Page 33 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-2
6
DAU17715
Periodiek smeer- en onderhoudsschema OPMERKING
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 30000 km (17500 mi), beginnend vanaf 6000 km (3500 mi).
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
1*BrandstofleidingControleer de brandstof- en on-
derdrukslangen op scheurtjes of
beschadigingen.√√√√√
2 BougieVervangen.√√√√√
3 LuchtfilterelementReinigen.√√
Vervangen.√√
4*AccuControleer het vloeistofniveau en
de soortelijke massa.
Controleer of de ontluchtings-
slang correct is geplaatst.√√√√√
5*VoorremControleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.√√√√√√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
6*AchterremControleer de werking en het
vloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.√√√√√√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
U3C6D1D0.book Page 2 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 34 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-3
6
7*RemslangenControleer op scheurtjes en be-
schadigingen.√√√√√
Vervangen. Elke 4 jaar
8*WielenControleer de speling en contro-
leer op beschadigingen.√√√√
9*BandenControleer op slijtage en bescha-
digingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√√
10*WiellagersControleer op speling of bescha-
digingen.√√√√
11*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 24000 km (14000 mi)
12*Framebevestigin-
genControleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet.√√√√√
13Scharnieras van
voorremhendelSmeren met siliconenvet.√√√√√
14Scharnieras van
achterremhendelSmeren met siliconenvet.√√√√√
15 MiddenbokControleer de werking.
Smeren.√√√√√
16*VoorvorkControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
U3C6D1D0.book Page 3 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 35 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
6
17*SchokdemperunitControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
18*CarburateurStel het stationair toerental af.√√√√√√
19*Autolube pompControleer de werking.
Ontlucht indien nodig.√√√√
20*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau
en controleer de machine op
vloeistoflekkage.√√√√√
Verversen. Elke 3 jaar
21 VersnellingsbakolieControleer de machine op olielek-
kage.√√ √
Verversen.√√√
22*V-snaarVervangen. Elke 10000 km (6000 mi)
23*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√√
24Bewegende delen
en kabelsSmeren.√√√√√
25*Gaskabelhuis en
gaskabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de
gaskabel.√√√√√
26*Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
U3C6D1D0.book Page 4 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 36 of 68
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
6
DAUM2070
OPMERKING
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Ververs de remvloeistof elke twee jaar.De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
U3C6D1D0.book Page 5 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 37 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
6
DAU18740
Verwijderen en aanbrengen van
de stroomlijn- en framepanelen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden verwij-
derd. Neem deze paragraaf door wanneer
een stroomlijn- of framepaneel moet wor-
den verwijderd of aangebracht.
DAU18790
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de schroeven en neem het
stroomlijnpaneel los.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
DAUM1250
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Open het opbergcompartiment. (Zie
pagina 3-10.)
2. Verwijder de schroef en haal dan het
paneel los.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroef aan.
2. Sluit het opbergcompartiment.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Paneel A1
2ZAUM0270
1. Schroef
1ZAUM0271
1. Paneel A
2. Schroef
2
1
ZAUM0272
U3C6D1D0.book Page 6 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 38 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAU19622
Bougie controleren De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat periodiek moet worden gecontroleerd,
bij voorkeur door een Yamaha dealer. Om-
dat bougies door verhitting en neerslag al-
tijd langzaam slijten, moet de bougie
worden verwijderd en gecontroleerd op de
tijden genoemd in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Bovendien kan aan
het uiterlijk van de bougie de conditie van
de motor worden afgelezen.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden). Wanneer de
bougie een heel andere kleur vertoont,
werkt de motor mogelijk niet naar behoren.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw machi-
ne nakijken door een Yamaha dealer.
Vervang de bougie als de elektroden blijken
te zijn afgesleten en als overmatige kool-
aanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/BR8HS
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
1
ZAUM0037
U3C6D1D0.book Page 7 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 39 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU20064
Eindoverbrengingsolie Het eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindoverbren-
gingsolie op door enkele minuten te rij-
den en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de gebruik-
te olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug van de eindoverbrenging om de
olie uit het eindoverbrengingshuis af te
tappen.5. Breng de aftapplug voor de eindover-
brengingsolie aan en zet deze vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen eindover-
brengingsolie, breng dan de
olievuldop aan en zet deze vast.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat
geen vreemde materialen in het
eindoverbrengingshuis terechtko-
men. Zorg ervoor dat geen olie op
de band of het wiel terechtkomt.
[DWA11311]
7. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
1. Aftapplug versnellingsbakolie
2. Vuldop versnellingsbakolie
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
18 Nm (1.8 m·kgf, 13 ft·lbf)
12
ZAUM0273
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.11 L (0.12 US qt, 0.10 Imp.qt)
U3C6D1D0.book Page 8 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 40 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM2102
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau via
het kijkglas.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, verwijder dan het
stroomlijnpaneel A. (Zie pagina 6-6.)
4. Open de dop van het koelvloeistofre-
servoir, en vul koelvloeistof bij tot aan
de merkstreep voor maximumniveau.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snelmogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
5. Sluit de reservoirdop en breng het
stroomlijnpaneel aan.
DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
ZAUM0591
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir:
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)1ZAUM0274
U3C6D1D0.book Page 9 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM