Page 17 of 96

3-1
2
34
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10976
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd
in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het startblok-
keersysteem (Zie pagina 3-3.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of
de vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
✼✥✯✣✱ ✤
Page 18 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10472
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
OPMERKING
Gebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU10570
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht en het parkeerlicht gaan bran-den en de motor kan worden gestart. De
sleutel kan niet worden uitgenomen.
OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar “OFF” wordt gedraaid.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10691
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links of
rechts.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
OFF ON
LOCK
P
1. Drukken.
2. Draaien.
✼✥✯✣✱ ✥
Page 19 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in het contactslot en draai
deze dan naar “OFF”. Houd de sleutel hier-
bij ingedrukt.
DAU33001
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht
en het parkeerlicht branden. De alarmver-
lichting en richtingaanwijzers kunnen wor-
den ingeschakeld, maar alle andere
elektrische systemen zijn uit. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurendelangere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU47040
Controle- en
waarschuwingslampjes
Voor TDM900
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“”
2. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
3. Controlelampje grootlicht “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
7. Waarschuwingslampje olieniveau
8. Controlelampje startblokkering
12345678
✼✥✯✣✱ ✦
Page 20 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Voor TDM900A
DAU38572
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “” (voor TDM900)/Controle-
lampje richtingaanwijzers “” (voor
TDM900A)
Voor TDM900: Het bijbehorende con-
trolelampje knippert terwijl de schake-
laar voor richtingaanwijzers naar delinker- of rechterstand is gedrukt.
Voor TDM900A: Dit controlelampje
knippert terwijl de schakelaar voor
richtingaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU38603
Waarschuwingslampje olieniveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het
waarschuwingslampje soms toch knippe-
ren bij rijden op een helling of bij plotseling
afremmen of optrekken, er is dan echter
geen sprake van een storing.
DAU11371
Waarschuwingsindicator brandstofni-
veau “”
De waarschuwingsindicator brandstofni-
veau gaat knipperen als het brandstofni-
veau daalt tot ca. 3.5 L (0.92 US gal, 0.77
Imp.gal).
DAU46442
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren. (Zie pagina 3-8 voor uitleg over de wer-
king van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
1. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“”
2. Controlelampje richtingaanwijzers
“”
3. Controlelampje grootlicht “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. ABS-waarschuwingslampje “ ”
7. Waarschuwingslampje olieniveau
8. Controlelampje startblokkering
1234567
8
ABS
✼✥✯✣✱ ✧
Page 21 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU11545
ABS-waarschuwingslampje “” (voor
modellen met ABS)
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, is het
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag in dat
geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer
het systeem te controleren. (Zie
pagina 3-12.)
WAARSCHUWING
DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot-
seling remmen niet blokkeren. Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden of knipperen, vraag dan zosnel mogelijk een Yamaha dealer het
remsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU38613
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten
en dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elek-
trisch circuit dan door een Yamaha dealer
controleren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt na 24 uur met
knipperen, maar het startblokkeersys-teem blijft ingeschakeld.
OPMERKING
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem niet
goed werkt, dan gaat het controlelampje in
een bepaald patroon knipperen en zal er op
het kilometerteller-/rittellerdisplay een code
van 2 cijfers worden weergegeven wanneer
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren. Als het con-
trolelampje echter vijfmaal langzaam
knippert en dan herhaaldelijk tweemaal
snel, dan zal foutcode 52 op het display ver-
schijnen. Deze fout kan worden veroor-
zaakt door een signaalstoring. Als deze fout
zich voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
ABS
✼✥✯✣✱
Page 22 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
DAU11911
Toerentellerunit
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8000 tpm en hoger
Deze toerenteller is tevens voorzien vaneen klok.
De klok op tijd zetten:
1. Druk tegelijkertijd de “SELECT”- en
“RESET”-toets gedurende minstens
twee seconden in.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de toets “RESET” om
de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
4. Als de minutenaanduiding begint te
knipperen, drukt u op de
“RESET”-toets om de minuten in te
stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om de
klok aan te zetten.
OPMERKING
Nadat de klok op tijd is gezet, moet de
“SELECT”-toets worden ingedrukt al-
vorens de sleutel naar “OFF” te
draaien, anders geeft de klok niet de
juiste tijd aan.
Als de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid blijft de klokweergave nog 48
uur aan en gaat dan uit, om zo te voor-
komen dat de accu ontladen raakt.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
3. Klok
1
2
3
✼✥✯✣✱ ✩
Page 23 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
DAU12182
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON” geeft
de temperatuurmeter voor koelvloeistof de
temperatuur van de koelvloeistof aan. Als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat
de naald van de temperatuurmeter voor
koelvloeistof eenmaal helemaal uit tot aan
de hoogste temperatuur en keert daarna
weer terug naar “C” om het elektrische cir-
cuit te testen. De koelvloeistoftemperatuur
is afhankelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting. Als de naald bij of in
de rode zone staat, zet de machine dan stil
en laat de motor afkoelen. (Zie
pagina 6-38.)
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU36613
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een digitale snelheidsmeter
een kilometerteller
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Rode zone temperatuurmeter
koelvloeistof
12
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller/ritteller
3. “SELECT”-toets
4. “RESET”-toets
5. Brandstofniveaumeter
1
2
3
4
5
✼✥✯✣✱ ✪
Page 24 of 96

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
een brandstofniveaumeter
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets “SELECT” minstens 1 seconde
in.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave tussen de kilometertel-
lermodus “ODO” en de rittellermodi “TRIP
1” en “TRIP 2”, in de onderstaande volgor-
de:
ODO
→
TRIP 1
→
TRIP 2
→
ODO
Als de waarschuwingsindicator brandstofni-
veau knippert (zie pagina 3-3), wisselt de ki-
lometertellerweergave automatisch naar de
brandstofreserve-rittellermodus “TRIP F”en wordt de afgelegde afstand vanaf dat
punt aangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de “SELECT”-toets in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers en kilo-
meterteller:
TRIP F
→
TRIP 1
→
TRIP 2
→
ODO
→
TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en ver-
schijnt de vorige weergavemodus weer.
OPMERKING
Het display kan niet worden teruggesteld
naar “TRIP F” nadat de “RESET”-toets is in-
gedrukt.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als
er slechts één segment vlakbij “E” is over-
gebleven, gaan de waarschuwingsindicatorbrandstofniveau en het laatste segment van
de brandstofniveaumeter knipperen. Vul zo
snel mogelijk brandstof bij.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, toont het kilometertel-
ler/rittellerdisplay een foutcode.
Noteer zo’n foutcode als die op het kilome-
terteller/rittellerdisplay wordt aangegeven
en vraag een Yamaha dealer het voertuig
na te zien.
LET OP
DCA11520
Wanneer de kilometerteller/ritteller een
foutcode aangeeft, moet de machine zo
spoedig mogelijk worden gecontroleerd
om motorschade te voorkomen.
✼✥✯✣✱ ✫