35
II
00
00A
A
INSTRUMENTENPANEEL
Onderhoudsinterval
Als u de auto onder bijzonder zware
omstandigheden gebruikt,moet uzich houden aan het onderhouds-programma voor "zware gebruiks-
omstandigheden", waarbij kortereonderhoudsintervallen wordengehanteerd. Zie het onderhouds-boekje.
Resetten
Een vertegenwoordiger van hetCITROËN-netwerk of een gekwa-gg
lifi ceerde werkplaats zet de teller
op nul na elke onderhoudsbeurt.
Mocht u het onderhoud zelf uitvoe-ren, dan is de resetprocedure als
volgt:1. Zet het contact af.2. Druk knopA in en houd dezeknop ingedrukt.3. Zet het contact aan.4. Houd de knopA ingedrukt tot "=0"wordt aangegeven en deonderhoudssleutelverdwijnt.
Let op:als de maximumtijd tussen twee onderhouds-beurten is verstreken voordat het maximum aantal kilometers is
verreden, gaat de sleutel branden
en geeft het display "0"" aan.
KILOMETERTELLER
Weer
gave
Bij het openen van een portier
verschijnen gedurende ongeveer 30 seconden de totaalkilome-terstand, de stand van de dag-kilometertelleren eventueel de ronderhoudssleutel van de onder-houdsintervalindicator.
Dagkilometerteller resetten
Werkt alleen als het contact aan is.
Houd de knop Aeven ingedruktom de dagkilometerteller op nul te zetten.
BRANDSTOFMETER
Zodra het brandstofreservelampjepermanent gaat branden wanneer
de auto op een horizontale onder-
grond staat, bevindt zich nog onge-
veer 8 l brandstof in de tank.
Als het een na laatste segment van
de meter uitgaat, bedraagt de in de
tank nog resterende hoeveelheid
brandstof ongeveer 5 l.
TOERENTELLER
Als de wijzer van de toerenteller inhet rode gebied komt, moet u naar een hogere versnelling overscha-
kelen.
36
II
B
AC
D
RIJDEN IN HET DONKERDrukéén keer op de toetsrDARK om het display uit te schakelen. Alleen de tijd en de temperatuur blijven zichtbaar.
Druk nogmaalsop deze toets om ook het instrumentenpaneel uit te schakelen. Zichtbaar blijven:De snelheidsmeter.De schakelstandindicatie van de automatische versnellingsbak.De snelheidregelaar/-begrenzer, als deze in gebruik is.
Let op:
Als u de instelling van de radio/cd-speler of van de airconditioning ver-andert, gaat het display even aan.Ook als u op een van de andere toetsen van het display drukt, gaat het aan. Door de toets DARK nog een keer in te drukken, schakelt u Khet display weer uit.
Bij een waarschuwing worden alle signaleringen automatisch weer zichtbaar.Als de toets een derde keerwordt ingedrukt, is de verlichting weer rnormaal.
•
•
---
-
-
-
•
HELDERHEID VAN DEDASHBOARDVERLICHTING
Druk, als de verlichting is inge-schakeld, op de toets Cof D om dehelderheid op het gewenste niveauin te stellen.
In het hoofdmenu kunt u het menu"Confi guratie" kiezen en daar dehelderheid van het display instel-len. Zie 'Display’ en hoofdstuk
Navidrive.
Met behulp van de toetsenAenBkunt u verder het display kantelenom de afl eesbaarheid te verbete-ren.
INSTRUMENTENPANEEL ñ DISPLAY
37
II2
1
43
HEAD-UPDISPLAY
Via de head-up display wordtbelangrijke informatie in hetgezichtsveld van de bestuurder geprojecteerd. Op deze wijze kande bestuurder de blik op de weghouden.
AAN-/UITZETTEN
Zet het contact aan en gebruik dan de schakelaar 1 om de head-up
display aan- of uit te zetten.
De ingestelde stand wordt bij het
a
fzetten van het contact opgesla-gen.
HEAD-UP DISPLAY
INSTELLEN
Hoogte instellen
Met behulp van de toetsen2 en3stelt u de hoogte van de head-up display in.
Wij adviseren u om de gegevens zo laag mogelijk op de voorruit te
projecteren.
Helderheid instellen
De head-up display is voorzien
van een lichtsterktesensor die ervoor zorgt dat de informatie onder alle omstandigheden goed afl eesbaar is.
U kunt de helderheid aanpassen
door de knop1 te verdraaien.Let op
:Bij bepaalde weersomstandig-heden (regen, sneeuw, fellezonneschijn) kan de informatie
van de head-up display tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Bij het verlaten van een tunnel
heeft het systeem even tijd
nodig om de helderheid weer
aan te passen aan de veran-derde situatie.
Opmerkin
g: sommige brillen ver-
troebelen het beeld van de head-up display.
Opslaan van de zitpositie ende stand van de
head-updisplay
Tegelijk met het opslaan van de
zitpositie zullen ook de volgendeinstellingen van de head-up displayworden opgeslagen (zie "Geheu-genmodule"):de hoogte van de weergave.
de lichtsterkte.de gekozen informatie.
•
•
•
••
Controleer de instelling van dehoogte (toets 2en3) en de statusvan de head-up display (toets 1)als u geen beeld op de voorruit ziet. De bedienin
g van de head-up dis-play is onder het ventilatieroos-
ter aan bestuurderszijde aange-bracht.
38
II
CB
DG
FE
A
i
HEAD-UPDISPLAY
WEERGEGEVEN
INFORMATIEAWaarschuwing "Minimum-brandstofniveau"BControlelampje "STOP"C Controlelampje "ESP"DNavigatie-aanwijzingenEControlelampje "SERVICE"FControlelampje GrootlichtG Rijsnelheid
Raadpleeg "Controlelampjes" voor
de betekenis van de geprojec-
teerde informatie.
Opmerking:het navigatiesysteemgeeft de gewenste richting aan
door het knipperen van het pijl-
tje op de voorruit. Zie 'Display’ enhoofdstuk Navidrive.
Weergeven van informatie uitschakelen:Druk op toets 4.
Verdaai de knop 1om de infor-
matie die u wilt uitschakelen, te selecteren.
Druk op toets 1.
De informatie knippert en zal
daarna niet meer weergegeven
worden.
Druk nog een keer op de toets4om de selectiefunctie te verlaten.Let op:u kunt de informatie over de rijsnelheid en de controlelamp-jes "STOP"" en "ESP"" niet uitzet-ten.
Weergeven van informatie inschakelen:Druk op toets 4.
Verdraai de knop om de knip-
perende informatie te selec-
teren die u op de voorruit wilt laten projecteren.
Druk op toets 1.
De informatie knippert niet meer;
deze zal nu op de voorruit gepro-
jecteerd worden.
Druk nog een keer op de toets4om de selectiefunctie te verlaten.
•
•
•
•
•
•
ADVIES
De kwaliteit van de voorruit is bepalend voor de weerga-
vekwaliteit van de head-up
display. Het is raadzaam devervanging te laten uitvoeren door het CITROËN-netwerk gg
of een gekwalifi ceerde werk-plaats.
Leg geen voorwerpen op of inde uitsparing op het dashboardvoor de projector van de head-
up display.Maak de ruit schoon met eenniet-krassende, schone doek.
ï
ï
ï
Let op:de instellingen van dehead-up display blijven behou-den als u het contact afzet. Als er iemand anders met de auto gaat rijden, moet de nieuwe bestuurder
de instellingen naar eigen voorkeur
aanpassen.
Verander de instellingenvan het systeem alleenals de auto stilstaat.
39
II
1432
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
KLEURENDISPLAY TYPE C
1-Buitentemperatuur
2 -Weergavedeel
3 -Datum
4-Tijd
Als de buitentemperatuur tussen -
3 en +3 °C ligt en er kans op ijzel
is, knippert de aanduiding.
Let op:als de auto in de volle zonstaat, zal de weergegeven tempe-ratuur hoger zijn dan de werkelijketemperatuur.
Voer de volgende instellingenalleen uit als de auto stilstaat.
BEDIENINGA Toegang tot het menu
"Algemeen" van het display.
B Doorlopen van de verschil-
lende menu's.
C Kiezen van de gewenste
functie of de te wijzigen
waarde.D Handeling afbreken of terugnaar het vorige scherm.
Hoofdmenu
Druk op de knopAom het alge-
mene menu van het display te zien. Via dit menu kunt u uit de volgende
functies kiezen:
Radio/CD-speler
Zie hoofdstuk "RDS RADIO/CD-SPELER".
Boordcomputer
Mogelijkheden:Invoeren van de afstandtot de bestemming.
Inzien van het logboek van
waarschuwingen.
Inzien van de status van
functies als de automatischeverlichting, het ESP, de ruiten-
wissers.
•
•
•
Persoonlijkeinstellingen
Mogelijkheden:In- en uitschakelen:
Automatische verlichting.
"Follow me home"-verlichtingen de tijdsduur.Appèlverlichting.Meedraaiende xenonkoplam-pen.De uit-/instapfunctie.Kiezen:Helderheid en kleur van dedisplay, de tijd, de datum en de eenheden.De gebruikte taal.
•
-
-
-
-
-•-
-
Airconditioning
Mogelijkheden:In- en uitschakelen van de airco.
In- en uitschakelen van de
aparte regeling voor links enrechts.
•
•
Bluetooth® hands-free®
Zie hoofdstuk "RDS RADIO/CD-SPELER".
40
II
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
KLEURENDISPLAY TYPE C
BOORDCOMPUTER
Invoeren van de af te leggenafstand:1.Druk op A.2.Kies met knop Bhet icoon"Boordcomputer" en bevestigde keuze door op knopC tedrukken.3.Kies met knop Bhet invoeren
van de afstand. Bevestig uw keuze door opC te drukken.4.Kies het cijfer dat gewijzigd
moet worden metB en beves-
tig dat door opC te drukken.5.Met knop Bkan de juiste
waarde gekozen worden die
dan met een druk opC beves-
tigd wordt.
6.Bevestig de instelling met"OK".
Inzien van het logboek van
waarschuwingen:1. Druk opA.2. Kies met knopB het icoon "Boordcomputer" en bevestig
de keuze door op knop Ctedrukken.3. Kies het logboek van waar-schuwingen.4. Met knopB kunt u door de lijstlopen.
5. Druk opD om terug te gaan
naar de permanente weergave.
Ga op een soortgelijke wijze te
werk om de status van functie te
bekijken.
PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN
In- en uitschakelen van de "Follow me home"-
verlichting:1. Druk op A.2. Kies met knop Bhet icoon
"Persoonlijke instellingen" en
bevestig uw keuze door op knop Cte drukken.3. Kies het submenu met
auto-instellingen. Bevestig uwkeuze door opC te drukken.4.Kies met knop Bverlichting ensignalering. Bevestig uw keuze door op Cte drukken.
5. Druk op Com de follow-me-homeverlichting aan of uit te
vinken.
Kies na het inschakelen de tijds-
duur door op Cte drukken, metB
de duur te kiezen en vervolgens
weer opC te drukken.
In- en uitschakelen
automatische verlichting:
Herhaal de stappen 1 t/m 4 diehiervoor beschreven zijn.
5. Druk op Com de automatischekoplampverlichting aan- of uit
te zetten.Let op:het inschakelen van dezefunctie gebeurt direct; om dezefunctie uit te schaklen, moet het contact worden afgezet.
41
II
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
KLEURENDISPLAY TYPE C
In- en uitschakelen van deappèlverlichting:
Herhaal de stappen 1 t/m 4 die hier-
voor beschreven zijn.
5.
Druk op Com de appèllichten aan- of uit te vinken.
Als u de appèlverlichting inschakelt,gaat de verlichting vanzelf aan als
de lichtschakelaar op 0 staat en deverlichting gedoofd is.
In combinatie met de appèlverlich-
ting gaan ook de parkeerlichten
branden
(afhankelijk van de uitvoe-ring).
In- en uitschakelen van hetmeedraaien van de xenon-
koplampen:
Herhaal de stappen 1 t/m 3 die hier-
voor beschreven zijn.4.Kies met knop Bde rubriek
"Hulp bij het rijden". Bevestiguw keuze door opC te druk-ken.
5. Druk op Com de bi-functionele Xenon meedraaiende koplam-pen aan- of uit te vinken.
Aan- of uitzetten van de in-/uitstapfunctie
Herhaal de stappen 1 t/m 3 diehiervoor beschreven zijn.4. Kies met knop Bde rubriek
"Hulp bij het rijden". Bevestiguw keuze door opC te druk-ken.
5. Druk opCom de in-/uitstapfunctieaan- of uit te vinken.
Helderheid van het display instellen:1. Druk opA.2. Kies met knopB het icoon "Persoonlijke instellingen" en
bevestig uw keuze door opknopC te drukken.3. Kies met knopB de confi gura-
tie van het display. Bevestig uw keuze door op C te drukken.4. Kies het instellen van de hel-
derheid. Bevestig uw keuze
door opC te drukken.5. Kies met knopB het wisselen
van de weergave van voor- enachtergrond en bevestig uwkeuze door op C te drukken.De helderheid kunt u instellen
met "+" en "-" en de gewenste
instelling bevestigt u met
knopC.
6. Bevestig de instelling met"OK".
Ga op dezelfde wijze te werk om de kleur van het display in te
stellen.
Datum en tijd instellen:1. Druk op A.2. Kies met knop Bhet icoon
"Persoonlijke instellingen" en
bevestig uw keuze door op
knop Cte drukken.3. Kies met knop Bde confi gura-
tie van het display. Bevestig uw
keuze door opC te drukken.4. Kies met knop Bhet instel-
len van de datum en de tijd en
bevestig de keuze met knop C.5. Kies met knop Bde te wijzigen
waarden. Bevestig uw keuzedoor op Cte drukken.
6. Gebruik knop B om de juiste
waarden in te stellen enknop Com de keuze te beves-
tigen.
7.
Bevestig de instelling met "OK".
42
II
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
KLEURENDISPLAY TYPE C
Eenheden kiezen (temperatuur, verbruik, ...):1.Druk op A.2.Kies met knop Bhet icoon
"Persoonlijke instellingen" en
bevestig uw keuze door op knop Cte drukken.3.Kies met knop Bde confi gura-
tie van het display. Bevestig uwkeuze door opC te drukken.4.Kies vervolgens het submenu
van de eenheden. Bevestig uw keuze door opC te drukken.
5.Kies met knop Bde gewensteeenheid en bevestig de keuze
door op Cte drukken.
6.Bevestig de instelling met "OK".
Taalinstelling:1. Druk opA.2. Kies met knopB het icoon "Persoonlijke instellingen" en
bevestig uw keuze door opknopC te drukken.3. Kies metB de taalinstellingen.4. Selecteer met Bde gewenste
taal en bevestig de keuze door
op Cte drukken.
5. Bevestig de instelling met"OK".
AAIRCONDITIONING
Airconditoning in- enuitschakelen:1. Druk op A.2. Kies met Bhet icoon van de
airco en bevestig de keuze
door op Cte drukken.3. Kies met Bde optie waarmee de status van de airco veran-dert kan worden en bevestig
uw keuze door opCte druk-ken.
In- en uitschakelen aparte regelingen links/rechts:1. Druk op A.2. Kies met Bhet icoon van de
airco en bevestig de keuze
door op Cte drukken.3. Kies met knop Bde optie
waarmee de wijze van rege-
ling kan worden aangepast en
bevestig uw keuze door op Cte drukken.