Page 57 of 96
![YAMAHA TDM 900 2010 Instructieboekje (in Dutch)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
5
67
8
9
verwijderen.
[DWA10361]
LET OP:
Ge-
bruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende
hoog is.
[DCA10011]
YAMAHA TDM 900 2010 Instructieboekje (in Dutch)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
5
67
8
9
verwijderen.
[DWA10361]
LET OP:
Ge-
bruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende
hoog is.
[DCA10011]](/manual-img/51/51366/w960_51366-56.png)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
5
67
8
9
verwijderen.
[DWA10361]
LET OP:
Ge-
bruik het voertuig alleen als u weet
dat het motorolieniveau voldoende
hoog is.
[DCA10011]
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
OPMERKING
Het motoroliereservoir zit achter de ci-
linders.
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tappluggen met hun pakking om de
olie uit het carter te laten stromen.
1. Olievuldop
1
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Merkstreep minimumniveau
1
2
3
4
1. Olieaftapplug A
2. Pakking
2
1
✼✥✯✣✱ ✤✥
Page 58 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.6. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
7. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet de bou-ten dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
8. Monteer de olieaftappluggen met hun
nieuwe pakking en zet de pluggen vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
1. Olieaftapplug B
2. Pakking
2
1
1. Oliefilterdeksel
2. Bout
1. Oliefilterelement
2. O-ring
1
1
21
2
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug A:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Olieaftapplug B:
30 Nm (3.0 m·kgf, 21.7 ft·lbf)
✼✥✯✣✱ ✤✦
Page 59 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake isvan olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU38583
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
3.80 L (4.02 US qt, 3.34 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
3.90 L (4.12 US qt, 3.43 Imp.qt)
✼✥✯✣✱ ✤✧
Page 60 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Voor TDM900
Voor TDM900A
3. Als de koelvloeistof bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel B voor mo-
del TDM900 of paneel A voor model
TDM900A (Zie pagina 6-9.), verwijder
de reservoirdop, vul koelvloeistof bij tot
de merkstreep voor maximumniveau
en breng de reservoirdop en het pa-
neel weer aan.
WAARSCHUWING!
Verwijder alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud
is.
[DWA15161]
LET OP:
Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
Voor TDM900
Voor TDM900A
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep maximumniveau
2. Koelvloeistofreservoir
3. Merkstreep minimumniveau
1 2
33 1
2
1. Dop koelvloeistofreservoir
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1
1
✼✥✯✣✱ ✤
Page 61 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
2
3
4
5
67
8
9
DAU27055
Het luchtfilterelement vervangen
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en B
en de panelen A en B. (Zie
pagina 6-9.)
3. Verwijder de tankbevestigingsbouten.
OPMERKING
Sla bij de TDM900 de stappen 4 en 12 over.
4. Verwijder de houder van het remvloei-
stofreservoir door de bout los te halen.
Voor TDM900A
5. Licht de tank van het luchtfilterhuis,
maar koppel de brandstofslangen niet
los.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor
dat de brandstoftank goed wordt
ondersteund. Kantel de brandstof-
tank niet te veel en trek er niet te
hard aan, hierdoor kunnen de
brandstofslangen losraken met mo-
gelijk brandstoflekkage en brandri-
sico tot gevolg.
[DWA10411]
6. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
1. Bout
1
1. Bout1
1. Vloeistofreservoir achterrem
2. Houder remvloeistofreservoir achterrem
3. Bout
12
3
✼✥✯✣✱ ✤✩
Page 62 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
7. Trek het luchtfilterelement uit.
8. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
9. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
10. Plaats de brandstoftank terug. Contro-
leer of de brandstofslangen stevig zijn
aangesloten, de juiste ligging hebben
en niet worden afgekneld. Vergeet niet
de tankbeluchtingsslang en de over-
loopslang weer in hun oorspronkelijke
positie te plaatsen.
WAARSCHUWING! Controleer al-
vorens de brandstoftank te monte-
ren of de brandstofslangen niet
beschadigd zijn. Als een brand-
stofslang beschadigd is, start de
motor dan niet maar laat een
Yamaha dealer de slang vervangen,
anders kan brandstoflekkage ont-
staan met brandrisico tot ge-
volg.
[DWA11331]
11. Breng de tankbevestigingsbouten
aan.
12. Monteer de houder van het remvloei-
stofreservoir voor de achterrem door
de bout aan te brengen.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
1. Luchtfilterelement
1 2
2 21
1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
2. Brandstofslang
1. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
12
1
✼✥✯✣✱ ✤✪
Page 63 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
2
3
4
5
67
8
9
13. Breng de framepanelen en de stroom-
lijnpanelen aan.
14. Breng het zadel aan.
DAU34301
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
OPMERKING
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1100–1200 tpm
1(a)
(b)
✼✥✯✣✱ ✤✫
Page 64 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21383
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33042
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel
1
✼✥✯✣✱ ✤✬