Page 133 of 210

132
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒controleer of de schakelaar E-fig. 18
van de compressor in stand 0(uitge-
schakeld) staat, start de motor, steek
de stekker D-fig. 17in de contactdoos
voor de aansteker en schakel de com-
pressor in door schakelaar E-fig. 18
in stand I(ingeschakeld) te zetten.
Pomp de band op tot de juiste ban-
denspanning is bereikt (zie de paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”). Controleer de
bandenspanning op de manometer
F-fig. 18. Voor een nauwkeurige af-
lezing moet de compressor worden uit-
geschakeld; ❒als u er niet in slaagt binnen 5 minuten
de bandenspanning op ten minste 1,5
bar te krijgen, koppel dan de compres-
sor los van het ventiel en de contact-
doos en verplaats vervolgens de auto
ongeveer 10 meter naar voren, zodat
de afdichtvloeistof in de band verdeeld
wordt; pomp de band vervolgens weer
op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om, bin-
nen 5 minuten na inschakeling van de
compressor, de spanning op ten minste
1,8 bar te brengen, mag niet verder
worden gereden, omdat de band te erg
beschadigd is en de reparatieset de ver-
eiste wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot de Fiat-dealer;
❒als de band op de juiste spanning is ge-
bracht (zie de paragraaf “Bandenspan-
ning” in het hoofdstuk “Technische ge-
gevens”), vertrek dan onmiddellijk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en con-
troleer opnieuw de bandenspanning;
vergeet niet de handrem aan te
trekken;
fig. 17F0T0133mfig. 18F0T0131mfig. 19F0T0191m
Plaats de sticker op een voor
de bestuurder goed zichtbare
plaats om aan te geven dat de band
behandeld is met de snelle banden-
reparatieset. Rijd voorzichtig vooral
in bochten. Rijd niet harder dan 80
km/h. Vermijd bruusk accelereren en
remmen.
ATTENTIE
Page 134 of 210

133
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒als een spanning van ten minste 1,8 bar
wordt gemeten, herstel dan de correc-
te bandenspanning (met draaiende
motor en aangetrokken handrem) en
rijdt verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbij-
zijnde Fiat-dealer.ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN VAN DE
SPANNING
De compressor kan ook worden gebruikt
voor het herstellen van de bandenspan-
ning. Maak de snelkoppeling los en verbind
de koppeling direct met het ventiel van de
band fig. 20; op deze manier wordt de
spuitbus niet met de compressor verbon-
den en wordt de afdichtvloeistof niet in de
band gespoten. PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE
SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:❒maak de koppeling B-fig. 21los;
❒draai de te vervangen spuitbus linksom
en trek de spuitbus omhoog;
❒plaats de nieuwe spuitbus en draai de
spuitbus rechtsom;
❒sluit de koppeling Baan op de spuit-
bus en plaats de doorzichtige vulbuis A
in het daarvoor bestemde vak.
Als de bandenspanning onder
1,8 bar is gedaald, mag niet
verder worden gereden: de snelle
reparatieset Fix & Go automatic kan
de vereiste wegligging niet garanderen
omdat de band te erg beschadigd is.
Wendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
U moet absoluut aangeven
dat de band is gerepareerd
met de snelle bandenreparatieset.
Overhandig de informatiefolder aan
het personeel dat de band repareert
die behandeld is met de banden-
reparatieset.
ATTENTIE
fig. 20F0T192mfig. 21F0T0132m
Page 135 of 210

134
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒Controleer voordat u een lamp ver-
vangt of de contacten niet zijn ge-
oxideerd;
❒vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen;
❒als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is;
❒als een lamp niet brandt, controleer dan
eerst of de zekering niet doorgebrand
is, voordat u de lamp vervangt: zie voor
de plaats van de zekeringen de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofd-
stuk.BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan de
koplamp een beetje beslagen zijn: dit duidt
niet op een defect, maar is een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
een lage temperatuur en de luchtvochtig-
heidsgraad, en verdwijnt snel als de kop-
lampen worden ingeschakeld. De aanwe-
zigheid van druppels aan de binnenzijde
van de koplamp duidt daarentegen op het
binnendringen van water: wendt u tot de
Fiat-dealer.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehou-
den met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in
de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het
metalen gedeelte. Als u de bol
met uw vingers aanraakt, zal
de lichtopbrengst van de lamp terug-
lopen en kan ook de levensduur be-
perkt worden. Als u de bol per onge-
luk toch hebt aangeraakt, moet u de
bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
Wij raden u aan defecte gloei-
lampen, indien mogelijk, door
de Fiat-dealer te laten ver-
vangen. De juiste werking en
afstelling van de buitenverlichting zijn
van essentieel belang voor de rijveilig-
heid en bovendien wettelijk verplicht.
Page 136 of 210
135
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
TYPEN GLOEILAMPEN fig. 22
Op de auto zijn verschillende typen gloei-
lampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien
van een klemfitting. Verwijder de lamp
door de lamp uit de houder te trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting:
verwijder de lamp uit de houder door
hem iets in te drukken en linksom te
draaien.
fig. 22F0T0022m
C Buislampen: verwijder de lamp door
hem uit de veercontacten los te maken.
D Halogeenlampen: verwijder de lamp
door de borgveer los te haken uit de
zitting.
E Halogeenlampen: verwijder de lamp
door de borgveer los te haken uit de zit-
ting.
Page 137 of 210
136
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Lampen Type Vermogen Figuur
Grootlicht H1 60W E
Dimlicht H1 55WD
Buitenverlichting voor W5W 5WA
Richtingaanwijzers voor PY21W 21WB
Richtingaanwijzers op flanken WY5W 5WA
Richtingaanwijzers achter PY21W 21WB
Achterlichten/Mistachterlichten P4/21W 4W/21WB
Remlichten P21W 21WB
Derde remlicht W5W 5WA
Achteruitrijlicht P21W 21WB
Mistlampen voor (indien aanwezig) H1 55WE
Plafondverlichting voor met kantelbaar lampenglas C 10WC
Plafondverlichting voor met spotjes (indien aanwezig) C 10WC
Plafondverlichting achter (indien aanwezig) C 10WC
Page 138 of 210
137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbe-
horende vermogen de paragraaf “Gloei-
lamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS fig. 23
In de koplampunits zijn de gloeilampen
voor de buitenverlichting, het dimlicht, het
grootlicht en de richtingaanwijzer opge-
nomen.
De lampen zijn op de volgende wijze in de
lichtunit geplaatst:
ABuitenverlichting en dimlicht/grootlicht;
BRichtingaanwijzers.BUITENVERLICHTING
Gloeilamp vervangen:
❒verwijder het beschermdeksel A-fig.
23;
❒draai de lamphouder A-fig. 24linksom
en verwijder hem;❒verwijder en vervang de lamp B;
❒monteer de nieuwe lamp, plaats de
lamphouder A-fig. 24en monteer het
beschermdeksel A-fig. 23op de juiste
wijze.
fig. 23F0T0093mfig. 24F0T0094m
Page 139 of 210
138
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
DIMLICHT/
GROOTLICHT
Gloeilamp (met dubbele gloeidraad) ver-
vangen:
❒verwijder het beschermdeksel A-fig.
23;
❒haak de borgveer van de lamp los in de
richting van de pijlen fig. 23;
❒maak de lamp A-fig. 25los van de stek-
ker Ben vervang hem;
❒sluit de nieuwe lamp aan op de stekker
Ben zorg ervoor dat het profiel van
de metalen fitting in de uitsparingen in
de koplampreflector past.
❒haak de borgveer van de lamp vast en
monteer het beschermdeksel A-fig. 23
op de juiste wijze.RICHTINGAANWIJZERS
Voor
Gloeilamp vervangen:
❒draai het beschermdeksel B-fig. 23
linksom;
❒verwijder en vervang de lamp A-fig. 26;
❒monteer het beschermdeksel Bop de
juiste wijze.
fig. 25F0T0095mfig. 26F0T0096m
Page 140 of 210
139
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Op de flanken
Gloeilamp vervangen:
❒duw tegen het lampenglas A-fig. 27zo-
dat de interne borgveer B-fig. 28
wordt ingedrukt en trek de unit naar
buiten;
❒draai de lamphouder Clinksom, ver-
wijder de geklemde lamp Den vervang
hem;
fig. 27F0T0097mfig. 28F0T0098m
❒plaats de lamphouder Cin het lampen-
glas door hem rechtsom te draaien;
❒monteer de unit en controleer of de in-
terne borgveer Bgoed vastzit (ge-
borgd).MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig)
BELANGRIJK Wendt u voor het vervan-
gen van een defecte mistlamp tot de Fiat-
dealer.