Page 45 of 216

43
II
124 35
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
NAVIDRIVE KLEURENDISPLAY
1Buitentemperatuur.2Register.3Datum.4Telefoon.5Tijd.
Als de buitentemperatuur tussen -3en +3 °C ligt en er kans op ijzel is,
knippert de aanduiding.Letop:als de auto in de volle zonstaat, zal de weergegeven tempe-ratuur hoger zijn dan de werkelijketemperatuur.
Voer de vol
gende instellingen alleenuit als de auto stilstaat.
BEDIENINGA Toegang tot het menu "Alge-
meen" van het display.BDoorlopen van de verschil-lende menu's.CKiezen van de gewenste func-
tie of de te wijzigen waarde.
In de beschikbare menu's
zoeken.
DHandeling afbreken of terug
naar het vorige scherm.
Airconditioning
Zie "AUTOMATISCHE AIR-CONDITIONING".
Verkeersinformatie
Zie hoofdstuk NaviDrive-
boekje.
Navigatie - Trafi c Info
Zie hoofdstuk NaviDrive-
boekje.
Audio
Zie hoofdstuk NaviDrive-
boekje.
Hoofdmenu
Druk op de knopAom het alge-
mene menu van het display te zien. Via dit menu kunt u uit de volgende
functies kiezen:
Telefoon en
datacomdiensten
Zie hoofdstuk NaviDrive-
boekje.
Confi guratie, hiermee kan
de automatische verlichting
en de "follow me home"-ver-
lichting worden in- en uitge-schakeld. Ook het instellen
van datum en tijd gebeurt via dit menu.
Zie hoofdstuk NaviDrive-boekje.
Kaart
Zie hoofdstuk NaviDrive-boekje.
Video
Zie hoofdstuk NaviDrive-boekje.
Diagnose wagen
Zie hoofdstuk NaviDrive-
boekje.
Page 46 of 216

44
II
BOORDCOMPUTER
WERKING
Druk stapsgewijs op het uiteinde
van de ruitenwisser schakelaar om
de gewenste informatie van de
autoradio op het display zichtbaar
te maken.
Druk op de toets"TRIP" op hetbedieningspaneel van de autora-dio om de gegevens van de boord-computer permanent in beeld tehouden.
Hetresetten van de boordcom-puter doet u door het uiteinde vanrde ruitenwisser schakelaar enkeleseconden ingedrukt te houden.De boordcomputer toont
:Drie soorten actuele informatie:
De actieradius.Het brandstofverbruik van het moment.
De nog af te leggen afstand.Drie soorten informatie over de trajecten 1 en 2:De afgelegde afstand.Het gemiddelde verbruik.De gemiddelde snelheid.De trajectenDe beide trajecten 1 en 2staan los van elkaar. Zo kunt u bijvoorbeeldvoor het ene traject de gegevens dagelijks bijhouden terwijl u met het andere traject een maandoverzicht maakt.Resetten van een trajectDruk, zodra het gewenste traject zichtbaar is, even op het uiteinde
van de ruitenwisser schakelaar.Informatie over de toestand van de auto:
De motorolietemperatuur (alleen bij een NaviDrive/display).De koelvloeistoftemperatuur.
De spanning van de banden.
•
--
-
•---
•
---
Page 47 of 216
45
II
BOORDCOMPUTER
Kleurendisplay type CNaviDrive kleurendisplay
Actieradius
Dit is het aantal kilometers dat nog kan worden afge-
legd met de resterende hoeveelheid brandstof in de
tank. Als die afstand minder dan ongeveer 30 km is,
worden er alleen nog vier streepjes aangegeven.
Actueel verbruik
Dit is het gemeten brandstofverbruik van de laatste
2 seconden. Dit wordt pas aangegeven bij snelheden
vanaf 30 km / h.
Af te leggen afstand
Zie "Multifunctioneel display" voor het invoeren ervan.
Afgelegde afstand
Geeft het aantal kilometers aan dat is afgelegd sinds
de laatste keer dat het gekozen traject op nul werd gezet.
Gemiddeld verbruik
Dit is het gemiddeld brandstofverbuik over de afge-
legde afstand sinds de laatste keer dat de boordcom-
puter op nul werd gezet.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid wordt verkregen door de afge-
legde afstand sinds de nulstelling van de computer
te delen door de tijd dat de auto is gebruikt (contact
AAN).
Page 48 of 216
46
II
BOORDCOMPUTER
Deze indicator informeert u over de temperatuur van de motorolie.
OLIETEMPERATUUR (NAVIDRIVE KLEURENDISPLAY)
Als de temperatruur te hoog is, lichten alle segmenten op en knip-pert het laatste, rode segment.
Raadplee
g het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werk-plaats.
Deze indicator in
formeert u over de temperatuur van de koelvloeistof in de motor.
Bi
j een te hoge temperatuur, geeft de meter een maximumniveau aan en brandt het STOP-lampje op het instrumentenpaneel en op het head-up display.
Stop met rijden en waarschuw zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werk-pj gj
plaats.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Kleurendisplay type CNaviDrive kleurendisplay
Page 49 of 216
47
II
BOORDCOMPUTER
BANDENSPANNINGCONTROLE
Dit systeem waarschuwt u als de bandenspanning te laag is of als er een band lek is. Sensoren in de wielen con-
troleren voortdurend de bandenspanning van elk wiel en en geven de informatie door aan het display. Druk op hetuiteinde van de ruitenwisserschakelaar of op de toets"TRIP" om deze informatie permanent weer te geven.
Kleurendisplay type CNaviDrive kleurendisplay
Weergave als de bandenspanning in orde is
De sensoren worden geïnitialiseerd
Page 50 of 216
48
II
BOORDCOMPUTER
Waarschuwing voor te lage bandenspanning
HetSERVICE-lampje brandt en het silhouet van de auto wordt weergegeven op het display.
Op het display knippert de band waar het om gaat. Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk.
Kleurendisplay type C NaviDrive kleurendisplay
De bandenspanning is veel te laag
De bandenspanning is te laag
Stop onmiddellijk zonder bruusk te sturen of te remmen.
Verwissel het betreffende wiel, laat dat zo snel mogelijk repareren en controleer de bandenspanning van alle
wielen.
Het systeem controleert de bandenspanning van het verwijderde wiel niet langer en ook de bandenspanningvan het gemonteerde reservewiel wordt niet gemeten.
Lekke band
Het "STOP"-lampje en de signalering lekke band lichten op, terwijl het silhouet van de auto wordt weergegeven. Ophet display knippert de band waar het om gaat.
Kleurendisplay type CNaviDrive kleurendisplay
Page 51 of 216

49
II
BOORDCOMPUTER
Wiel niet gedetecteerd
HetSERVICE-lampje brandt en het silhouet van de auto wordt weergegeven op het display.
Op het display wordt aangegeven om welk(e) wiel(en) het gaat. Als u geen wielen heeft verwisseld, duidt dit op eenstoring in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats voor het vervangen van de defecte sensor(en).
Kleurendisplay type CNaviDrive kleurendisplay
De bandenspanningscontrole is slechts een hulpmiddel. De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de juiste ban-
denspanning.
Dit s
ysteem ontslaat u niet van de verplichting om regelmatig de bandenspanning te controleren (zie "Identifi catie"),
om er zeker van te zijn dat de auto zich dynamisch blijft gedragen en om een voortijdige bandenslijtage, met name
veroorzaakt tijdens het rijden met zware belading en bij hoge snelheid, te voorkomen.
Vergeet niet om ook het reservewiel te controleren.
Elke reparatie of vervanging van banden op wielen die voorzien zijn van sensoren dient te wordenuitgevoerd door het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. pggp jg
Signalen van systemen buiten de auto kunnen de bandenspanningscontrole tijdelijk verstoren.
Page 53 of 216

51
II
A
SIGNALERING
BEDIENING VAN DE VERLICHTING
Alle lichten UIT
Parkeerlichten
Dimlicht/Grootlicht
Draai de ring Avan u af.
Draai de ring Avan u af.
AUTOMATISCH INSCHAKELEN VAN DE KOPLAMPEN
De dimlichten gaan automatisch
branden bij weinig licht en als de
ruitenwissers permanent werken.
Zodra het licht
genoeg is of de rui-
tenwissers stoppen, gaat de ver-lichting weer uit.
In het menu "Persoonli
jke instel-lingen" van het hoofdmenu kunt u deze functie in- of uitschakelen.
Let op: het inschakelen van deze
functie gebeurt direct; om deze
functie uit te schaklen, moet het
contact worden afgezet.
Bi
j mist of sneeuw kan het voor-
komen dat de lichtsensor toch
voldoende licht detecteert. De verlichting zal dan niet automa-tisch gaan branden.
Dek de lichtsensor bij de bin-
nenspiegel nooit af.
"FOLLOW ME HOME"-VERLICHTING
Met deze functie kunt u het dimlicht
van de auto inschakelen om in het
donker uw weg te kunnen vinden.
Inschakelen van deze functie:Handmatig, door de hendel Anaar u toe te trekken als hetcontact is afgezet.Automatisch, mits:
de automatische verlichting isgeactiveerd.de "Follow me home"-ver-lichting geactiveerd is. Dezefunctie kunt u activeren via
het hoofdmenu, daarna
"Persoonlijke instellingen" en
vervolgens "Verlichting".
Zie "Multifunctioneel display".Let op: in het menu "Persoonlijkeinstellingen" kunt u ook de duur (60, 30 of 15 seconden) van de ver-lichting instellen.
•
•
-
-
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel door de weer-
stand heennaar u toe om over teschakelen van dim- naar grootlichten omgekeerd.