Page 17 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
2
34
5
6
7
8
9
DAU10472
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
OPMERKING
Gebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU34121
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en deparkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.
OPMERKING
De koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-
wogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10683
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU10941
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
Page 18 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11004
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU43032
ABS-waarschuwingslampje “” (voor
modellen met ABS)
LET OP
DCA10831
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, is het ABS-systeem mogelijk defect.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het elektrisch circuit te testen.
Zie pagina 3-13 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de nood-
stopschakelaar op “ ” te zetten en de
sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
WAARSCHUWING
DWA11350
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden brandt of knippert, wordt
alleen het conventionele remsysteem
gebruikt. Wees dan voorzichtig en zorg
dat de wielen tijdens plotseling remmen
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. ABS-waarschuwingslampje “ ”
(voor modellen met ABS)
4. Controlelampje startblokkering
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1
3
1
2
4
5
ABS
ABS
Page 19 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
2
34
5
6
7
8
9
niet blokkeren.
OPMERKING
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven ter-
wijl de scooter op de middenbok staat. Er is
dan echter geen sprake van een storing.
DAU38624
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-9 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesys-teem.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
1. Snelheidsmeter
1
Page 20 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU44981
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. Als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat
de naald van de brandstofniveaumeter een-
maal helemaal uit tot aan het hoogste ni-
veau en keert daarna terug naar “E”
(Empty, leeg) om het elektrische circuit te
testen. De naald beweegt naar “E” naarma-
te het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij de rode zone staat, is er
nog ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal) in
de tank aanwezig. Vul in dat geval zo snel
mogelijk brandstof bij.
OPMERKING
Voorkom dat de brandstoftank geheel
droog komt te staan.
DAU12182
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft
de temperatuurmeter voor koelvloeistof de
temperatuur van de koelvloeistof aan. Als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat
de naald van de temperatuurmeter voor
koelvloeistof eenmaal helemaal uit tot aan
de hoogste temperatuur en keert daarna
weer terug naar “C” om het elektrische cir-
cuit te testen. De koelvloeistoftemperatuur
is afhankelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting. Als de naald bij of in
de rode zone staat, zet de machine dan stil
en laat de motor afkoelen. (Zie
pagina 6-36.)
1. Brandstofniveaumeter
2. Rode zone
1
2
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Rode zone
2
1
Page 21 of 94
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
2
34
5
6
7
8
9
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU44968
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een toerenteller
een kilometerteller
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
3. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
4. Kilometerteller/rittellers
1
2
3
4
1. Klok
2. Indicator olieverversing “OIL”
1. “RESET”-toets
2. “SELECT”-toets
1
2
1
2
Page 22 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een brandstofreserve-ritteller (die de
afgelegde afstand aangeeft wanneer
de brandstofvoorraad in de tank nog
ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal) is)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een olieverversingskilometerteller (die
de afgelegde afstand toont sinds de
motorolie voor het laatst werd ver-
verst)
een V-snaarkilometerteller (die de af-
gelegde weg aangeeft sinds de
V-snaar voor het laatst is vervangen)
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten
een voor een op het multifunctionele
display en verdwijnen dan weer om de
elektrische circuits te testen.
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen het
ideale bereik houden.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 tpm en hoger
Klok
De klok op tijd zetten:
1. Houd de “SELECT”-toets en de
“RESET”-toets tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de “RESET”-toets om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Kilometerteller- en rittellermodus
1. Kilometerteller/rittellers
1. Olieverversingskilometerteller
1
1
Page 23 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
2
34
5
6
7
8
9
Door indrukken van de toets “SELECT” wis-
selt de weergave tussen de kilometerteller-
modus en de rittellermodi, in de
onderstaande volgorde:
Odo
→
Trip-A
→
Trip-B
→
OIL Trip
→
V-BELT Trip
→
Odo
Als nog ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)
brandstof in de brandstoftank aanwezig is,
wisselt het display automatisch naar “F
Trip”, de brandstofreserve-ritteller, en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt aange-
geven. In dat geval wordt door het indruk-
ken van de “SELECT”-toets in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers en kilo-
meterteller:
Odo
→
F Trip
→
Trip-A
→
Trip-B
→
OIL Trip
→
V-BELT Trip
→
OdoOm een ritteller terug te stellen, selecteert u
deze door de toets “SELECT” in te drukken
totdat “F Trip”, “Trip-A” of “Trip-B” verschijnt.
Terwijl “F Trip”, “Trip-A” of “Trip-B” wordt
weergegeven, houdt u de toets “RESET”
minstens één seconde ingedrukt. Wanneer
u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze auto-
matisch teruggesteld zodra na het tanken 5
km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige
weergavemodus weer.
OPMERKING
Het display kan niet worden teruggesteld
naar “F Trip” nadat de “RESET”-toets is in-
gedrukt.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na 5000
km (3000 mi). Vervolgens gaat de indicator
om de 5000 km (3000 mi) knipperen, om zo
aan te geven dat het tijd is om de motorolie
te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de indi-
cator olieverversing worden teruggesteld.
Om de olieverversingsindicator op nul terug
te stellen, selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken totdat “OIL Trip”
wordt weergegeven en moet u vervolgens
de toets “RESET” minstens 1 seconde lang
ingedrukt houden. Wanneer u de toets
“RESET” indrukt, begint “OIL Trip” te knip-
peren. Terwijl “OIL Trip” knippert, houdt u
de toets “RESET” minstens 3 seconden in-
gedrukt.
1. Kilometerteller V-snaarvervanging
1
1. Ritteller brandstofreserve
1
1. Indicator olieverversing “OIL”
1
Page 24 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Als de motorolie wordt ververst voordat de
indicator olieverversing “OIL” knippert (dus
voordat het vervangingsinterval van de olie
is verstreken), moet de indicator “OIL” na de
olieverversing worden teruggesteld, zodat
het eerstvolgende tijdstip voor de oliever-
versing weer correct wordt aangegeven.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Zet de noodstopschakelaar op “ ” en
draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator olieverversing een
paar seconden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator olieverversing niet
gaat branden, vraag dan een
Yamaha-dealer het elektrisch circuit te
testen.
Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000 km
(12500 mi), wanneer de V-snaar moet wor-
den vervangen.
Stel de indicator voor V-snaarvervanging
terug nadat de V-snaar is vervangen. Om
de indicator voor V-snaarvervanging terug
te stellen, selecteert u deze door op de toets
“SELECT” te drukken totdat “V-BELT Trip”
wordt weergegeven; houd vervolgens de
toets “RESET” minstens 1 seconde inge-
drukt. Wanneer u de toets “RESET” indrukt,
begint “V-BELT Trip” te knipperen. Terwijl
“V-BELT Trip” knippert, houdt u de toets
“RESET” minstens 3 seconden ingedrukt.
Als de V-snaar wordt vervangen voordat de
indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
knippert (dus voordat het vervangingsinter-
val van de V-snaar is bereikt), moet de indi-
cator “V-BELT” na de V-snaarvervanging
worden teruggesteld, zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor V-snaarvervanging weer
correct wordt aangegeven.
Het elektrisch circuit van de indicator kan
via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
2. Kijk of de indicator V-snaarvervanging
een paar seconden oplicht en dan
dooft.
3. Als de indicator V-snaarvervangingniet gaat branden, vraag dan een
Yamaha-dealer het elektrisch circuit te
testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in een van de circuits van het startblok-
keersysteem een storing wordt gedetec-
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
1
1. Weergave foutcode
1