Page 1 of 84
HANDLEIDING
VP300
1S6-F8199-D1
Page 2 of 84
Page 3 of 84
INLEIDING
DAU10110
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de VP300 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van
topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw VP300. Deze ge-
bruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en
anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn,
aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Page 4 of 84

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU34110
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij de scooter blijven, ook als
deze later wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er soms sprake zijn
van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recenteproductinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.WAARSCHUWING
DWA12410
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer de instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de bestuurder, omstanders of degene die de scoo-
ter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP geeft aan dat er speciale voorzorgsmaatregelen moeten worden ge-
troffen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Page 5 of 84
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAUM1010
VP300
HANDLEIDING
©2004 door MBK INDUSTRIE
1e Uitgave, augustus 2004
Alle rechten voorbehouden
Elke vorm van herdruk of onbevoegd ge-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
MBK INDUSTRIE
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk.
Page 6 of 84

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig motorrijden .........................1-4
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde ..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten ..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN.............................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-1
Controlelampjes ..............................3-2
Snelheidsmeter ...............................3-2
Brandstofniveaumeter ....................3-3
Accuspanningsmeter/
temperatuurmeter voor
koelvloeistof ................................3-3
Multifunctioneel display ..................3-4
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ...3-7
Stuurschakelaars ............................3-7
Voorremhendel ...............................3-8
Achterremhendel ............................3-9
Tankdop ..........................................3-9
Brandstof ......................................3-10
Uitlaatkatalysator ..........................3-11
Zadel .............................................3-11
Opbergcompartiment ....................3-12
Opbergcompartiment ....................3-12
Opbergcompartiment ....................3-13
Slotcompartiment ..........................3-13Afstellen van de
schokdemperunits ..................... 3-14
Bagagehaak ................................. 3-14
Zijstandaard ................................. 3-15
Startspersysteem ......................... 3-15
Gelijkstroom aansluitcontact
voor accessoires ....................... 3-17
CONTROLES VOOR
HET STARTEN.................................. 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE.............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Wegrijden ....................................... 5-2
Sneller en langzamer rijden ........... 5-2
Remmen ......................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES................. 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-2
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen ........ 6-6
Controleren van de bougie ........... 6-10Motorolie ...................................... 6-11
Versnellingsbakolie ...................... 6-13
Koelvloeistof ................................ 6-14
Luchtfilter en luchtfilterelementen
in v-snaarbehuizing .................. 6-15
Afstellen van de carburateur ........ 6-17
Controleren van de vrije slag
gaskabel ................................... 6-17
Klepspeling .................................. 6-18
Banden ........................................ 6-18
Gietwielen .................................... 6-20
Vrije slag van voor- en
achterremhendel
controleren ............................... 6-20
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-21
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-21
Verversen van remvloeistof ......... 6-22
Controleren en smeren van
kabels ....................................... 6-23
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-23
Smeren van voor- en
achterremhendels ..................... 6-23
Controleren en smeren van
middenbok en zijstandaard ...... 6-24
Voorvork controleren ................... 6-24
Controle van stuursysteem .......... 6-25
Controleren van wiellagers .......... 6-25
Accu ............................................. 6-26
Page 7 of 84
INHOUDSOPGAVE
Zekeringen vervangen .................. 6-27
Koplampgloeilamp vervangen ...... 6-28
Gloeilamp in voorste
richtingaanwijzer vervangen ..... 6-29
Gloeilamp voor remlicht/achterlicht
of van gloeilamp voor achterste
richtingaanwijzer vervangen ..... 6-30
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen ................................. 6-30
Problemen oplossen ..................... 6-31
Storingzoekschema’s ................... 6-32
VERZORGING EN STALLING
VAN DE SCOOTER............................ 7-1
Verzorging ......................................7-1
Stalling ............................................7-3
SPECIFICATIES ................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE.............. 9-1
Identificatienummers ......................9-1
Page 8 of 84

1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU10260
SCOOTERS ZIJN TWEEWIELIGE VOER-
TUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN
WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUIS-
TE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DES-
KUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN
ALVORENS MET DEZE SCOOTER TE
GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
DOOR EEN COMPETENTE INFOR-
MATIEBRON GRONDIG ZIJN INGE-
LICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN
SCOOTERRIJDEN.
ZICH HOUDEN AAN DE WAAR-
SCHUWINGEN EN ONDERHOUD-
SEISEN VERMELD IN HET
INSTRUCTIEBOEKJE VOOR DE EI-
GENAAR.
GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILI-
GE EN CORRECTE RIJTECHNIE-
KEN.
GEBRUIK MAKEN VAN PROFES-
SIONELE TECHNISCHE SERVICE,
ZOALS AANGEGEVEN IN HET IN-
STRUCTIEBOEKJE EN/OF WAN-
NEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.Veilig rijden
Controleer de machine altijd voor u
gaat rijden. Een zorgvuldige controle
kan een ongeval helpen voorkomen.
Deze scooter is gebouwd voor het ver-
voer van de bestuurder plus een pas-
sagier.
Het niet opmerken en herkennen van
scooters door andere weggebruikers
vormt de belangrijkste oorzaak van
auto/scooter ongevallen. Vaak worden
ongevallen veroorzaakt doordat een
autobestuurder de scooter niet heeft
gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het
meest effectief om het risico op een
dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
Draag een jack in felle kleuren.
Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met scooters
zich namelijk het meest voor.
Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Vaak waren bij
een ongeval betrokken bestuurders
zelfs niet in het bezit van een geldig rij-
bewijs.
Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw machine alleen uit
aan ervaren scooterrijders.
Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
We raden aan om het scooterrijden
te oefenen op plekken waar geen
verkeer is, totdat u grondig bekend
bent met de scooter en zijn bedie-
ning.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de scooterbestuur-
der. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een TE HOGE
RIJSNELHEID aan of rijden te lang
rechtop (onvoldoende schuinleggen
bij de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd word genomen.
Neem altijd de maximum snelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.