsen zijn
voorzien van een oprolautomaat met automatische
vergrendeling (ALR) of een geschakelde gordelspanner
voor het veilig bevestigen van een kinderzitje (CRS). Bij
deze gordeltypen kan het heupgedeelte stevig rond het
kinderzitje worden getrokken, zodat geen borgclip
hoeft te worden gebruikt. De ALR produceert een
ratelend geluid als u de gordel helemaal uit de rolauto-
maat trekt en vervolgens de gordel terugrollen in de
rolautomaat. Raadpleeg de beschrijving van "Automa-
tische vergrendelmodus" onder het kopje "Veiligheids-
gordels op de passagierszitplaatsen" voor meer infor-
matie over de ALR. In onderstaande tabel worden de
zitplaatsen vermeld met een automatische rolvergren-
deling (ALR) of een geschakelde gordelspanner.
Bestuurder Midden Passagier Vergrende- ling CRS Vergrende-
ling CRS Vergrendeling
CRS
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met automatische
vergrendeling
Kinderzitje met een geschakelde gordelspanner instal-
leren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met een geschakelde gordelspanner trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om door de gor-
delopening van het kinderzitje te leiden. Schuif de
gesp in de sluiting totdat u een “klik” hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje
strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden
na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en
toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinderzitje met ALR trekt u voldoende gordelband uit het oprolmecha-
nisme om door de gordelopening van het kinder-
zitje te leiden. Schuif de gesp in de sluiting totdat u
een 'klik' hoort. Trek daarna de hele gordelband uit
het oprolmechanisme en laat de gordel terug oprol-
len in het mechanisme. Terwijl de gordel terugrolt
196
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
OPMERKING:Voorkom dat de ankerband in de
opening tussen de rugleuningen van de achterbank
verdwijnt wanneer u de band strak trekt.
WAARSCHUWING!
De bevestigingen van kinderzitjes zijn
ontworpen om alleen de last van op de
juiste wijze aangebrachte kinderzitjes te weer-
staan. In geen geval mogen ze worden gebruikt
als autogordels voor volwassenen, voor huisdie-
ren of om andere voorwerpen of apparatuur in
de auto vast te maken.
Door een verkeerd vastgemaakte ankerband
zal het kind het hoofd misschien te veel kunnen
bewegen en kan het kind letsel oplopen. Gebruik
alleen de ankerpunten pal achter het kinderzitje
om de ankerband voor het kinderzitje vast te
maken.
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Deze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgordels
voorzien van geavanceerde frontairbags voor zowel de
bestuurder als de voorpassagier. De geavanceerde
frontairbag voor de bestuurder bevindt zich in het
midden van het stuurwiel. De geavanceerde frontair-
bag voor de passagier bevindt zich in het instrumenten-
paneel, boven het handschoenenkastje. Op de airbag-
panelen ziet u de vermelding SRS/AIRBAG. (afb. 138) OPMERKING:
Deze airbags voldoen aan de nieuwe
richtlijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de geavanceerde voor-
airbags wordt in meerdere stadia geactiveerd. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig worden opgebla-
zen, afhankelijk van de soort aanrijding en de ernst
ervan.
Dit voertuig kan zijn uitgerust met een gesp voor de
veiligheidsgordel voor de bestuurdersstoel en/of de
(afb. 138) Locaties van de geavanceerde frontairbags en knieairbags
1 — Geavanceerde frontairbags voor bestuurder en pas- sagier
2 — Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
198
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD