FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
DAU38621
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-13 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU46622
Snelheidsmeterunit
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
OPMERKING
Voor Groot-Brittannië
U kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenweergave van de snelheidsmeter.
(Zie pagina 3-6 voor meer informatie.)
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen het
ideale bereik houden. Als de sleutel naar“ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de
toerenteller eenmaal helemaal uit tot het
hoogste aantal toeren per minuut en keert
daarna weer terug naar nul tpm om het
elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 9500 tpm en hoger
Controlelampje schakelmoment
Zie pagina 3-7 voor uitleg over en instellin-
gen voor dit controlelampje.
1. Toerenteller
2. Controlelampje schakelmoment
3. Rode zone toerenteller
4. Snelheidsmeter
12
4
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9
markeren.
4. Druk op “RESET”.
Het multifunctionele display verandert
in de normale modus en in plaats van
de klok wordt nu de stopwatch weer-
gegeven.
5. Druk op “SELECT” om de stopwatch
te starten.
6. Druk op “SELECT” of druk op de start-
knop “” om de stopwatch te stop-
pen.
7. Druk op “RESET” om de stopwatch te-
rug te stellen op nul.
OPMERKING
Als gedurende een minuut noch op
“SELECT” noch op “RESET” wordt ge-
drukt, keert het scherm automatisch
terug naar de normale modus.
Houd “RESET” ten minste twee se-
conden ingedrukt om het scherm teveranderen in de normale modus.
Ga om verdere instellingen van het
multifunctionele display uit te voeren
terug naar de selectiemodus door “SE-
LECT” en “RESET” ten minste drie se-
conden ingedrukt te houden.
De aftelklok gebruiken:
U kunt de aftelklok als volgt activeren.
1. Druk op “SELECT” om “Stopwatch” te
markeren.
2. Druk op “RESET”.
3. Druk op “SELECT” om “Countdown”
(Aftellen) te markeren.
4. Druk op “RESET”. Het multifunctionele
display verandert in de normale mo-
dus, de stopwatch wordt weergegeven
in plaats van de klok en de indicator
voor de ingeschakelde versnelling ver-
andert in de aftelklok.
5. Druk op “SELECT” of schakel naar
een versnelling en de aftelklok begint
af te tellen vanaf “5”. Tegelijkertijd
knippert het controlelampje schakel-
moment afhankelijk van het weerge-
geven aantal (als bijvoorbeeld “5”wordt weergegeven, knippert het con-
trolelampje vijf maal, wanneer “4”
wordt weergegeven, knippert het con-
trolelampje 4 maal, enzovoort). De
stopwatch begint te tellen wanneer de
aftelklok het aftellen afrondt.
6. Druk op “SELECT” of druk op de start-
knop “” om de aftelklok te stoppen.
7. Druk op “RESET” om de aftelklok en
stopwatch terug te stellen op nul.
8. Druk op “RESET” om de aftelklok te-
rug te stellen en herhaal vervolgens de
stappen 5–6, OF houd “RESET” nog-
maals twee seconden lang ingedrukt
om naar de normale modus te gaan.
OPMERKING
Zorg om verdere instellingen van het multi-
functionele display uit te voeren
dat de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat
en keer
terug naar de selectiemodus door “SE-
LECT” en “RESET” ten minste drie secon-
den ingedrukt te houden.
De systeemstatus controleren en terugstel-
len op nulDe status/stand van de volgende items
wordt weergegeven en u kunt de rittellers
terugstellen op nul.
rittellers en kilometerteller
brandstofverbruik
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
2
3
45
1
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Startknop “”
1
2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
2
34
5
6
7
8
9
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12765
Schakelaar alarmverlichting “”
Druk met de sleutel in de stand “ON” op
deze schakelaar om de alarmverlichting in
te schakelen (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU12830
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
1. Koppelingshendel
2. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen koppelingshendel en
stuurgreep
4
1
2
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-28
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
“ ”
5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU46632
OPMERKING
Dit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF” en vervolgens naar “ON”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 70 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Druk op de start-
schakelaar om de foutcode te wissen
en de motor opnieuw te starten.
DAU46530
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-27 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieniveau
Waarschuwingslampje brandstofni-
veau
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Waarschuwingslampje motorstoring
ABS-waarschuwingslampje
Controlelampje startblokkering
LET OP
DCA11831
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-39
2
3
4
5
67
8
9
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder de dop.
OPMERKING
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
INDEX
A
ABS ......................................................... 3-17
ABS-waarschuwingslampje ....................... 3-4
Accu......................................................... 6-28
Achterlicht/remlichtunit ............................ 6-34
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ............ 3-14
B
Bagageriembevestiging ........................... 3-26
Banden .................................................... 6-19
Bougies, controleren.................................. 6-9
Brandstof ................................................. 3-19
C
Cardanolie ............................................... 6-13
Claxonschakelaar .................................... 3-15
Contactslot/stuurslot .................................. 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ......... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................... 3-3
Controlelampjes richtingaanwijzers ........... 3-3
Controlelampje startblokkeersysteem ....... 3-5
D
Dimlichtschakelaar .................................. 3-14
E
EXUP-systeem ........................................ 3-27
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en
smeren .................................................. 6-25
Gereedschapsset ...................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen.............................................. 6-35
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen.............................................. 6-34
I
Identificatienummers ................................. 9-1
Inrijperiode ................................................. 5-3
K
Kabels, controleren en smeren ............... 6-25
Klepspeling .............................................. 6-18
Koelvloeistof ............................................ 6-14
Koplampgloeilamp, vervangen ................ 6-33
Koppelingshendel .......................... 3-15
,
6-21
L
Lichtsignaalschakelaar ............................ 3-14
Luchtfilterelement .................................... 6-17
M
Matkleur, let op .......................................... 7-1
Modelinformatiesticker .............................. 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ................... 6-10
Multifunctioneel display ............................. 3-6
N
Noodstopschakelaar................................ 3-15
O
Ondersteunen van de motorfiets ............. 6-37
P
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........... 6-36
Parkeren .................................................... 5-3
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ................................ 6-2
Plaats van de onderdelen.......................... 2-1
Problemen oplossen................................ 6-37
R
Rem- en koppelingshendels,
controleren en smeren .......................... 6-25
Rem- en koppelingsvloeistof,
verversen .............................................. 6-24
Remhendel .............................................. 3-16
Remlichtschakelaar, afstellen.................. 6-22
Rempedaal .............................................. 3-17
Rempedaal, controleren en smeren ........ 6-26Remvloeistofniveau, controleren............. 6-23
Richtingaanwijzerschakelaar .................. 3-14
S
Schakelaar alarmverlichting .................... 3-15
Schakelen ................................................. 5-2
Schakelpedaal ........................................ 3-16
Schakelpedaal, controleren
en smeren ............................................. 6-26
Schokdemperunit, afstellen..................... 3-24
Sleutelnummer .......................................... 9-1
Snelheidsmeterunit ................................... 3-5
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling ...................................................... 7-4
Startblokkeersysteem ............................... 3-1
Starten van de motor ................................ 5-1
Startknop................................................. 3-15
Startspersysteem .................................... 3-27
Stationair toerental, controleren .............. 6-18
Storingzoekschema’s .............................. 6-38
Stroomlijnpanelen en framepaneel,
verwijderen en aanbrengen .................... 6-7
Stuurschakelaars .................................... 3-14
Stuursysteem, controleren ...................... 6-28
T
Tankdop .................................................. 3-18
U
Uitlaatkatalysatoren ................................ 3-20
V
Veiligheidsinformatie ................................. 1-1
Verzorging................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer ..................... 9-1
Voor- en achterremblokken
controleren ............................................ 6-23