Page 17 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU46562
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is. Als u het elek-
trisch circuit van het waarschuwingslampje
wilt testen, plaatst u de machine op een
vlakke ondergrond, zet u de motoruitzet-
schakelaar op “ ” en draait u de sleutel
van “OFF” naar “ON”.
Als het waarschuwingslampje niet gaat bran-
den en weer uitgaat, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te testen.Indien het waarschuwingslampje blijft bran-
den, gaat u als volgt te werk.1. Zet de motoruitzetschakelaar op “ ”.
2. Draai de sleutel naar “OFF”, wacht
twee minuten en draai de sleutel daar-
na naar “ON”.
3. Als het waarschuwingslampje gaat
branden en niet uit gaat, controleer
dan het motorolieniveau. (Zie
pagina 6-10.) Blijft het waarschu-
wingslampje branden terwijl het olieni-
veau correct is, laat de machine dan
controleren door een Yamaha dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje licht NIET op:
wanneer de motor stationair loopt
tijdens het rijden
wanneer de motor is afgeslagen en u
de sleutel niet van “ON” naar “OFF”en
daarna weer terug naar “ON” heeft ge-
draaid
ECHTER: als het waarschuwinglampje
brandt wanneer de motor wordt gestart, zal
dit blijven branden tot de sleutel naar “OFF”
wordt gedraaid.
DAU11350
Waarschuwingslampje brandstofniveau
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.9 L (1.03 US gal, 0.86 Imp.gal).
1. Controlelampje brandstofniveau “ ”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzers
“”
3. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur “ ”
4. Vrijstandcontrolelampje “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzers
“”
8. Controlelampje startblokkering
9. ABS-waarschuwingslampje “ ”
10. Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
10
9
8
7
6
54321
ABS
Page 18 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
DAU11442
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval
de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd
om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
LET OP
DCA10021
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Bij machines met een of meer radiator-
koelvinnen schakelt de radiatorkoelvin
automatisch in of uit op basis van de
koelvloeistoftemperatuur in de radia-
tor.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-38 nadere instructies ver-
meld.
DAU46440
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren. (Zie pagina 3-13 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en destartknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU39501
ABS-waarschuwingslampje “”
Als het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat branden of knipperen, is het
ABS-systeem mogelijk defect. Vraag in dat
geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer
het systeem te controleren. (Zie
pagina 3-17.)
WAARSCHUWING
DWA10081
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, wordt alleen het conventionele
remsysteem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens plot-
seling remmen niet blokkeren. Als het
waarschuwingslampje tijdens het rijden
gaat branden of knipperen, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha dealer het
remsysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet oplicht of
blijft branden, vraag dan een Yamaha
dealer het elektrisch circuit te controleren.
ABS
Page 19 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
DAU38621
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-13 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU46622
Snelheidsmeterunit
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
OPMERKING
Voor Groot-Brittannië
U kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenweergave van de snelheidsmeter.
(Zie pagina 3-6 voor meer informatie.)
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen het
ideale bereik houden. Als de sleutel naar“ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de
toerenteller eenmaal helemaal uit tot het
hoogste aantal toeren per minuut en keert
daarna weer terug naar nul tpm om het
elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 9500 tpm en hoger
Controlelampje schakelmoment
Zie pagina 3-7 voor uitleg over en instellin-
gen voor dit controlelampje.
1. Toerenteller
2. Controlelampje schakelmoment
3. Rode zone toerenteller
4. Snelheidsmeter
12
4
3
Page 20 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU46583
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.
Op de stuurhouder bevinden zich de toet-
sen “SELECT” en “RESET”. Met deze toet-
sen kunt u de instellingen in het
multifunctionele display beheren of wijzi-
gen.Telkens wanneer de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid, wordt het multifunctionele
display ingesteld op de normale modus.
Normale modus
De volgende functies zijn beschikbaar in de
normale modus:
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
een klok
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brandstof-
niveau is gaan knipperen)
een brandstofniveaumeter
een indicator voor de ingeschakelde
versnelling
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING
Alleen voor Groot-Brittannië:
U kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenweergave van de snelheidsmeter en
de kilometerteller/ritteller. Houd “SELECT”
ten minste twee seconden ingedrukt om te
schakelen tussen de weergaven van de
snelheidsmeter en de kilometerteller/ritteller.
1. Multifunctioneel display
1
1. “SELECT”-toets
2. “RESET”-toets
12
1. Kilometerteller
2. Klok
3. Rittellers/ritteller brandstofreserve
4. Brandstofniveaumeter
5. Indicator ingeschakelde versnelling
6. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
23
4
56
Page 21 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
Rittellers
Draai de sleutel naar “ON”. Druk op “SE-
LECT” om de weergave te schakelen tus-
sen de rittellers “TRIP-1” en “TRIP-2”, in de
onderstaande volgorde:
TRIP-1
→
TRIP-2
→
TRIP-1
Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot 3.9 L (1.03 US gal, 0.86
Imp.gal), gaat het waarschuwingslampje
brandstofniveau knipperen en schakelt de
ritteller automatisch naar de brandstofreser-
ve-rittellermodus “TRIP-F”, waarop de afge-
legde afstand vanaf dat punt wordt
aangegeven. Druk in dat geval op “SE-
LECT” om in de onderstaande volgorde te
schakelen tussen de diverse rittellers:
TRIP-F
→
TRIP-1
→
TRIP-2
→
TRIP-F
Als u een ritteller op nul wilt terugstellen, se-
lecteert u deze door op “SELECT” te druk-
ken en vervolgens “RESET” ten minste 1
seconde lang ingedrukt te houden. Wan-
neer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tan-
ken 5 km (3 mi) is gereden en wordt de vo-
rige ritteller weergegeven.
Selectiemodus
De verschillende functies van dit multifunc-
tionele display worden aangepast in de se-
lectiemodus.
OPMERKING
De versnellingsbak moet in de vrij-
stand staan als u instellingen in deze
modus wilt wijzigen.
Als een versnelling wordt ingescha-
keld worden alle gemaakte instellin-
gen opgeslagen. Vervolgens wordt de
selectiemodus geannuleerd en wordt
de normale modus weergegeven op
alle schermen.
Afhankelijk van het scherm worden
door het indrukken van “RESET” in-
stellingen opgeslagen of verandert de
selectiemodus in de normale modus.
Houd “SELECT” en “RESET” tegelijkertijd
ten minste drie seconden ingedrukt om de
selectiemodus te openen.
In deze modus kunnen de volgende items
worden ingesteld/aangepast:
helderheid
controlelampje schakelmoment
klok
stopwatch
aftelklok
systeemstatus
onderhoudstellers
OPMERKING
Als u wilt terugkeren naar de normale mo-
dus, drukt u op “SELECT” om te bladeren
naar “” en drukt u vervolgens op “RESET”.
De helderheid instellen
Met deze functie regelt u de helderheid van
het toerentellerpaneel (“Meter panel”) (tel-
lerpaneel), de naald van de toerenteller
(“Needle”) (naald) en het multifunctionele
display (“Display”) in overeenstemming met
het aanwezige daglicht.
1. Druk op “SELECT” om “Brightness”
(Helderheid) te markeren.
2. Druk op “RESET”, druk vervolgens op
“SELECT” om door de functies te bla-
deren en een item te markeren.
3. Druk op “RESET”. De segmenten van
het helderheidsniveau voor het gese-
Page 22 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
lecteerde item gaan knipperen.
4. Druk op “SELECT” om het gewenste
helderheidsniveau te markeren.
5. Druk op “RESET” om het helderheids-
niveau in te stellen.
6. Druk op “SELECT” om te bladeren
naar “”, en druk vervolgens op “RES-
ET” om terug te keren naar het vorige
menu.
De instellingen van het controlelampje
schakelmoment selecterenMet deze functie kiest u of het controle-
lampje schakelmoment wordt geactiveerd
en of het bij activering knippert of continu
brandt.
1. Druk op “SELECT” om “Shift light”
(Schakellampje) te markeren.2. Druk op “RESET”.
3. Druk op “SELECT” om “Operation se-
lection” (Werkingsselectie) te marke-
ren.
4. Druk op “RESET”.
Druk op “SELECT” en markeer “On”
(Aan) om het controlelampje te active-
ren. Het controlelampje brandt continu
na activering.
Druk op “SELECT” en markeer “Flash”
(Knipperen) om het controlelampje te
activeren. Het controlelampje gaat
knipperen na activering.Druk op “SELECT” en markeer “Off”
(Uit) om het controlelampje te deacti-
veren. Het controlelampje brandt niet
en gaat niet knipperen.
OPMERKING
Het controlelampje knippert elke twee se-
conden eenmaal om aan te geven dat het is
gedeactiveerd. Het controlelampje gaat uit
wanneer dit menu wordt afgesloten.
5. Druk op “SELECT” om te bladeren
naar “”, en druk vervolgens op “RES-
ET” om terug te keren naar het vorige
menu.
Het toerental in relatie tot het controlelamp-
je schakelmoment instellenMet deze functie kiest u het motortoerental
waarbij het controlelampje wordt geacti-
veerd en gedeactiveerd. U kunt alle ver-
snellingen op hetzelfde activerings-/
1. Controlelampje schakelmoment
1
Page 23 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
deactiveringstoerental instellen of u kunt de
versnellingen afzonderlijk instellen.
Druk op “SELECT” om “r/min setting” (Toe-
rentalinstelling) te markeren en druk vervol-
gens op “RESET”.
OPMERKING
U kunt het toerental waarbij het controle-
lampje schakelmoment wordt geactiveerd
en gedeactiveerd instellen tussen 3000 en
11000 tpm in stappen van 500 tpm.
Alle versnellingen op hetzelfde toerental in-
stellen:
1. Druk op “SELECT” om “All” (Alle) te
markeren.
2. Druk op “RESET”; “On” (Aan) wordt
weergegeven.3. Druk op “RESET” zodat de toerental-
cijfers gaan knipperen.
4. Druk op “SELECT” om het motortoe-
rental te markeren waarbij het contro-
lelampje schakelmoment wordt
geactiveerd.
5. Druk op “RESET” om het geselecteer-
de motortoerental in te stellen. “Off”
(Uit) wordt gemarkeerd en de cijfers
van het toerental gaan knipperen.
6. Druk op “SELECT” om het motortoe-
rental te markeren waarbij het contro-
lelampje schakelmoment wordt
gedeactiveerd.
7. Druk op “RESET” om het geselecteer-
de motortoerental in te stellen.
8. Druk nogmaals op “RESET” om terug
te keren naar het vorige menu.
Het toerental voor elke versnelling afzon-
derlijk instellen:
1. Druk op “SELECT” om versnellingen
van “1st” (1e) tot en met “5th” (5e) te
markeren en druk vervolgens op “RE-
SET”.
2. Als u drukt op “RESET” gaan de toe-
rentalcijfers voor de gemarkeerde ver-snelling knipperen. Voer vervolgens
de stappen 4–8 onder “Alle versnellin-
gen op hetzelfde toerental instellen:”
uit om het toerental voor de afzonder-
lijke versnellingen in te stellen.
OPMERKING
Als u het toerental voor de afzonderlijke ver-
snellingen hebt ingesteld en “All” (Alle)
kiest, worden alle eerder ingestelde toeren-
tallen voor afzonderlijke versnellingen te-
ruggezet naar de standaardinstellingen
9000 (activering) en 11000 (deactivering).
3. Druk op “SELECT” om te bladeren
naar “”, en druk vervolgens op “RES-
ET” om terug te keren naar het vorige
menu.
De helderheid van het controlelampje scha-
kelmoment instellenMet deze functie regelt u de helderheid van
het controlelampje schakelmoment.
1. Druk op “SELECT” om “Brightness”
(Helderheid) te markeren.
2.
Druk op “RESET” zodat de segmenten van
het helderheidsniveau gaan knipperen.
Page 24 of 100

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Druk op “SELECT” om het gewenste
helderheidsniveau te markeren.
4. Druk op “RESET” om het gewenste
helderheidsniveau in te stellen.
5. Druk op “RESET” om terug te keren
naar het vorige menu.
6. Druk op “SELECT” om te bladeren
naar “”, en druk vervolgens op “RES-
ET”. Hierdoor kunt u een ander item in
het menu selecteren.
De klok instellen
1. Druk op “SELECT” om “Display” te
markeren.
2. Druk op “RESET”. Het volgende
scherm wordt weergegeven.
3. Druk op “RESET” zodat de uuraandui-ding gaat knipperen.
4. Druk op “SELECT” om de uuraandui-
ding te verhogen.
5. Druk op “RESET” zodat de minuten-
aanduiding gaat knipperen.
6. Druk op “SELECT” om de minuten-
aanduiding te verhogen.
7. Druk op “RESET” om de klok te star-
ten.
8. Druk nogmaals op “RESET” om terug
te keren naar het vorige menu.
Alle functies voor helderheid en controle-
lampje schakelmoment terugstellen:Hiermee worden ALLE instellingen van de
functies voor de helderheid en het controle-
lampje schakelmoment teruggesteld.
1. Druk op “SELECT” om “Display” te
markeren.
2. Druk op “RESET”.
3. Druk op “SELECT” om “All reset” (Alle
terugstellen) te markeren.4. Druk op “RESET” en vervolgens op
“SELECT” om “Yes” (Ja) te markeren.
5. Druk op “RESET” om de waarden voor
de helderheid en het controlelampje
schakelmoment terug te stellen op de
fabrieksinstelling. De weergave keert
terug naar de normale modus.
OPMERKING
Ga om verdere instellingen van het multi-
functionele display uit te voeren terug naar
de selectiemodus door “SELECT” en “RES-
ET” ten minste drie seconden ingedrukt te
houden.
De stopwatch gebruiken
U kunt de stopwatch als volgt activeren.
1. Druk op “SELECT” om “Stopwatch” te
markeren.
2. Druk op “RESET”.
3. Druk op “SELECT” om “Stopwatch” te