Page 157 of 210

156
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de beste
prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik
van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks
controle- en onderhoudsbeurten samen-
gesteld die iedere 30.000 km moeten
worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden:
zowel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer als daarna,
tussen twee servicebeurten in, moet
regelmatig wat aandacht aan de auto
worden geschonken. Controleer bijvoor-
beeld regelmatig de bandenspanning en de
vloeistofniveaus en vul deze laatste zo
nodig bij.BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-
voeren van deze servicebeurten kan het
vervallen van de garantie tot gevolg
hebben.
De werkzaamheden van het Geprogram-
meerd Onderhoud kunnen door alle Fiat-
dealers tegen vaste tarieftijden worden
uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door de Fiat-
dealer te laten verhelpen en daarmee niet
te wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er kor-
tere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.
Page 158 of 210

157
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
BENZINE-UITVOERINGEN
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remschoen achter(trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber
delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap op vervuiling controleren
en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
(of om de 24 maanden)
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren(uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (of om de 24 maanden)
Koppelingspedaal controleren en eventueel afstellen
Handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie controleren
Page 159 of 210
158
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
x 1000 km
Benzinedamp-opvangsysteem controleren
Brandstoffilter vervangen
Bougies vervangen
Getande distributieriem vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, accu,
ruitensproeiers enz.)
Inspuiting/ontsteking controleren
(m.b.v. diagnosestekker)
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 12 maanden)
30 60 90 120 150 180
●●
●●●
●●●
●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
Page 160 of 210

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●
●●●●●●
●●●●●●
DIESELUITVOERINGEN
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en
sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren
Remschoen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber
delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap op vervuiling controleren
en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
Spanning aandrijfriem voor hulporganen controleren
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner)
Handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Page 161 of 210
160
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
x 1000 km
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Dieselfilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, accu,
ruitensproeiers enz.)
Inspuiting/ontsteking controleren
(m.b.v. diagnosestekker)
Olie handgeschakelde versnellingsbak controleren
Motorolie en oliefilter vervangen (of om de 24 maanden)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 12 maanden)
30 60 90 120 150 180
●
●●●
●●●
●●●●●●
●●●●●●
●●
●●●●●●
●●●
●●●●●●
Page 162 of 210

161
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
PERIODIEKE
CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achter-
lichtunits, richtingaanwijzers, waar-
schuwingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers voor/
achter en stand/slijtage wisserbladen
voor/achter (indien aanwezig);
Iedere 1.000 km controleren en eventueel
bijvullen: motoroliepeil.
Gebruik bij voorkeur producten van FL
Seleniadie speciaal zijn afgestemd op de
Fiat-modellen (zie “Vullingstabel” in het
hoofdstuk “Technische gegevens”).
ZWAAR GEBRUIK VAN
DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware be-
drijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km)
en bij buitentemperaturen onder nul;
❒veel langdurig stationair draaiende mo-
tor of lange ritten bij lage snelheden
(bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als
de auto lang stilstaat;
❒in de stad;
is het noodzakelijk de volgende controles
vaker uit te voeren, dan in het Onder-
houdsschema staat aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op
conditie en slijtage controleren;❒vergrendelmechanismen van de motor-
kap en bagage-/laadruimte op vervuiling
controleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van:
motor, versnellingsbak, aandrijfassen,
uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.)
en rubber slangen van rem- en brand-
stofsysteem;
❒lading en vloeistofniveau (elektrolyt)
accu controleren (uitsluitend door des-
kundig personeel of de Fiat-dealer laten
uitvoeren – zie ook de paragraaf
“Accu” in dit hoofdstuk);
❒conditie van diverse aandrijfriemen
voor hulporganen visueel controleren;
❒pollenfilter controleren en eventueel
vervangen;
❒luchtfilter controleren en eventueel
vervangen.
Page 163 of 210
162
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
NIVEAUS
CONTROLEREN
Rook nooit tijdens werk-
zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambare
gassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
Let op. Tijdens het bijvullen
mogen de vloeistoffen met
verschillende specificaties niet
gemengd worden: als de spe-
cificaties van de vloeistoffen verschil-
len, kan de auto ernstig beschadigd
worden.
fig. 1 - uitvoering 1.4
fig. 2 - uitvoering 1.3 MultijetF0T0083m
F0T0076m
1 Motorolie - 2 Accu - 3 Remvloeistof -
4 Ruitensproeiervloeistof -
5 Koelvloeistof -
6 Olie van de stuurbekrachtiging
Page 164 of 210

163
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
fig. 3 - uitvoering 1.4F0T0082mfig. 4 - uitvoering 1.3 MultijetF0T0077m
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de gebruiksom-
standigheden van de auto.
BELANGRIJK Vul nooit motorolie bij met
andere specificaties dan de olie waarmee
de motor is gevuld.
MOTOROLIE fig. 3-4
Motoroliepeil controleren
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat en enige minuten
(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Verwijder de oliepeilstok Aen maak de
peilstok schoon. Plaats de peilstok geheel
terug, verwijder de peilstok en controleer
of het niveau tussen het MIN- en MAX-
merkteken op de peilstok staat. Het ver-
schil tussen het MIN- en MAX-merkte-
ken komt overeen met ongeveer 1 liter
olie.
Motorolie bijvullen
Als het olieniveau dicht bij of onder het
MIN-merkteken staat, moet via de olie-
vulopening Bmotorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-
teken overschrijden.
Wees bij het uitvoeren van
werkzaamheden in de motor-
ruimte extra voorzichtig als de motor
nog warm is: gevaar voor verbranding.
Onthoud dat bij een warme motor de
elektroventilateur onverwacht kan in-
schakelen: kans op verwonding. Pas op
als u sjaals, dassen of loszittende kle-
dingstukken draagt: deze kunnen door
de bewegende onderdelen worden ge-
grepen.
ATTENTIE
Afgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter be-
vatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olie
en het vervangen van het oliefilter door
de Fiat-dealer te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil, bij de
periodieke controle, boven het MAX-
niveau blijkt te staan, laat dan door de Fiat-
dealer het juiste niveau herstellen.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-
versen van de olie, moet u de motor
enige seconden laten draaien, vervolgens
de motor uitzetten en na enige minuten
het olieniveau controleren.
Motorolieverbruik
Als richtlijn geldt een maximaal motor-
olieverbruik van ongeveer 400 gram per
1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog
worden ingereden. Dit betekent dat het
motorolieverbruik pas na de eerste 5000
÷ 6,000 km stabiliseert.