Page 25 of 68

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU14832
Schokdemperunit afstellen (in-
dien aanwezig)Deze schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring in de richting (a). Draai om de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelring in de richting
(b).Zet de gewenste inkeping in de stelring te-
genover de positie-indicator op de schok-
demper.
WAARSCHUWING
DWA10221
Deze schokdemperunit is gevuld met
stikstofgas onder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie zorgvuldig
door alvorens werkzaamheden uit te
voeren aan de schokdemperunit.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemperunit niet bloot
aan open vuur of een andere hitte-
bron. Hierdoor kan de gasdruk zo
hoog oplopen dat de unit explo-
deert.
Voorkom vervorming of beschadi-
ging van de cilinder. Schade aan de
cilinder zal resulteren in slechte
dempingsprestaties.
Werp een beschadigde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-dealer.
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
(b) (a)1
2ZAUM0294
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
(b)
Standaard:
in het midden
Maximum (hard):
(a)
U3C6D1D0.book Page 11 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 26 of 68

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15596
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures
voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11151
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
BrandstofControleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-6
2-takt injectiesmeringControleer het olieniveau in het oliereservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.3-8
VersnellingsbakolieControleer de machine op olielekkage. 6-8
KoelvloeistofControleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het koelsysteem op lekkage.6-9
VoorremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-14, 6-14, 6-15
U3C6D1D0.book Page 1 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 27 of 68

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
AchterremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-14, 6-14, 6-15
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-11, 6-16
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-12, 6-13
RemhendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-17
MiddenbokControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt.6-17
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaarsControleer de werking.
Corrigeer indien nodig.—
AccuControleer het voeistofniveau.
Vul indien nodig bij met gedistilleerd water.6-19 ITEM CONTROLES PAGINA
U3C6D1D0.book Page 2 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 28 of 68

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk eenongeval of letsel tot gevolg.
DAU16562
Starten van een koude motor LET OP
DCA10250
Zie pagina 5-3 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-ne in gebruik wordt genomen.
1. Draai de sleutel naar“” en vervol-
gens naar“” zodra het waarschu-
wingslampje olieniveau gaat branden.LET OP
DCA10240
Als het waarschuwingslampje voor olie-
niveau niet gaat branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit tetesten.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken of het kickstarterpedaal om-
laag te trappen terwijl tegelijkertijd devoor- of achterrem is bekrachtigd. LET
OP: Trek voor een maximale levens-
duur van de motor nooit hard op als
de motor koud is!
[DCA11041]
Als de motor na indrukken van de
startknop niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar secon-
den en probeer het dan opnieuw. Iede-
re startpoging moet zo kort mogelijk
duren om de accu te sparen. Laat de
startmotor nooit langer dan 5 secon-
den achtereen draaien. Probeer de
kickstarter als de motor niet via de
startmotor wil aanslaan.
PUSHOPEN
ZAUM0253
ZAUM0367
U3C6D1D0.book Page 1 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 29 of 68

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
DAU16761
Wegrijden OPMERKINGLaat de motor warmdraaien voordat u weg-rijdt.
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om lang-
zamer te gaan rijden.
DAU16793
Remmen
WAARSCHUWING
DWA10300
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.
Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.
Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen somslastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
ZAUM0267
(b)
(a)
ZAUM0199
U3C6D1D0.book Page 2 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 30 of 68

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16820
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruik Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16830
Inrijperiode De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
gedurende de eerste 1000 km (600 mi) niet
te zwaar worden belast. De verschillende
onderdelen van de motor slijten op elkaar in
totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn be-
reikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdu-
rig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAUM2091
0–150 km (0–90 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 1/3
opengedraaid. Varieer de rijsnelheid van de
scooter zo nu en dan. Verander de stand
van de gasgreep regelmatig.
150–500 km (90–300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij 1/2
opengedraaid.
500–1000 km (300–600 mi)
Houd geen kruissnelheid aan waarbij de
gasgreep voorbij driekwart is opengedraaid.
ZAUM0269
U3C6D1D0.book Page 3 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 31 of 68
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas draaien.
Varieer het toerental zo nu en dan. LET OP:
Na 1000 km (600 mi) moet de eindover-
brengingsolie worden ververst.
[DCAM1071]
LET OP
DCA10270
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamahadealer de machine te controleren.
DAU17213
Parkeren Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10311
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan de
machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-den kunnen vatten.
U3C6D1D0.book Page 4 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM
Page 32 of 68

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17281
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en efficiënt
mogelijke conditie blijft. De eigenaar/be-
stuurder van de machine is verplicht de op-
timale veiligheid te waarborgen. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste in-
formatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in het periodie-
ke smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities. Het is echter
mogelijk dat de intervalperioden voor on-
derhoud moeten worden verkort afhankelijk
van het weer, het terrein, de geografische
locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10321
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
houd aan de machine vergroot het risico
op letsel of overlijden tijdens het uitvoe-
ren van onderhoud of het rijden met de
machine. Als u niet bekend bent met
voertuigonderhoud, laat het onderhouddan uitvoeren door uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15121
Zet voor het uitvoeren van onderhoud de
motor af tenzij anders aangegeven.
Een draaiende motor heeft bewe-
gende delen die lichaamsdelen of
kleding kunnen grijpen en elektri-
sche onderdelen die schokken of
brand kunnen veroorzaken.
Het laten draaien van de motor tij-
dens het uitvoeren van onderhoud
kan leiden tot oogletsel, brandwon-
den, brand of koolmonoxidevergif-
tiging, mogelijk met de dood tot
gevolg. Zie pagina 1-1 voor meer in-formatie over koolmonoxide.WAARSCHUWING
DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in een
abnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-houdsperiodes.
U3C6D1D0.book Page 1 Thursday, August 7, 2008 9:22 AM