Page 25 of 247

1
26
ONDERHOUDSINDICATOR
Deze geeft aan hoeveel kilometer u
nog verwijderd bent van de eerstvol-
gende onderhoudscontrole volgens
het onderhoudsschema.
Op 0 zetten van de onderhoudsindicator
Het PEUGEOT- netwerk zet de onder-
houdsindicator na elke onderhouds-
beurt weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende
wijze op 0 gezet worden:
zet het contact af.
druk op de resetknop van de dag-
teller en houd deze ingedrukt.
zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhoudsin-
dicator "=0" aangeeft; de sleutel ver-
dwijnt.
Na een indicatie van het motorolieni-
veau geeft het display de kilometer-
stand en de stand van de dagteller
aan.
Als de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole is over-
schreden , knipperen elke keer als het
contact wordt aangezet gedurende
5 seconden de kilometerstand en de
sleutel.
Voorbeeld : als het contact wordt aan-
gezet, geeft het display weer dat er
300 km eerder een onderhoudscon-
trole uitgevoerd had moeten worden.
Na de onderhoudsindicator en het mo-
torolieniveau geeft de teller weer de
normale kilometerstand aan, maar het
lampje blijft branden.
Het onderhoud wordt berekend op ba-
sis van twee parameters:
- de totale kilometerstand,
- de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole.
Afhankelijk van de gebruiksgewoon-
ten van de bestuurder kan de factor
tijd worden meegewogen bij de nog af
te leggen kilometers.
Werking
Zodra het contact wordt aangezet,
gaat het lampje (een sleutel die onder-
houdswerkzaamheden symboliseert)
gedurende 5 seconden branden. De
teller geeft (afgerond) het resterende
aantal kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld : bij het aanzetten van het
contact en gedurende 5 seconden
daarna geeft de teller aan dat er nog
900 km is af te leggen tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole.
Als u na deze handeling de
accu wilt loskoppelen, ver-
grendel dan de auto en wacht
minimaal vijf minuten. Het re-
setten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Page 26 of 247

1
27
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact wordt
de onderhoudsindicator enkele se-
conden weergegeven en vervolgens
gedurende 5 seconden het motorolie-
niveau. Oliepeilstok
2 merktekens op de peil-
stok: het oliepeil mag nooit
boven het merkteken A uit-
komen.
Als het oliepeil niet boven
het merkteken B uitkomt,
moet het voor de motor
van uw auto voorgeschre-
ven type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
A = maxi.
B = mini.
Nulstelling dagteller
Motorolieniveau correct
Te weinig olie
Als dit lampje knippert, is het motor-
olieniveau te laag, waardoor ernstige
motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de peil-
stok. Storing
motorolieniveaumeter
(streepjes knipperen)
Controleer het olieniveau met de peil-
stok.
Als het olieniveau correct is, duidt het
knipperen van de streepjes op een
storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Zet om het olieniveau met de peilstok
te controleren de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond en laat de mo-
tor ten minste 15 minuten afkoelen. Op het display wordt in het gedeelte A
de totale kilometerstand en in het ge-
deelte B de dagteller weergegeven.
Kilometerteller
Druk, als de dagteller wordt weerge-
geven, enkele seconden op de knop.
Page 27 of 247
1
28
BOORDCOMPUTER
of
TRIP (Traject): toegang
tot de weergave van de
boordcomputer.
Druk herhaaldelijk op de toets op het
uiteinde van de ruitenwisserschake-
laar om de verschillende informatie
weer te geven.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan de
knop los en druk deze vervolgens op-
nieuw in om de verlichting weer feller
(of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
- stand "auto" met:
Page 28 of 247
1
28
BOORDCOMPUTER
of
TRIP (Traject): toegang
tot de weergave van de
boordcomputer.
Druk herhaaldelijk op de toets op het
uiteinde van de ruitenwisserschake-
laar om de verschillende informatie
weer te geven.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
Op 0 zetten
Druk de knop meer dan twee secon-
den in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Druk, tijdens het branden van de ver-
lichting, op de knop om de sterkte van
de dashboardverlichting te verande-
ren. Als de verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt, laat dan de
knop los en druk deze vervolgens op-
nieuw in om de verlichting weer feller
(of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
- stand "auto" met:
Page 29 of 247

1
29
Actieradius (km of mijl)
Momenteel verbruik (l/100, km/l of mpg)
Dit is het verbruik dat geregistreerd is
tijdens de laatste seconden.
In deze stand geeft de computer aan de
hand van het gemiddelde verbruik over
de laatst afgelegde kilometers aan hoe-
veel kilometer u nog met de resterende
hoeveelheid brandstof kunt rijden.
Nog af te leggen afstand (km of mijl)
Gemiddelde snelheid (km/h of mph)
Menu "TRIP" (Traject)
Druk op de toets
"MENU" om het al-
gemene menu weer te geven.
Selecteer "Boordcomputer" of "Di-
agnose auto" met het navigatiepa-
neel en bevestig of druk op de toets
"MODE" tot u toegang hebt tot het
display van de boordcomputer en be-
vestig vervolgens met "OK" .
Het menu "Boordcomputer" of "Diag-
nose auto" biedt verschillende moge-
lijkheden:
- Logboek waarschuwingsmeldingen,
- Toestand van de functies,
- Afstand tot bestemming.
Gemiddeld verbruik (l/100, km/l of mpg)
Afgelegde afstand (km of mijl)
Logboek waarschuwingsmeldingen
Deze functie herhaalt de actieve waar-
schuwingsmeldingen door ze achter-
eenvolgens op het multifunctionele
display te laten verschijnen.
Toestand van de functies
Deze functie geeft aan of de verschil-
lende functies van de auto zijn in- of
uitgeschakeld.
Nog af te leggen afstand
(km of mijl)
Als het navigatiesysteem niet actief is,
wordt voor de resterende afstand een
globale waarde aangehouden.
Dit getal kan verhoogd wor-
den door een verandering in
de rijstijl of van het landschap,
die een aanzienlijke verlaging
van het momentele verbruik
tot gevolg heeft.
Zodra de actieradius minder dan
30 km bedraagt, worden vier streepjes
weergegeven. Na het tanken wordt de
actieradius weer weergegeven zodra
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk wanneer er tijdens
het rijden horizontale streep-
jes in plaats van cijfers op het
display verschijnen.
Deze informatie verschijnt al-
leen als er met een snelheid
van meer dan 30 km/h wordt
gereden. Dit is de afstand tot de eindbestem-
ming. Deze afstand wordt op elk mo-
ment tijdens het navigeren berekend
of wordt ingevoerd door de gebruiker,
met aftrek van de kilometers die sinds
het invoeren zijn afgelegd.
Bij het ontbreken van de afstand verschij-
nen er streepjes in plaats van cijfers.
Dit is het gemiddelde verbruik sinds
de laatse nulstelling van de boord-
computer.
In deze stand geeft de boordcomputer
de afgelegde afstand sinds de laatste
nulstelling aan.
Toegang via het algemene menu
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de
laatste nulstelling van de boordcom-
puter (contact aan).
Page 30 of 247

2MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
30
MONOCHROOM DISPLAY C EN KLEURENDISPLAY C (MET PEUGEOT CONNECT SOUND)
Dit display kan de volgende informatie
weergeven:
- de tijd,
- de datum,
- de buitentemperatuur (bij kans op gladheid knippert de weergegeven
temperatuur),
- controle van te openen carrosserie- delen,
- meldingen over de staat van de functies van de auto, die tijdelijk
worden weergegeven,
- waarschuwingsmeldingen,
- de audiofuncties,
- de informatie van de boordcomputer,
- de parameters van de auto,
- instellingen van de airconditioning,
- de taalkeuze. Algemeen menu Parameters van de auto instellen
Met deze functie kunnen verschillende
systemen van de auto geactiveerd of
uitgeschakeld worden.
Voorbeeld: automatisch inschakelen
van de verlichting.
Druk op de toets "MENU" om naar het al-
gemene menu te gaan en selecteer een
van de volgende functies: Audiofuncties,
Boordcomputer, Persoonlijke instellingen -
c o n fi g u r a t i e , A i r c o n d i t i o n i n g .
Voorbeeld: geselecteerde weergave
bij "Audiofuncties".
Het menu "Persoonlijke instellin-
g e n - c o n fi g u r a t i e " biedt toegang tot
diverse opeenvolgende bevestigings-
vensters.
Selecteren van de weergave
Druk op de toets "AUDIO" , "TRIP" of
"CLIM" van het bedieningspaneel van de
autoradio om de desbetreffende functie in
het hoofdvenster (rechts) weer te geven.
Voorbeeld: "TRIP" Taalkeuze
Duits, Spaans, Frans, Engels, Italiaans,
Nederlands, Turks, Portugees en
Portugees-Braziliaans.
Page 31 of 247