1AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN
2
!
INRIJVOORSCHRIFTEN
AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN VEILIGHEIDSASPECTEN
Versnelling1e 2e 3e4e 5e
B010A01P-GXT Zorg, voor uw veiligheid en die van anderen, dat u vertrouwd bent met uw voertuig en de uitrusting ervan. B010B01P-GXT Voordat u uw voertuig instapt
o Zorg dat ruiten, spiegels en
verlichting schoon zijn.
o Controleer de bandenspanning.
o Controleer of er geen lekkages zijn.
o Controleer of er voldoende ruimte is om weg (c.q. achteruit) te rijden.
B010C03P-GXT Voordat u met het voertuig wegrijdt
o Sluit alle portieren.
o Zorg dat alle inzittenden hun veiligheidsgordel correct omgespen.
o Stel de hoofdsteunen goed af.
o Stel alle spiegels goed af.
o Controleer de werking, met aangezet contact, van de waarschuwingskn-ipperlichten.
o Controleer de werking van alle meters en controlelampjes. WAARSCHUWING (Alleen Dieselmotor):
Om zorg te dragen voor voldoende vacuûm voor de rembekrachting bijeen koude start, is het noodzakelijk de motor na het starten even stationair te laten lopen. N.B.: Vloeistofniveaus, zoals motorolie, motorkoelvloeistof, remvloeistof enruitensproeiervloeistof moeten dagelijks en/of wekelijks of bij het tanken worden gecontroleerd.Zie voor meer informatie het hoofdstuk "INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR". B020A01P-GXT Gedurende de eerste 1000 km adviseren wij u, in verband met de levensduur, prestaties en het verbruik op langere termijn, het voertuig in terijden volgens de hieronder aangegeven richtijnen.
1. Laat de motor niet met een te hoog
toerental draaien.
2. Vermijd bruusk optrekken en remmen en rijd niet langdurig met een hoog toerental.
3. Houd bij het inrijden de in de tabel aangegeven snelheden aan. Houd u altijd aan de wettelijk voorgeschreven maximum snelheid.
4. Overschrijd het laadvermogen niet.
5. Rijd niet met een aanhangwagen.
km/u
Snelheid tijdens inrijperiode 0~25
20~50 30~80
40~ 50~
1AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN
4
B070A01P-GXT ONDERHOUD Om veilig en plezierig te kunnen rijden, is het noodzakelijk uw voertuig in een goede staat van onderhoud te houden.Sommige onderhoudswerkza- amheden kunnen door uzelf worden uitgevoerd (zie Informatie voor de Eigenaar); andere werkzaamheden dienen door een erkende dealer teworden uitgevoerd (periodiek onderhoud en inspectie). Voor het zelf uitvoeren van bepaaldeonderhoudswerkzaamheden dient u voor de benodigde materialen en gereedschappen te zorgen en derichtijnen te volgen zoals deze in het hoofdstuk "Informatie voor de Eigenaar" zijn aangegeven.Periodieke onderhouds- en inspectiebeurten dienen echter niet door uzelf te worden uitgevoerd, maaralleen door een erkende HYUNDAI dealer. Voor het correct uitvoeren van de inspectie- en onderhoudsbeurten zijngespeciallseerde kennis en speciale gereedschappen vereist. Het laten uitvoeren van deze beurtendoor de erkende HYUNDAI dealer die hiertoe met de nieuwste technieken en gereedschappen is uitgerust, staat borgvoor optimale prestaties, veiligheid en zuinigheid van uw voertuig. Bovendien is het laten uitvoeren vanalle beurten door een erkende HYUNDAI dealer een vereiste om aanspraak te maken op de garantie opuw voertuig. Zie het afzonderlijke boekje "Service & Garantie" voor het onderhouds- eninspectieschema.
B080A01P-GXT AANBRENGEN VAN ACCESSOIRES Raadpleeg een erkende HYUNDAI dealer voor het monteren vanaccessoires.
o Door wetgeving is het aanbrengen
van bepaalde accessoires aan regels gebonden.
o Door het onjuist monteren van
accessoires kan brandgevaarontstaan.
o Gebruik nimmer banden of velgen die niet aan de specificaties voldoen.Zie het hoofstuk "Informatie voor de Eigenaar" voor de juiste velg- enbandenmaten.
N.B.: De garantie op uw voertuig dekt niet de defecten die ontstaan zijn door overbelading.
1AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN
26
!
B200C01H-GXT Sleutel tankdop (Bedrijfswagen) De tankdop kan voor het tanken worden geopend. Draai de sleutel naar devoorzijde van de auto om de tankdop te vergrendelen en naar de achterzijde om de tankdop te ontgrendelen. Detankdop bevindt zich aan de linkerzijde van de auto. GT10221AWAARSCHUWING:
Benzinedampen zijn gevaarlijk. Zet vóór het tanken altijd de motor af en blijf buiten bereik van open vuur of vonken. Voor het vervangen van detankdop is het raadzaam uitsluitend een origineel Hyundai vervangingsonderdeel tegebruiken. Bij hoge temperaturen is het mogelijk dat bij het openen een sissend geluid hoorbaar is. Ditis normaal en duidt niet op een storing. Draai de tankdop altijd voorzichtig open.
B200B01P-GXT Tanken (Minibus/Bestelbus) Tank uitluitend brandstof die geschikt is voor de motor van uw voertuig. Een uitzonderlijk laag octaangetal kan pingelen, dus voortijdige ontsteking,veroozaken hetgeen tot motorschade kan leiden. Gebruik brandstof met het voor uwmotor meest geschikte octaangetal.
N.B.: Als het in verband met ijsvorming niet mogelijk is de klep te openen, tik dan voorzichtig op de klep ofdruk erop, zodat het ijs breekt en de klep vrijkomt. Ga hierbij voorzichtig te werk. Indien nodig kan de naadvan de klep ook met een ontdooiingsmiddel worden ingespoten (gebruikt geen antivriesvoor het koelsysteem) of zet de auto op een warme plaats, zodat het ijs smelt.
1AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN
40
!
Druk hem naar beneden met ingedrukte hoogte-instelknop om de verankeringte verlagen. Laat de knop los om de verankering te vergrendelen. Probeer de knop teverplaatsen om te controleren of hij goed is vergrendeld. SB090P1-FX3-PUNTS VEILIGHEIDSGORDELGordel omgespen Trek de gordel gelijkmatig uit het oprolmechanisme en steek de slottong in het slot. De slottong moethoorbaar aangrijpen.De lengte van de veiligheidsgordelpast zich automatisch aan de zitpositie aan. Het oprolmechanisme blokkeert de veiligheidsgordel bij een noodstopof een aanrijding, maar ook bij abrupte bewegingen naar voren.B180A01L
WAARSCHUWING:
o Het verstelmechanisme moet tijdens het rijden zijnvergrendeld.
o Een onjuiste afstelling van de schouderhoogte van deveiligheidsgordel kan er toe leiden dat de gordel niet optimaalfunctioneert bij een aanrijding. B180A02A-GXT 3-puntsgordel aan bestuurders- en passagierszijde metblokkeringGordel vastmaken
B180A01L
Trek de gordel uit de oprolautomaat en plaats de metalen plaat in het slot om de gordel vast te maken. Er is een hoorbare "klik" waarneembaar als deplaat in het slot vergrendelt. De gordel neemt alleen automatisch de juiste lengte aan als hetheupgordelgedeelte handmatig zo is afgesteld dat het zo dicht mogelijk tegen de heupen aanligt. Als u rustigen gelijkmatig naar voren beweegt, dan wordt de riem langer en kunt u zich bewegen. Bij een plotselinge beweging of botsing blokkeert de riem. De gordelblokkeert ook als u zich te snel naarvoren beweegt.
1AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN
42
B180B01X-GXT GORDELSPANNER (Indien gemonteerd) Normaal gespoken werkt de gordelspanner op dezelfde wijze als de ELR (
Emergency Locking Re-
tractor). (Wanneer de auto plotseling wordt afgeremd, blokkeert de gordel. De gordel blokkeert ook als te snel naar vorenwordt bewogen. )
Echter, bij een aanrijding zal degordelspanner de gordel terugtrekken.Hierdoor wordt de beweging van de inzittende en de ruimte tussen de inzittende en de gordel verminderd. B180B02A
B370E01P-GXT Heupgordels van de tweede, derde en vierde banken(Indien aanwezig) Dit type gordel moet worden afgesteld door de gesp met de ene hand vast te houden en de riem met de anderehand door de gesp te trekken tot hij op de juiste lengte is afgesteld. Steek de gesp in het slot; de gordel moet hierbijgoed strak om het lichaam van de drager zitten zonder te klemmen. Losser
GS10530A
!
N.B.:
o Wanneer de gordelspanner wordtgeactiveerd kan een knal hoorbaar zijn. Dit is een normaalverschijnsel en is niet gevaarlijk.
o De gordelspanners treden alleen
in werking wanneer de ernst vande aanrijding een bepaalde grens overschrijdt. Ze kunnen slechts één keer in werking treden.
WAARSCHUWING:
Als de gordelspanner in werking isgetreden mag nooit wordengetracht deze zelf te vervangen. De gordelspanners moeten worden vervangen door een officiëleHyundai Dealer.
Strakker
1AANDACHTSPUNTEN EN BIJZONDERHEDEN
44
bank te plaatsen, kan een betere aanligging van de gordel worden verkregen. Het heupgedeelte vande driepuntsgordel of de middelste heupgordel moet zo laag mogelijk op de heup van hetkind en zo prettig mogelijk aanliggen.
o Als de veiligheidsgordel niet
volledig passend is voor het kind,moet een goedgekeurde zitblok op de achterbank wordengebruikt, zodat de zithoogte van het kind wordt aangepast aan de aanwezige veiligheidsgordel.
o Laat nooit een kind op de zitting staan of knielen.
o Gebruik nooit een babydrager of
kinderzitje dat over de rugleuning "haakt"; het kan bij een aanrijding onvoldoende bescherminggeven. B230F01A-AXT Op middelste plaats op achterbank aanbrengen
B235G01Y-1
o Laat onder het rijden een
inzittende nooit een kind in de armen houden; hierdoor kan het kind bij een aanrijding of eensterke afremming ernstig gewond raken. Het vasthouden van een kind tijdens het rijden biedt geenenkele vorm van bescherming, zelfs niet als de betreffende persoon de veiligheidsgordelheeft omgegespt.
o Wanneer het kinderzitje niet cor-
rect is bevestigd, neemt de kans op ernstige of dodelijk letsel bij een ongeval sterk toe.
B235G02Y
Gebruik de middelste veiligheidsgordel om het veiligheidssysteem voor kinderen, zoals afgebeeld, te 2-punts
3-punts
2
INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
9
!
ZB110K1-AX
Controlelamp oliedruk LET OP:
Als deze lamp bij draaiende motor gaat branden moet de motor directworden afgezet teneinde ernstige motorschade te voorkomen. Deze controlelamp gaat branden als deoliedruk te laag is. De lamp gaat branden zodra het contact wordt aangezet, maar moet doven als demotor is gestart. Blijft deze lamp bij draaiende motor branden, dan bevindt zich een ernstige storing inhet smeersysteem van de motor. Is dit het geval, dan moet de motor direct worden afgezet en moet het oliepeil worden gecontroleerd. Als het oliepeil te laag is, moet devoorgeschreven olie worden bijgevuld en moet de motor opnieuw worden gestart. Als de controlelampblijft branden moet de motor direct worden afgezet. Raadpleeg in dat geval een officiële HYUNDAI dealer.
! B260H02O-GXT
Controlelamp Handrem/ Remvloeistofpeil Als deze lamp tijdens het rijden gaat branden mag niet meer met de wagenworden gereden. Het remvloeistofpeil in het reservoir is dan beneden het minimum niveau gedaald. Vulremvloeistof bij die voldoet aan de DOT 3 of DOT 4 specificatie. Na het bijvullen kan voorzichtig naar eendealer worden gereden voor nadere controle. Bij een ernstig defect moet de wagen door een sleepbedrijf naareen dealer worden gesleept. Uw HYUNDAI is voorzien van een diagonaal gescheiden remsysteem. Alséén van beide circuits defect is, wordt de wagen nog op de andere wielen afgeremd. Is dit het geval dan is meerkracht voor het remmen vereist en is de remweg langer dan normaal. Bij een defect aan het remsysteem moetworden teruggeschakeld zodat gebruik wordt gemaakt van het remvermogen van de motor.
WAARSCHUWING:
Bij storingen aan het remsysteem moet de oorzaak direct door een HYUNDAI dealer worden opgespoord. Het rijden met eendefect remsysteem (In het elektrische of hydraulische gedeelte) is uiterst gevaarlijk. Werking van de controlelamp Deze lamp moet gaan branden als het contact wordt aangezet, de motor wordt gestart en als de handrem wordt aangetrokken. Na het starten van demotor moet de lamp doven zodra de handrem wordt vrijgezet. Als de handrem niet is aangetrokken moet delamp flauw gaan branden bij het aanzetten van het contact of bij het starten van de motor.
2INSTRUMENTEN & BEDIENINGSORGANEN
18
o Controleer bij vriezend weer of
de ruitenwissers niet aan de voorruit zijn vastgevroren.
o In de winter moet gebruik worden
gemaakt van een antivriesmiddel.
Enkele wisbeweging Voor een enkele wisbeweging, druk de wisserschakelaar omhoog. HSRFL2119B350B01A-AXT Gebruik Ruitesproeier Om de ruitensproeier te gebruiken, dient men de ruitenwisser/ ruitensproeierhendel richting het stuurte trekken. Wanneer de ruitesproeier wordt gebruikt, gaan de ruitenwissers automatisch twee keer over de voorruit.De ruitensproeier blijft werken tot de hendel losgelaten wordt. N.B.:
o Bedien de ruitensproeiers niet
langer dan 15 seconden achter elkaar en ook niet als het reser- voir leeg is. HSRFL2116
N.B.:
o Bij vorst dient u eerst te
controleren of de ruitewisserbladen niet aan devoorruit zijn vastgevroren; in voorkomend geval mogen de ruitewissers niet wordeningeschakeld omdat hierdoor de ruitewissermotor kan doorbranden.
o Mochten de ruitewissers door bijv. Ijs op de ruit vast komen tezitten, dan kan zelfs bij afgezetteruitewissers, de ruitewissermotor doorbranden; stop in zo'n geval het voertuig, zet het contact af enmaak de ruit schoon zodat de ruitewissers weer vrij kunnen bewegen.
o Gebruik de ruitewissers niet wanneer de ruit droog is, omdathierdoor krassen op het glaskunnen ontstaan en de ruitewisserbladen vroegtijdig verslijten.