Page 57 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
2
3
4
5
67
8
9
Om het paneel aan te brengen
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bout aan.
DAU46680
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver-
hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
het voertuig wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; herstel de elek-
trodenafstand indien deze buiten de
specificaties valt.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
1. Paneel C
2. Bout
1 2
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9EIA
DENSO/IU27D
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
1
Page 58 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan te
drukken.
DAU19907
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpa-
troon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.3 m·kgf, 9 ft·lbf)
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
2
3
1
Page 59 of 100
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
6. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct aanligt.
7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1. Olievuldop
1. Olieaftapplug
1
1
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
1
2
1. O-ring
1. Momentsleutel
1
Page 60 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake isvan olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKING
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is.
LET OP
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 30 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
4.30 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.70 L (4.97 US qt, 4.14 Imp.qt)
1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2
Page 61 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
2
3
4
5
67
8
9
DAU46572
Cardanolie
Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. In geval van
lekkage dient u de machine door een
Yamaha dealer te laten nakijken en repare-
ren. Bovendien dient de cardanolie als volgt
te worden gecontroleerd en ververst op de
aangegeven tijdstippen in het periodieke
onderhouds- en smeerschema.
WAARSCHUWING
DWA10370
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het olieniveau in het cardanhuis moet
worden gecontroleerd terwijl de motor
koud is.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het olieniveau.
2. Draai de controlebout voor cardanolie
los totdat olie naar buiten stroomt.3. Als er geen olie naar buiten stroomt,
verwijdert u de vulplug voor cardano-
lie. (Zie stap 3–4 onder “Om de carda-
nolie te verversen” voor het
verwijderen van de olievulplug.)
4. Vul het aanbevolen type olie bij via de
vulopening voor cardanolie totdat de
olie uit de opening in de controlebout
stroomt.
5. Breng de vulplug voor cardanolie en
de controlebout voor cardanolie aan
en zet deze vervolgens vast met de
voorgeschreven aanhaalmomenten.
Om de cardanolie te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Plaats een olieopvangbak onder het
cardanhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
3. Verwijder de ontluchtingsdop van het
cardanhuis door de bout en onderle-
gring te verwijderen.
1. Aftapplug cardanolie
2. Controlebout cardanolie
3. Onderlegring aftapplug cardanolie
12
3
Aanhaalmomenten:
Vulplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16 ft·lbf)
Controlebout cardanolie:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1. Vulplug cardanolie
2. Ontluchtingsdop cardanhuis
3. Ring
4. Bout ontluchtingsdop cardanhuis
2 3 41
Page 62 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Verwijder de olieaftapplug en de vul-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
5. Vervang de onderlegring van de aftap-
plug voor cardanolie en breng de af-
tapplug voor cardanolie aan.
6. Zet de aftapplug voor cardanolie vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
7. Vul bij met de aanbevolen cardanolie.
8. Breng de olievulplug aan en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
9. Breng de ontluchtingsdop van het car-
danhuis aan door de onderlegring en
bout te plaatsen en zet de bout vervol-gens vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
10. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek in geval van lekkage naar
de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU46690
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16 ft·lbf)
Aanbevolen cardanolie:
Cardanolie (Onderdeelnr.:
9079E-SH001-00)
Oliehoeveelheid:
0.30 L (0.32 US qt, 0.26 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Vulplug cardanolie:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Bout ontluchtingsdop cardanhuis:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Page 63 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
2
3
4
5
67
8
9
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de beveiliging van
de dop van het vloeistofreservoir door
eerst de vergrendeling los te halen en
verwijder vervolgens de dop van het
reservoir.
4. Vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de reservoirdop aan.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP:
Als er geenkoelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
5. Plaats de beveiliging van de dop van
het reservoir door de vergrendeling
aan te brengen.
DAU46422
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Ziepagina 6-7.)
3. Verwijder het luchtinlaatkanaal door
de bouten te verwijderen.
4. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
5. Verwijder de radiatorvuldop.
WAARSCHUWING! Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Beveiliging dop koelvloeistofreservoir
3. Bout
4. Merkstreep maximumniveau
5. Merkstreep minimumniveau
2
1
5 4
3
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0.27 L (0.29 US qt, 0.24 Imp.qt)
1. Bout
2. Luchtaanzuigkanaal
11
2
Page 64 of 100

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
6. Verwijder het deksel van het koelvloei-
stofreservoir en het koelvloeistofreser-
voir zelf door de bouten los te halen.7. Verwijder de beveiliging van de dop
van het vloeistofreservoir door eerst
de vergrendeling los te halen en ver-
wijder vervolgens de dop van het re-
servoir.
8. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
9. Monteer het deksel van het koelvloei-
stofreservoir en het reservoir door
deze in de oorspronkelijke stand te
plaatsen en breng daarna de bouten
aan.
10. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem af te tappen.
11. Spoel het koelsysteem nadat alle koel-
vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
12. Monteer de aftapplug voor koelvloei-
stof.
OPMERKING
Controleer de o-ring op beschadiging en
vervang hem indien nodig.
13. Houd de machine rechtop en giet de
voorgeschreven hoeveelheid van de
gespecificeerde koelvloeistof in de ra-
diator en het reservoir.
LET OP:
Wan-
neer u de machine niet rechtop
houdt terwijl u de radiator met koel-
vloeistof vult, dan kan er lucht in het
koelsysteem blijven zitten.
[DCA16540]
14. Breng de dop van het vloeistofreser-
voir aan, en plaats vervolgens de be-
veiliging van de dop van het reservoir
door de vergrendeling aan te brengen.
15. Breng de radiatorvuldop weer aan.
1. Radiatorvuldop
1. Bout
2. Dop koelvloeistofreservoir
3. Beveiliging dop koelvloeistofreservoir
4. Bout
5. Kap koelvloeistofreservoir
6. Koelvloeistofreservoir
1
5
6
1
2
3
4
1. Aftapplug koelvloeistof
1
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers voor
aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator
(inclusief alle leidingen):
3.75 L (3.96 US qt, 3.30 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0.27 L (0.29 US qt, 0.24 Imp.qt)