Page 49 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
2
3
4
5
67
8
9
DAU18771
Panelen verwijderen en
aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU45012
Paneel A
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder de drukclips.2. Trek de linker- en rechterbovenkant
van het paneel omhoog en verwijder
het paneel. Trek het paneel daarna
naar beneden zoals afgebeeld.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de drukclips aan.
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
4. Paneel D
5. Paneel E
34
5
12
1. Paneel F
1. Paneel A
2. Drukclip
1
2
1
1. Paneel A
1
Page 50 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Paneel B
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het paneel A.
2. Trek de rubberen kappen op beide
achteruitkijkspiegels omhoog en ver-
wijder de spiegels door de moeren te
verwijderen.
3. Verwijder de schroeven en trek dan
het paneel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng de achteruitkijkspiegels aan
door de moeren te monteren, breng
vervolgens de rubberen kappen op
beide spiegels weer op hun oude
plaats aan.
3. Breng het paneel A aan.
Paneel C
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek daarna het
paneel omhoog.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel D
Verwijderen van het paneel1. Verwijder het paneel C.
2. Verwijder de schroeven en trek daarna
het paneel naar achteren en omhoog.
1. Moer
2. Rubberafdekking
3. Achteruitkijkspiegel
1
32
1. Schroef
2. Paneel B
21
1
1. Schroef
2. Paneel C
2
1
Page 51 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
2
3
4
5
67
8
9
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Breng het paneel C aan.
Paneel E
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel F
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
1. Schroef
2. Paneel D
2
1
1. Schroef1
1. Schroef
1
1
Page 52 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU19642
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door ver-
hitting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet doorhandvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
Page 53 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
2
3
4
5
67
8
9
DAU19858
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
LET OP:
DCA11290
Om het olieniveau te controleren moet
de motor koud zijn, anders wordt het ni-
veau verkeerd aangegeven.
OPMERKING:
Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem twee minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder in
het carter.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpa-
troon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Zet een olieopvangbak onder de motorom de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
5. Controleer de sluitring en O-ring op
beschadigingen en vervang deze in-
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
32
1. Olievuldop
1. Olieaftapplug
1
1
Page 54 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
dien nodig.
OPMERKING:
Sla de stappen 6–8 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
6. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
7. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
8. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en
zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment.9. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Ring
12
3
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
2
1
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12.3 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31.1 ft·lbf)
1
Page 55 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING:
Alle gemorste olie moet worden afgeveegd,
nadat de motor en het uitlaatsysteem zijn
afgekoeld.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
13. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-8.)
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven.
DAU19995
Kettingkastolie
De kettingkastolie moet als volgt worden
ververst op de tijdstippen aangegeven in
het periodieke onderhouds- en smeersche-
ma.
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijder het paneel E. (Zie
pagina 6-7.)
3. Zet een olieopvangbak onder de aan-
drijfkettingkast om de gebruikte olie op
te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit de kettingkast af te
tappen.
5. Installeer de aftapbout in de ketting-
kast en draai deze dan vast met het
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2
1. Olievuldop kettingkast
2. Aftapbout kettingkastolie
1
2
Page 56 of 90

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
voorgeschreven aanhaalmoment.
6. Voeg de aangegeven hoeveelheid van
de aanbevolen kettingkastolie toe.
7. Veeg de peilstok schoon, steek deze
in de vulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder hem dan om het
olieniveau te controleren.
OPMERKING:
Het kettingkast-olieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau liggen.8. Als het kettingkast-olieniveau bene-
den de merkstreep voor minimumni-
veau ligt, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het correc-
te niveau.
9. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
LET OP:
DCA15010
Zorg dat er geen verontreinigingen
in aandrijfkettingkast terechtko-
men.
Zorg dat er geen olie op de banden
of wielen terechtkomt.
10. Controleer de aandrijfkettingkast op
olielekkage. Zoek in geval van lekkage
naar de oorzaak.11. Monteer het paneel.
Aanhaalmoment:
Aftapbout kettingkastolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Voorgeschreven kettingkastolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.70 L (0.74 US qt) (0.62 Imp.qt)
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau1
2