Page 73 of 210

72
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het instrumentenpaneel (op enkele
uitvoeringen verschijnt ook een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk om het sys-
teem te laten controleren.
Als het waarschuwingslamp-
je xop het instrumenten-
paneel gaat branden (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht
op het display), stop dan onmiddel-
lijk en wendt u tot het Fiat Service-
netwerk. Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de wer-
king van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar ge-
bracht.
ATTENTIE!
BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in
het remcircuit aanzienlijk, waardoor snel-
ler en krachtiger door het systeem wordt
geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen
die zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld
bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt
en er verschijnt een bericht op het multi-
functionele display - indien aanwezig).
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
(indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-sys-
teem beschikt de auto ook over MSR (re-
geling van het afremmen op de motor tij-
dens terugschakelen) en HBA (automati-
sche remdrukverhoger bij noodstops) (in-
dien aanwezig).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het in-
strumentenpaneel knipperen, om de be-
stuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.Als het ABS in werking
treedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempe-
daal juist goed ingetrapt; op deze ma-
nier hebt u de kortste remweg in re-
latie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 72
Page 74 of 210

73
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en kan niet
worden uitgeschakeld.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-
teem automatisch uitgeschakeld en gaat
het lampje
áop het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een be-
richt op het multifunctionele display (in-
dien aanwezig) (zie het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”). Bovendien gaat ook het
lampje in de knop ASR OFF branden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk.
De prestaties van het ESP-
systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt
bij het wegrijden op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒omhoog: de auto stilstaat op een hel-
ling van meer dan 5% met draaiende
motor, ingetrapt rempedaal en ver-
snellingsbak in vrij of als een andere ver-
snelling dan de achteruit is ingeschakeld.
❒omlaag: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en als de achteruit
is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-
heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-
remd blijven, totdat het noodzakelijke mo-
torkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd
heeft om uw rechter voet van het rem-
pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggere-
den, schakelt het systeem automatisch uit
en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid
horen. Dit geluid betekent dat de auto ie-
der moment in beweging kan komen.Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje *bij een digitaal display en
het lampje
ábij een multifunctioneel dis-
play (indien aanwezig) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen handrem; verlaat dus nooit de auto
zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste versnel-
ling in te schakelen.
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in per-
fecte conditie zijn en de voorge-
schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 73
Page 75 of 210

74
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in het
ASR-systeem, verhoogt bij bruusk terug-
schakelen het motorkoppel, zodat over-
matige vertraging van de aangedreven wie-
len wordt voorkomen. Dit heeft vooral
voordelen op een wegdek met weinig grip,
waarop de stabiliteit van de auto snel ver-
loren kan gaan.
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in
als de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uit-
geschakeld en vervolgens weer worden in-
geschakeld door de knop fig. 101op het
schakelaarpaneel op het dashboard in te
drukken. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje op de schakelaar branden en
verschijnt er op het multifunctionele dis-
play een bericht (indien aanwezig).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, schakelt het auto-
matisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan kan
het nuttig zijn om het ASR-systeem uit te
schakelen: onder deze omstandigheden le-
vert het doorslaan van de aangedreven
wielen juist meer trekkracht op.
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in per-
fecte conditie zijn en de voorge-
schreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
fig. 101F0T0317m
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trek-
kracht van de auto en grijpt automatisch
in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het
doorslippen, worden er twee verschil-
lende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslip-
pen, vermindert de ASR het motor-
vermogen;
❒als slechts een aangedreven wiel
doorslipt, zorgt het ASR-systeem
ervoor dat het wiel automatisch
wordt afgeremd.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder
de volgende omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in
bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle accelera-
tie;
❒te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeel-
ten (aquaplaning).
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 74
Page 76 of 210

75
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De prestaties van het sys-
teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige en on-
verantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan
het wegdek, het zicht en het verkeer.
De verantwoordelijkheid voor de ver-
keersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
Voor de juiste werking van het ASR-sys-
teem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte
conditie zijn en de voorgeschreven afme-
tingen hebben.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
gaat het lampje
áop het instrumenten-
paneel continu branden. Bovendien ver-
schijnt een bericht op het multifunctione-
le display (indien aanwezig) (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”). Wendt u in
dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
TRACTION PLUS-
SYSTEEM
(indien aanwezig)
Traction Plus is een hulpmiddel bij het rij-
den en optrekken op wegen met weinig
grip (sneeuw, ijs, modder, enz.). Met dit
systeem kan de trekkracht goed over de
as worden verdeeld, als beide wielen slip-
pen.
Traction Plus remt de wielen die grip ver-
liezen (of meer slippen dan de anderen),
waardoor de trekkracht op de wielen met
de beste grip op het terrein wordt over-
gebracht.
Deze functie kan handmatig ingeschakeld
worden met de knop T+ op het dash-
board (fig. 94) en is actief onder de grens
van 30 km/h. Als deze snelheid wordt
overschreden, wordt de functie automa-
tisch uitgeschakeld (de led op de knop
blijft branden) om weer te worden inge-
schakeld zodra de snelheid onder de grens
van 30 km/h daalt.Werking van Traction Plus
Tijdens de start is het systeem uitge-
schakeld. Druk op de knop T+ (fig. 94)
om het Traction Plus-systeem in te
schakelen: de led op de knop gaat bran-
den.
Bij inschakeling van het Traction Plus-sy-
steem worden de volgende functies inge-
schakeld:
❒uitschakeling van de ASR-functie om
het motorkoppel volledig te kunnen
benutten;
❒effect differentieelblokkering op de
vooras via het remsysteem om de
trekkracht op een ongelijke onder-
grond te verbeteren.
Bij een storing van het Traction Plus-sy-
steem gaat het controlelampje
áop het
instrumentenpaneel vast branden.
fig. 102F0T0311m
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 75
Page 77 of 210

76
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
fig. 103F0T0330m
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) kan een doorlopende
diagnose worden uitgevoerd op die com-
ponenten op de auto die van invloed zijn
op de emissie. Bovendien meldt het sys-
teem, door het branden van het lampje U
op het instrumentenpaneel (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display) (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”) dat de betreffende com-
ponenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem controle-
ren;
❒signaleren wanneer door een storing de
emissies boven de wettelijk vastgestel-
de drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is
defecte componenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een
diagnosestekker die het mogelijk maakt, na
het aansluiten van speciale apparatuur, de
door de regeleenheid opgeslagen storings-
codes en de specifieke parameters voor de
diagnose en werking van de motor te lezen.
Deze controle kan ook worden uitge-
voerd door de verkeerspolitie.BELANGRIJK Na het verhelpen van de
storing moet het Fiat Servicenetwerk voor
een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo no-
dig, een proefrit maken die eventueel een
langere afstand kan omvatten.
SPEED BLOCK
(indien aanwezig)
De auto is uitgerust met een snelheids-
begrenzer die op verzoek van de gebrui-
ker kan worden ingesteld op een van de
volgende 4 waarden: 90, 100, 110, 130
km/h.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om
deze functie te laten in-/uitschakelen.
Na de instelling zal er op de voorruit een
sticker (fig. 103) worden aangebracht
waarop de ingestelde maximum snelheid
staat aangegeven.
ATTENTIE De snelheidsmeter kan van-
wege wettelijke voorschriften, een hoge-
re dan de werkelijke maximum snelheid,
die door de dealer is ingesteld, aangege-
ven.
Als u de contactsleutel in
stand MAR draait en het
lampje Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden (er verschijnt bij bepaalde uit-
voeringen ook een melding op het dis-
play), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk. De wer-
king van het lampje Ukan worden
gecontroleerd met behulp van spe-
ciale apparatuur van de verkeerspo-
litie. Houdt u aan de wetgeving van
het land waarin u rijdt.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 76
Page 78 of 210

77
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper
fig. 104en attenderen de bestuurder via
een repeterend geluidssignaal op de aan-
wezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geac-
tiveerd als de achteruit wordt ingescha-
keld.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
treedt automatisch een repeterend ge-
luidssignaal in werking (een kort piepge-
luid om de activering van het systeem aan
te geven).
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het obsta-
kel kleiner wordt;
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de afstand tot het ob-
stakel constant blijft.Meetbereik
Meetbereik in het midden: 120 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels sig-
naleren, dan reageren zij alleen op die ob-
stakels die zich het dichtst bij de auto be-
vinden.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal met
een duur van 3 seconden.
fig. 104F0T0155m
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen
modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees
voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te
voorkomen; gebruik geen droge, grove
of harde doek. De sensoren moeten
worden gereinigd met schoon water,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar ge-
bruik wordt gemaakt van stoom of ho-
gedrukreiniging, moeten de sensoren
kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 77
Page 79 of 210

78
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt auto-
matisch uitgeschakeld als de stekker van
de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos van
de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstekker
loskoppelt.ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels op of onder de
sensoren bevinden.
❒Obstakels die zich dicht bij de achter-
kant van de auto bevinden, worden on-
der bepaalde omstandigheden niet door
het systeem gesignaleerd en kunnen dus
de auto beschadigen of zelf beschadigd
worden.
❒De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
❒De parkeersensoren werken op de juis-
te wijze als de achterdeuren gesloten
zijn. Bij geopende achterdeuren kunnen
de sensoren verkeerde metingen geven:
sluit dus altijd de achterdeuren.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer
als u de auto parkeert of zich geen
personen (in het bijzonder kinderen)
of dieren in de buurt van de auto be-
vinden. De parkeersensor moet als
een hulpmiddel voor de bestuurder
beschouwd worden. De bestuurder
moet tijdens eventueel gevaarlijke
parkeermanoeuvres altijd volledig zijn
aandacht behouden, ook als deze met
lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 78
Page 80 of 210

79
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboekje is geleverd.
BASIS
INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers voor
(op de binnenste sierpanelen voor de
buitenspiegels);
❒aansluitkabels voor luidsprekers in de
voorportierpanelen;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter
(naast de hoedenplank) (indien aanwe-
zig);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel.UITGEBREIDE
INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers voor
(op de binnenste sierpanelen voor de
buitenspiegels);
❒aansluitkabels voor luidsprekers in de
voorportierpanelen;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter
(naast de hoedenplank) (indien aanwe-
zig);
❒2 tweeters op de binnenste sierpanelen
voor de buitenspiegels;
❒2 midwoofers aan de onderzijde van de
voorportieren;
❒2 luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (indien aanwezig);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.AUTORADIO INBOUWEN
De autoradio moet worden ingebouwd op
de plek van het opbergvak in het midden. De
voedingskabels liggen achter dit opbergvak.
Druk op de lippen A-fig. 105om het vak
te verwijderen.
fig. 105F0T0032m
Laat de aansluiting op de in-
bouwvoorbereiding in de au-
to uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verze-
kerd van het beste resultaat en wordt
voorkomen dat de rijveiligheid in ge-
vaar wordt gebracht.
ATTENTIE!
036-082 Fiorino NL 1ed:_ 11-12-2009 10:39 Pagina 79