Page 57 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
2
3
4
5
67
8
9
terelement als dit beschadigd is.
5. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-
der(s).
6. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
7. Breng de kuipruit en het stroomlijnpa-
neel aan.
DAU33481
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening.
1. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-6.)
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationair stelschroef
te verdraaien. Draai de schroef in de
richting (a) om het stationair toerental
te verhogen. Draai de schroef in de
richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
3. Monteer het paneel.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1100–1300 tpm
1(a)
(b)
Page 58 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21381
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel
1
Page 59 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw machine. Neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
machine kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg dat het totale
gewicht van de bestuurder, de pas-sagier, de bagage en de gemonteer-
de accessoires nooit het
voorgeschreven maximumlaadge-
wicht voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless banden.
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
XP500 90–190 kg (198–419 lb)
XP500A 90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
XP500 190 kg (419 lb)
XP500A 185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte12
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Page 60 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalan-
ceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel
zal mogelijk slecht functioneren, of kan
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU33453
Vrije slag voor- en
achterremhendel
Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
Voorband:
Maat:
120/70R14 M/C 55H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F
BRIDGESTONE/TH01F
Achterband:
Maat:
160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252
BRIDGESTONE/TH01R
Page 61 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.
DAU33473
Kabel van
achterremblokkeerhendel
afstellen
Als de achterremblokkeerhendel niet goed
functioneert, moet mogelijkerwijs de kabel
van de achterremblokkeerhendel worden
afgesteld. Als de achterremblokkeerhendel
niet wordt gebruikt, moet de lengte van de
kabel van de achterremblokkeerhendel bij
de achterremklauw 45 mm tot 47 mm (1.77
in tot 1.85 in) bedragen. Controleer de leng-
te van de kabel van de achterremblokkeer-
hendel regelmatig en stel deze indien nodig
als volgt bij.
Om de kabel van de achterremblokkeer-
hendel langer te maken draait u de stelmoerbij de achterremklauw in de richting (a). Om
de kabel van de achterremblokkeerhendel
korter te maken draait u de stelmoer in de
richting (b).
WAARSCHUWING
DWA10650
Vraag een Yamaha dealer de afstelling te
doen als de juiste afstelling niet haalbaar
is volgens de beschreven werkwijze.
1. Stelmoer
2. Lengte kabel achterremblokkeerhendel
2
1
(b)
(a)
Page 62 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven
vrijwel zijn verdwenen, vraag dan eenYamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU22493
Remblokken achterrem
1. Verwijder de achterremklauw door de
bouten los te halen.
2. Controleer elk achterremblok op scha-
de en meet de remvoeringsdikte. Als
een remblok beschadigd is of als de
remvoeringsdikte minder is dan 0.8
mm (0.03 in), vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te ver-
vangen.
3. Monteer de achterremklauw door de
bouten aan te brengen en deze dan
vast te zetten met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
LET OP:
DCA12822
Gebruik de achterrem of de achterrem-
blokkeerhendel niet nadat de remklauw
is verwijderd, anders wordt de rem-
klauwzuiger naar buiten gedrukt.
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1 1
1. Bout
2. Remvoeringdikte
1
2
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
40 Nm (4.0 m·kgf, 28.9 ft·lbf)
Page 63 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
2
3
4
5
67
8
9
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht hetremsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lek-
kage in het remsysteem. Als het remvloei-
stofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1
1
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Page 64 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU22730
Verversen van remvloeistof
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de olie-keeringen van de
hoofdremcilinders en de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lekken of zijn be-
schadigd.
Oliekeerringen: Vervang elke twee
jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
DAU23170
Smeren van voor- en
achterremhendels
De scharnierpunten van de voor- en achter-
remhendels moeten worden gesmeerd vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)