Page 97 of 331

69
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
KLIMAATREGELING
UITSCHAKELEN
Druk op de knop OFF. De ronde LED om
de knop gaat branden om aan te geven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Met uitgeschakelde klimaatregeling:
❒slaat het systeem de uitgevoerde
handelingen op;
❒wordt het display uitgeschakeld;
❒wordt de recirculatie ingeschakeld
(LED op de knop brandt);
❒wordt de compressor uitgeschakeld;
❒wordt de ventilatie uitgeschakeld.
Druk op de knop AUTO of een andere
knop (behalve
(env) om de kli-
maatregeling opnieuw in te schakelen.
Als de klimaatregeling opnieuw wordt
ingeschakeld, wordt de recirculatie weer
automatisch geregeld.Als u op de knop OFF achter drukt,
wordt OFF op het display achter weer-
gegeven en wordt de luchtstroom naar
de achterste zitplaatsen onderbroken.
EXTRA
VERWARMING
(alleen
dieseluitvoeringen)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
De auto is voorzien van een extra ver-
warming, waarmee de motor, bij koude
of in de winter, sneller een comforta-
bele temperatuur in het interieur kan be-
reiken.
De extra verwarming werkt bij draaien-
de motor als de buitentemperatuur la-
ger is dan 20°C en de motor nog niet
de bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Als de accu wordt los-
gekoppeld/aangesloten,
moet u ten minste 3 mi-
nuten wachten voordat u de
elektronische sleutel in het
startsysteem steekt, zodat de
klimaatregeleenheid de elektri-
sche actuatoren voor de tempe-
ratuurregeling en de luchtver-
deling in de beginstand kan zet-
ten.
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 69
Page 98 of 331

70
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
BUITENVERLICHTING
LINKERHENDELfig. 51
Met de linkerhendel bedient u de bui-
tenverlichting.
De buitenverlichting werkt alleen als de
elektronische sleutel in het startsysteem
is geplaatst.
Verlichting uitgeschakeld
Draaiknop in stand O.
Buitenverlichting
Draai de draaiknop Ain stand
6. Op
het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
3branden.
Dimlicht
Draai de draaiknop Ain stand
2. Op
het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
2branden.Grootlicht
Trek de hendel met draaiknop Ain stand
2naar het stuur (2eonvergrendelde
stand). Op het instrumentenpaneel gaat
het lampje
1branden.
Trek, om het grootlicht uit te schakelen,
de hendel opnieuw naar het stuur (2
e
niet vergrendelde stand).
Grootlichtsignaal
Trek, onafhankelijk van de stand van de
draaiknopA, de hendel naar het stuur
(1
eniet vergrendelde stand). Op het in-
strumentenpaneel gaat het controle-
lampje
1branden.Richtingaanwijzers
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog: inschakeling richtingaan-
wijzer rechts;
❒omlaag: inschakeling richtingaan-
wijzer links.
Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
Îof¥knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen auto-
matisch uit als de auto weer rechtuit
rijdt.
Als u van rijstrook wilt veranderen, kunt
u dit aangeven door de linkerhendel in
de niet-vergrendelde stand te zetten. De
richtingaanwijzers aan de gekozen zij-
de knipperen 3 keer en gaan vervolgens
automatisch uit.
A0E0064mfig. 51
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 70
Page 99 of 331

71
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
“FOLLOW ME HOME”
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
Trek de hendel binnen 2 minuten na het
uitschakelen van de motor naar het
stuur.
Bij iedere afzonderlijke bediening van
de hendel wordt de ingeschakelde tijd
van de verlichting met 30 seconden ver-
lengd tot een maximum van 3,5 mi-
nuut. Na het verstrijken van deze tijd
gaan de lichten automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
3op het instru-
mentenpaneel branden en wordt er een
bericht op het display weergegeven (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
SENSOR AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
(schemersensor)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschil-
len in sterkte van het omgevingslicht
waar te nemen op basis van de inge-
stelde gevoeligheid: hoe hoger de ge-
voeligheid, hoe minder buitenlicht er no-
dig is om de verlichting in te schakelen.
Bij sommige uitvoeringen is de gevoelig-
heid van de schemersensor instelbaar met
behulp van het “Setup-menu” van het dis-
play (zie de paragraaf “Instelbaar multi-
functioneel display” in dit hoofdstuk).
Inschakelen
Draai de draaiknop A-fig. 51in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het buitenlicht, de
buitenverlichting en de dimlichten au-
tomatisch branden.
Als de lichten automatisch zijn inge-
schakeld en de sensor geeft een uit-
schakelcommando, wordt eerst het dim-
licht uitgeschakeld en na enkele secon-
den de buitenverlichting.Uitschakelen
Als de sensor het systeem uitschakelt,
worden eerst de dimlichten en, na eni-
ge seconden, de buitenverlichting uit-
geschakeld. De schemersensor is niet in
staat om mist te signaleren. Daarom
moet bij mist de verlichting handmatig
worden ingeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de schemersensor gaat
bij sommige uitvoeringen het lampje
1
op het instrumentenpaneel branden, ter-
wijl er bij andere uitvoeringen een be-
richt op het display wordt weergegeven
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 71
Page 100 of 331

72
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Parkeerlichten
Dit gaat bij een uitgeschakeld instru-
mentenpaneel branden als er op de
knopCwordt gedrukt. Als de knop
wordt ingedrukt, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het lampje
3op het
instrumentenpaneel branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop.
Als de linkerhendel van de buitenver-
lichting omhoog of omlaag wordt gezet
terwijl de parkeerverlichting is inge-
schakeld, kan de zijde (links of rechts)
worden gekozen waar de verlichting
moet blijven branden. In dit geval gaat
het controlelampje
3op het instru-
mentenpaneel uit.
Als de linkerhendel in de middelste stand
staat, gaan de vier lampen van de par-
keerverlichting en de kentekenverlich-
ting branden.
KNOPPEN OP HET
DASHBOARD fig. 52
Mistlampen voor
(waar voorzien)
Druk op de knop Aom de mistlampen in
te schakelen terwijl de buitenverlichting
is ingeschakeld. Op het instrumentenpa-
neel gaat het lampje
5branden. Het
gaat uit als er nog een keer op de knop
wordt gedrukt of als de buitenverlichting
wordt uitgeschakeld.
Mistachterlichten
Druk op de knop B. De mistachterlich-
ten werken alleen als het dimlicht is in-
geschakeld. Op het instrumentenpaneel
gaat het controlelampje
4branden. Het
gaat uit als opnieuw op de knop wordt
gedrukt, als het dimlicht of de mist-
lampen worden uitgeschakeld of als de
motor wordt uitgeschakeld.
A0E0061mfig. 52
Waarschuwingsknipperlichten
Deze gaan branden als knop A-fig. 53
wordt ingedrukt.
Als de verlichting brandt, gaat de knop
knipperen en gaan de lampjes
Îen¥
tegelijkertijd op het instrumentenpaneel
knipperen.
Druk nog een keer op de knop Aom
het systeem uit te schakelen.
Het gebruik van de
waarschuwingsknip-
perlichten is afhankelijk van de
wetgeving van het land waar-
in u zich bevindt. Houdt u aan
de voorschriften.
OPGELET
A0E0100mfig. 53
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 72
Page 101 of 331

73
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
RUITEN REINIGEN
HENDEL RECHTS
De rechterhendel fig. 54bedient de
ruitenwisser en de ruitensproeier.
Als de buitenverlichting brandt, worden
bij het inschakelen van de ruitensproei-
ers ook de koplampsproeiers ingescha-
keld.
Ruitenwissers/-sproeiers
De rechterhendel kan in vijf verschillen-
de standen worden gezet:
0: ruitenwissers uitgeschakeld;
1: wissen met interval.
Verdraai, als de hendel in stand 1staat,
draaiknop op A, waarbij u uit vier in-
tervalstanden kunt kiezen:
■= lang interval
■= gemiddeld interval
■= gemiddeld - snel interval
■= snel interval2: continu langzaam wissen
3: continu snel wissen
4: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde
stand)
De functie in stand 4blijft ingeschakeld
zolang de hendel in deze stand wordt
gehouden. Als de hendel wordt losge-
laten, keert deze terug naar de begin-
stand0en stoppen de ruitenwissers au-
tomatisch.
A0E0066mfig. 54
Gebruik de ruitenwissers
niet om opgehoopte
sneeuw of ijs van de
voorruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de rui-
tenwissers te zwaar worden be-
last, de beveiliging in, die ervoor
zorgt dat de ruitenwissers enke-
le seconden worden uitgescha-
keld. Wendt u tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk als de werking
niet wordt hersteld.
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 73
Page 102 of 331

74
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als u de draaiknop A-fig. 54draait,
wordt de gevoeligheid van de regen-
sensor verhoogd, waardoor het systeem
sneller overschakelt van stilstaande rui-
tenwissers bij een droge ruit naar de eer-
ste snelheid (langzaam continu wissen).
De handeling wordt bevestigd met een
enkele slag van de ruitenwissers.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor (hendel
in stand 1-fig. 54) werkt het norma-
le reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Als de elektronische sleutel uit het start-
systeem wordt verwijderd, wordt de re-
gensensor uitgeschakeld en als opnieuw
wordt gestart niet opnieuw ingeschakeld
als de hendel in stand 1-fig. 54blijft
staan. In dat geval moet, om de re-
gensensor in te schakelen, de hendel in
stand0of2en vervolgens opnieuw in
stand1worden gezet.
Als de regensensor opnieuw wordt in-
geschakeld wordt, ook op een droge
ruit, een slag van de ruitenwissers uit-
gevoerd. “Intelligente
wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de rui-
tensproeiers onmiddellijk terwijl de rui-
tenwissers nog 3 slagen maken. Na on-
geveer 6 seconden volgt nog een ex-
tra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De regensensor A-fig. 55bevindt zich
achter de binnenspiegel en is een elek-
tronisch systeem dat wordt gebruikt door
het ruitenwissersysteem dat automatisch
de slagfrequentie van de ruitwissers aan-
past aan de intensiteit van de regen. Alle
andere met de rechterhendel bediende
functies blijven ongewijzigd.
De regensensor wordt ingeschakeld als de
rechterhendel in stand 1-fig. 54wordt
gezet en heeft een traploos bereik van stil-
staande ruitenwissers (geen enkele slag)
bij een droge ruit tot werking met de twee-
de snelheid (continu met gemiddelde snel-
heid) bij hevige regen.
A0E0227mfig. 55
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 74
Page 103 of 331

75
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENKOPLAMPSPROEIERS
(waar voorzien) fig. 56
Deze zijn voorzien van een sproeier voor
elke functie van de buitenverlichting. Ze
gaan automatisch werken als de rui-
tensproeiers bij brandende buitenver-
lichting worden ingeschakeld.
WAARSCHUWINGContoleer regel-
matig of de koplampsproeiers schoon
en in goede staat zijn. WAARSCHUWINGAls de regen-
sensor defect is, werken de ruitenwis-
sers als de rechterhendel in stand 1-
fig. 54staat in de intervalstand. Als
de storing van de regensensor optreedt
tijdens de automatische werking, blijft
het systeem werken volgens de laatst
ingestelde werking van de ruitenwissers.
Als de hendel in de andere standen
wordt gezet, blijven de ruitenwissers
werken.
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen en
zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de regensensor gaat
bij sommige uitvoeringen het lampje
uop het instrumentenpaneel bran-
den, terwijl er bij andere uitvoeringen
een bericht op het display wordt weer-
gegeven (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).
Schakel de regensensor
niet in als de auto in een
automatische wasstraat
wordt gewassen.
Schakel het systeem bij
ijsvorming op de voor-
ruit uit.
Controleer als de voor-
ruit moet worden
schoongemaakt altijd of het
systeem is uitgeschakeld.
OPGELET
A0E0046mfig. 56
Als er waterresten ach-
terblijven, kunnen de rui-
tenwissers ongewenste
bewegingen maken.
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 75
Page 104 of 331

76
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
ALGEMENE INFORMATIE
De snelheidsregeling (CRUISE CON-
TROL) is een elektronisch systeem
waarmee de auto met de gewenste
snelheid blijft rijden, zonder dat het gas-
pedaal ingetrapt hoeft te worden. Hier-
door neemt de vermoeidheid af tijdens
een rit op de snelweg, vooral bij lange
ritten, omdat de opgeslagen snelheid
automatisch in stand wordt gehouden.
WAARSCHUWINGDe cruise control
kan worden ingeschakeld als er in de
vierde, vijfde of zesde versnelling met
een snelheid tussen 45 en 180 km/h
wordt gereden.A0E0095mfig. 57
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai draaiknop A-fig. 57opÜ.
Het systeem kan niet worden ingescha-
keld als de 1e versnelling of de achter-
uit is ingeschakeld; het verdient aanbe-
veling om het systeem in te gebruiken in
de 4e versnelling of hoger. Bij afdalingen
kan de snelheid bij een ingeschakelde
cruise control iets hoger dan de opgesla-
gen snelheid liggen.
Als de cruise- controle wordt ingescha-
keld, gaat het lampje
Üop het instru-
mentenpaneel branden (bij sommige
uitvoeringen wordt er ook een bericht
op het display weergegeven) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒draai de draaiknop A-fig. 57in
stand
Üen trap het gaspedaal in tot
de auto met de gewenste snelheid
rijdt;
❒druk de hendel omhoog (+) of om-
laag (–) en laat de hendel los: de
snelheid van de auto wordt opgesla-
gen en het gaspedaal kan nu worden
losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid simpel verhoogd wor-
den door het intrappen van het gaspe-
daal: als u daarna het gaspedaal loslaat,
wordt teruggekeerd naar de opgeslagen
snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het rem-
of koppelingspedaal, kan de opgeslagen
snelheid op de volgende manier worden
opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snel-
heid ongeveer gelijk is aan de op-
geslagen snelheid;
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 76