LET OP:
Een flacon luchtverfrisser mag in de auto niet dichtbij het instrumentenpaneel of op het dashboard worden geplaatst. Door eventuele lekkage van de luchtverfrisser op deze delen (instrumentenpaneel, dashboard of aanjager) kunnen ze worden beschadigd. Als devloeistof van de luchtverfrisser op deze delen komt moeten ze direct met water worden gereinigd.!
1. Schakelaar mistlampen (Indien gemonteerd)
2. Schakelaar koplampafstelling
3. Schakelaar mistachterlicht
4. Multischakelaar verlichting
5. Indicator en waarschuwingslamp
6. Claxon en bestuurdersairbag
7. Schakelaar ruitewissers/-sproeiers
8. ESP-Schakeloar (Indien gemonteerd)
9. Instrumentenpaneel
10. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
11.Bedieningsorganen verwarming/airconditioning
(Indien gemonteerd) 12. Opbergvak
13. Airbag voor passagierszijde
14. Bekerhouder passagierszijde
15. Hefboom motorkapontgrendeling
16. Multibox
17. Asbak
18. Aansteker
19. Keuzehandel/versnellingshandel (Indien gemonteerd)
20. Bekerhouder
21. Handremhefboom
22. Dash board kastje
23. Middenconsole
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
2
B010B01A-AXT Gasohol Gasohol (een mengsel van 90% loodvrije benzine en 10% ethanol) kan worden gebruikt in uw Hyundai. Alsechter problemen optreden in de werking van de motor, wordt het gebruik van uitsluitend benzine aangeraden.Brandstoffen met een onbekende hoeveelheid alcohol of een andere alco- hol dan ethanol mogen niet wordengebruikt.
B010A03O-GXT Tank uitsluitend loodvrije benzine Voor optimale prestaties van uw auto raden wij aan om ongelode benzine met een octaangetal (RON) hoger dan 95/AKI (Anti Knock Index) hoger dan 91 te tanken. U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal(RON) 91~94 / AKI 87~90, maar hierdoor kunnen de prestaties van de auto iets minder worden.Het tanken van loodhoudende benzine heeft een onherstelbare beschadiging van de katalysator en een onvoldoendewerking van het emissieregelsysteem
tot gevolg. Bovendien kan dit hoge onderhoudskosten met zich
meebrengen. Om vergissingen bij het
!
BRANDSTOFVOORSCHRIFTEN
tanken te voorkomen past het vulpistool voor loodhoudende benzine niet in devulopening van uw Hyundai. Dieselbrandstof In Hyundai automobielen met dieselmotor moet dieselbrandstof met een cetaangetal van 52 tot 54 worden gebruikt.Wanneer de dieselbrandstof in zomer- en winterkwaliteit verkrijgbaar is, moet afhankelijk van de onderstaandetemperaturen de aangegeven kwaliteit worden gebruikt:
o Boven -5°C (23°F) .........Zomerkwaliteit dieselbrandstof
o Onder -5°C (23°F) ......... Winterkwaliteit dieselbrandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstofcircuits volledig wordenontlucht voordat de motor weer kan worden gestart. WAARSCHUWING:
Voorkom dat benzine of water in detank komt. Als dit toch het geval is moet de tank worden afgetapt en deleidingen worden doorgespoeld om te voorkomen dat de brandstofpomp vastloopt en daardoor de motorbeschadigd raakt.
ALLEEN
LOODVRIJE BENZINE
B010A02FC
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
27
o Wanneer het kinderzitje niet wordt
gebruikt moet het met de veiligheidsgordel worden vastgezet zodat het niet bij een ongeval of noodstop naar vorenwordt geslingerd.
o Kinderen die te groot zijn voor het
veiligheidssysteem voor kinderen,moeten op de achterbank in de aanwezige gordel zitten.
o Let erop dat het schoudergedeelte
van de buitenste driepuntsgordelin het midden van de schouder ligt, nooit tegen de nek. Door het kind dichter bij het midden van de bank te plaatsen, kan een betereaanligging van de gordel worden verkregen. Het heupgedeelte van de driepuntsgordel of de middelsteheupgordel moet zo laag mogelijk op de heup van het kind en zo prettig mogelijk aanliggen.
o Als de veiligheidsgordel niet volledig passend is voor het kind,moet een goedgekeurd zitblok opde achterbank worden gebruikt, zodat de zithoogte van het kind wordt aangepast aan de aanwezigeveiligheidsgordel.o Laat nooit een kind op de zitting
staan of knielen.
o Gebruik nooit een babydrager of kinderzitje dat over de rugleuning "haakt"; het kan bij een aanrijdingonvoldoende bescherming geven.
o Laat onder het rijden een inzittende
nooit een kind in de armen houden;hierdoor kan het kind bij een aanrijding of een sterke afremming ernstig gewond raken. Hetvasthouden van een kind tijdens het rijden biedt geen enkele vorm van bescherming, zelfs niet als de betreffende persoon de veiligheidsgordel heeftomgegespt.
o Wanneer het kinderzitje niet cor-
rect is bevestigd, neemt de kansop ernstige of dodelijk letsel bij een ongeval sterk toe.!WAARSCHUWING:
o Een veiligheidssysteem voor kinderen moet op de achterbank worden bevestigd. Een kinder- of babystoeltje mag nooit op devoorstoel worden bevestigd. Als bij de een aanrijding de zij- airbag aan passagierszijde inwerking treedt, kan het kind of de baby in het kinder- of babystoeltje levensgevaarlijk gewond raken.Gebruik daarom een veiligheidssysteem voor kinderen alleen op de achterbank.
o Omdat een veiligheidsgordel of een veiligheidssysteem voorkinderen in een afgeslotenstilstaande auto zeer warm kan worden, moeten de stoelhoes en de gordelsloten wordengecontroleerd, voordat het kind in de auto wordt geplaatst.
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
33
Als de auto sterk wordt afgeremd of als de inzittende zich te snel naar vorenbeweegt, blokkeert de veiligheidsgordel. Bij een voldoende zware frontale aanrijding wordt de gordelspannergeactiveerd, waardoor de veiligheidsgordel strakker tegen het lichaam van de inzittende wordtgetrokken.
HXG229
B180B01A-GXT Veiligheidsgordel met gordelspanner Uw Hyundai is voorzien van veiligheidsgordels met gordelspannersvoor de bestuurder en de voorpassagier. De gordelspanner zorgt er bij een zware frontale aanrijding voor dat deveiligheidsgordel strak tegen het lichaam van de inzittende wordt getrokken. De gordelspanners kunnen wordengeactiveerd met de airbags. De veiligheidsgordel met gordelspanner werkt op dezelfde wijze als de veiligheidsgordel met oprolautomaatELR (Emergency Locking Retractor = noodblokkeringssysteem).
B180B01O
Aribageenheid voor bestuurderszijde1
2 3Airbageenheid voor passagierszijde
Het systeem van veiligheidsgordels met gordelspanner bestaat uit de volgende belangrijke onderdelen. De montageplaatsen zijn in de afbeeldingaangegeven.
1.SRS airbag controlelamp
2.Veiligheidsgordel met gordelspanner
3.SRS regeleenheid
o Als gebruik wordt gemaakt van het “ISOFIX”-systeem om een kinderzitje op de achterbank te installeren, dan moeten de metalengespen vast in de gordelsluitingen worden geplaatst en moet de riem achter het kinderzitje wordengetrokken, zodat het kind een losse veiligheidsriem niet kan bereiken. Door losse metalen gespen kanhet kind mogelijk een niet- uitgetrokken veiligheidriem bereiken, waardoor het kind in hetzitje verwurgd zou kunnen worden met ernstige verwondingen of zelfs de dood als gevolg.
o Bevestig niet meer dan één kinderzitje met een enkelvoudigegordel of aan het onderstebevestigingspunt. Door de hogere belasting kunnen de bevestigingspunten kan de gordelbreken, met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.
o Bevestig ISOFIX of ISOFIX-
vergelijkbare kinderzitjes alleenop de afgebeelde plaatsen.
o Volg altijd de montage- en
gebruiksvoorschriften van defabrikant van het kinderzitje op.
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
34
!
!WAARSCHUWING:
Om maximaal te profiteren van de veiligheidsgordel met gordelspanner:
1. Gesp de veiligheidsgordel altijd correct om.
2. Stel de veiligheidsgordel correct af.
LET OP:
o Omdat de sensor voor het activeren van de SRS airbag met de veiligheidsgordel metgordelspanner is verbonden, gaat de SRS airbag controlelamp in het instrumentenpaneelgedurende ca. 6 seconden knipperen nadat het contact in de stand "ON" is gezet; daarna moetde lamp doven.
o Deze lamp gaat ook branden als
de werking van deveiligheidsgordels met gordelspanners niet in orde is. Als de SRS airbag controlelampniet gaat branden zodra het con- tact in de stand "ON" wordt gezet, als hij na ca.
!
N.B.:
o Zowel de gordelspanner voor de
bestuurder als de voorpassagier worden onder bepaalde omstandigheden bij een frontale aanrijding geactiveerd. Degordelspanners kunnen worden geactiveerd met de airbags. Onder deze omstandigheden worden degordelspanners ook geactiveerd als de veiligheidsgordels tijdens de aanrijding niet wordengedragen.
o Bij het activeren van de
gordelspanners is er een hardgeluid hoorbaar en komter fijne stof (dat op rook kan lijken) vrij in de auto. Dit is normaal en nietgevaarlijk.
AIR
BAG
o Hoewel het ongevaarlijk is kan de
huid door de fijne stof geïrriteerd raken en moet het niet gedurende langere tijd worden ingeademd. Daarom moeten de handen en hetgezicht zorgvuldig worden gewassen nadat bij een aanrijding de gordelspanners zijngeactiveerd. 6 seconden blijft knipperen, of alshij tijdens het rijden gaat branden,moet de werking van de veiligheidsgordel met gordelspanner of het SRS airbagsysteem zo snel mogelijk door een Hyundai dealer worden gecontroleerd.
WAARSCHUWING:
o De gordelspanners zijn ontworpen om maar eenmaal te werken. Nadat de gordelspanners zijn geactiveerd, moeten degordels met gordelspanners worden vervangen. Alle veiligheidsgordels, van elk type,moeten altijd worden vervangen als ze tijdens een aanrijding zijn gedragen.
o Het mechanisme van de gordelspanner wordt bij hetactiveren zeer warm. Raak degordelspanner de eerste minuten na het activeren niet aan.
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
39
B240C02HP-GXT Onderhoud van het airbagsysteem Het airbagsysteem is praktisch onderhoudsvrij; het is niet toegestaanzelf werkzaamheden eraan uit te voeren. Het gehele airbagsysteem moet 10 jaar na de produktiedatum van de auto dooreen officiële Hyundai dealer worden gecontroleerd. Alle werkzaamheden aan hetairbagsysteem, zoals het verwijderen, aanbrengen, repareren of werkzaamheden aan het stuurwielmoeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde Hyundai monteur. Onvakkundig uitgevoerdewerkzaamheden aan het airbagsysteem kunnen ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
!WAARSCHUWING:
o De zij-airbags vormen een aanvulling op de driepunts veiligheidsgordels van de bestuurder en de voorpassagier, maar vervangt deze niet. Daarommoet de veiligheidsgordel altijd worden gedragen als u in de auto zit. De zij-airbags worden alleengeactiveerd bij bepaalde botsingen aan de zijkant die ernstig genoeg zijn om letsel te veroorzaken.
o Voor de beste bescherming van
het zij-airbagsysteem en omverwondingen bij het in werking treden van de zij-airbag te voorkomen, moeten de beideinzittenden van de voorstoelen rechtop zitten met de veiligheidsgordel correctvastgegespt. De handen van de bestuurder moeten in de standen 9:00 en 3:00 uur op het stuurwielworden gehouden. De armen en handen van de voorpassagiers moeten in de schoot wordengehouden. o Breng geen extra stoelhoezen aan.
o Door het gebruik van stoelhoezen
wordt het effect van het systeem beperkt.
o Monteer geen accessoires aan de zijkant of bij de zij-airbag.
o Gebruik geen grote krachten aan
de zijkant van de stoel.
o Breng geen objecten aan over de airbag of tussen de airbag en uzelf.
o Plaats geen objecten (paraplu, tas enz.) tussen het voorportier en devoorstoel. Dergelijke objecten kunnen gevaarlijke projectielenworden of extra verwondingen veroorzaken als de zij-airbag in werking treedt.
o Om ongewild in werking treden van de zij-airbag en daardoorverwondingen te voorkomen,moeten schokken tegen de botsingssensor voor de zij-airbag bij aangezet contact wordenvoorkomen.
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
47
!
SB210L2-FX
Controlelamp Handrem/ Remvloeistofpeil Als deze lamp tijdens het rijden gaat branden mag niet meer met de wagenworden gereden. Het remvloeistofpeil in het reservoir is dan beneden het minimum niveau gedaald. Vulremvloeistof bij die voldoet aan de DOT 3 of DOT 4 specificatie. Na het bijvullen kan voorzichtig naar een dealer wordengereden voor nadere controle. Bij een ernstig defect moet de wagen door een sleepbedrijf naar een dealer wordengesleept. Uw Hyundai is voorzien van een diagonaal gescheiden remsysteem. Alséén van beide circuits defect is, wordt de wagen nog op de andere wielen afgeremd. Is dit het geval dan is meerkracht voor het remmen vereist en is de remweg langer dan normaal. Bij een defect aan het remsysteem moetworden teruggeschakeld zodat gebruik wordt gemaakt van het remvermogen van de motor.
WAARSCHUWING:
Bij storingen aan het remsysteem moet de oorzaak direct door een Hyundai dealer worden opgespoord.Het rijden met een defect remsysteem (in het elektrische of hydraulische gedeelte) is uiterst gevaarlijk. Werking van de controlelamp Deze lamp moet gaan branden als het contact wordt aangezet, de motor wordt gestart en als de handrem wordtaangetrokken. Na het starten van de motor moet de lamp doven zodra de handrem wordt vrijgezet. Als de handremniet is aangetrokken moet de lamp flauw gaan branden bij het aanzetten van het contact of bij het starten van demotor.
SB210M1-FX Controlelamp Laadstroom
Deze controlelamp moet gaan branden als het contact wordt aangezet en dovenals de motor draait. Als deze lamp bij draaiende motor gaat branden is er een defect in het elektrische systeem. Alsdeze lamp onder het rijden gaat branden moet u stoppen, de motor afzetten en de aandrijfriem van de dynamocontroleren. Controleer of de aandrijfriem op zijn plaats zit. Als dit het geval is, controleer dan de spanning van de riem.Laat het systeem vervolgens door uw Hyundai dealer controleren.
LET OP:
Als met de wagen wordt gereden terwijl de aandrijfriem van de dy- namo slap staat, gebroken is of ontbreekt, kan de motor oververhitraken omdat deze riem eveneens de koelvloeistofpomp aandrijft.
!
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
58
B350B01O-GXT Bedienen van de ruitensproeiers Om de ruitesproeier te gebruiken, dient men de ruitewisser/ruitesproeierhendel richting het stuur te trekken. Wanneer de ruitesproeier wordt gebruikt, gaan deruitenwissers automatisch twee keer over de voorruit. De ruitesproeier blijft werken tot de hendel losgelaten wordt. B350B01FCN.B.:
o Bedien de ruitesproeiers niet
langer dan 15 seconden achter elkaar en ook niet als het reservoirleeg is.
o Controleer bij vriezend weer of de
ruitewissers niet aan de voorruitzijn vastgevroren.
o In de winter moet gebruik worden
gemaakt van een antivriesmiddel.
B350B02FC
Enkele wisbeweging Voor een enkele wisbeweging, druk de wisserschakelaar omhoog.
N.B.: Gebruik de ruitenwissers niet om grote hoeveelheden sneeuw of ijs weg te vegen om te voorkomen datbeschadiging van het ruitenwissersysteem optreedt. Opgehoopte sneeuw of ijs moet eerstworden verwijderd. Als slechts weinig sneeuw of ijs aanwezig is, moet de ontwasemstand van deverwarming worden ingeschakeld voordat de ruitenwissers worden ingeschakeld.