Page 329 of 382

325
MotorolieverbruikAls richtlijn geldt een maximaal mo-
torolieverbruik van ongeveer 400
gram per 1.000 km.
De motor van een nieuwe auto moet
nog worden ingereden. Dit betekent
dat het motorolieverbruik pas na de
eerste 5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motoroliever-
bruik hangt af van de rijstijl en de ge-
bruiksomstandigheden van de auto. Afgetapte motorolie en
gebruikte oliefilters bevat-
ten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is raad-
zaam om het verversen van de mo-
torolie en het vervangen van het
oliefilter door de Lancia-dealer te
laten uitvoeren. De dealer beschikt
over de uitrusting voor het op mi-
lieuvriendelijke wijze en conform
de wettelijke bepalingen verwer-
ken van afgewerkte olie en oliefil-
ters. MOTORKOELVLOEISTOF
(fig. 9)
Draai bij een warme motor
de dop van het expansiere-
servoir nooit los: gevaar
voor verbranding.
Het niveau van de koelvloeistof moet
op een vlakke ondergrond en bij een
koude motor worden gecontroleerd en
moet zich tussen het MINen MAX-
merkteken op het reservoir bevinden.
Draai bij een te laag niveau, de dop
A op het reservoir los en vul bij met
de vloeistof PARAFLU UP tot aan het
MAX-merkteken.
fig. 7 - Uitvoering 2.4 JTD
L0A0324b
fig. 8 - Uitvoering 3.0 V6 AUT.
L0A0155b
fig. 9
L0A0292b
Page 330 of 382

326
fig. 10
L0A0293b
fig. 11
L0A0158b
Het koelsysteem gebruikt
PARAFLU UP koelvloei-
stof. Voor het bijvullen
mag alleen gebruik worden ge-
maakt van hetzelfde type vloeistof
als de vloeistof die reeds in het sys-
teem aanwezig is. PARAFLU UP
koelvloeistof mag niet worden ge-
mengd met PARAFLU 11 of met
andere koelvloeistoffen. Als dit
toch gebeurt, dan mag de motor
absoluut niet worden gestart en
dient u zich tot de Lancia-dealer
te wenden. Als u niet over de juiste
koelvloeistof beschikt en er moet
toch worden bijgevuld, dan dient
u dit met water te doen. Wendt u
daarna tot de Lancia-dealer om de
juiste concentratie te laten her-
stellen.
Het koelsysteem staat on-
der druk. Vervang de vul-
dop zonodig alleen door
een exemplaar van hetzelfde type,
anders kan de werking van het
systeem in gevaar worden ge-
bracht. Het anti-vriesmengsel in
het koelsysteem beveiligt tot aan -
35°C. OLIE VAN DE STUUR
-
BEKRACHTIGING (fig. 10-11)
Controleer of de olie van de stuur-
bekrachtiging nog op het maximale
niveau staat.
De controle moet worden uitgevoerd
als de auto op een vlakke ondergrond
staat en bij een stilstaande koude motor.
Het reservoir is bereikbaar door het
deksel Ate verwijderen na de beves-
tigingsschroeven Bte hebben losge-
draaid met de bijgeleverde sleutel (in
de gereedschaptas). Trek vervolgens
de vulpijp Cuit en verwijder dop D.
Controleer of het niveau op het MAX-
merkteken van de peilstok staat. Deze
zit vast aan de dop van het reservoir. Als
de vloeistof koud is, moet de zijde van
de peilstok waarop 20 °C staat, worden
afgelezen. Als het niveau van de vloeistof lager
is dan voorgeschreven, vul dan bij met
een van de producten uit de tabel
“Smeermiddelen en vloeistoffen” in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Vul als volgt bij:
– Start de motor en wacht tot het
olieniveau in het reservoir stabiliseert.
– Draai bij draaiende motor het
stuurwiel een aantal malen naar ui-
terst rechts en uiterst links.
– Vul olie bij, totdat het niveau na-
bij het MAX-merkteken staat en
monteer de dop D.
Page 331 of 382

327
Het olieverbruik van de
stuurbekrachtiging is zeer
laag; als na het bijvullen
de olie binnen korte tijd weer moet
worden bijgevuld, moet het sys-
teem door een Lancia-dealer op
eventuele lekkage worden gecon-
troleerd. REM-/KOPPELINGSVLOEISTOF
(fig. 12)
Controleer of de vloeistof nog op het
MAX-merkteken staat.
Als vloeistof moet worden bijgevuld,
moet dop
Aworden losgedraaid en
de vloeistof langzaam via de
olievulopening worden gegoten. Na
het bijvullen de dop stevig
aandraaien. De rem- en koppelings-
vloeistof is giftig en zeer
corrosief. Als per ongeluk
remvloeistof wordt gemorst, moet
de lak onmiddellijk worden ge-
wassen met water en zeep en
daarna met veel water worden af-
gespoeld. Bij inslikken dient on-
middellijk een arts te worden ge-
raadpleegd.
Wees voorzichtig als u de
dop losdraait van het re-
servoir om te voorkomen
dat de vloeistof in contact komt
met de lak. Als dit toch gebeurt,
moet de lak onmiddellijk met wa-
ter worden afgespoeld.
Voorkom dat de olie van
de stuurbekrachtiging in
contact komt met warme
delen van de motor: de olie is licht
ontvlambaar.
fig. 12
L0A0294b
– Druk de vulpijp Cterug.
– Monteer het deksel A, controleer of
de pakking op de juiste wijze in de zit-
ting is geplaatst en draai het deksel
vast met de schroeven B.
Page 332 of 382

328
BELANGRIJKDe rem- en koppe-
lingsvloeistof is hygroscopisch (trekt
water aan). Daarom verdient het aan-
beveling, als de auto overwegend
wordt gebruikt in gebieden met een
hoge luchtvochtigheid, de vloeistof va-
ker te vervangen dan in het onder-
houdsschema staat aangegeven. VLOEISTOF VOOR RUITEN-
/KOPLAMPSPROEIERS
(fig. 13)
Voor het bijvullen van de ruiten-
/koplampsproeiervloeistof, moet u de
dop Averwijderen en de vulpijp Buit-
trekken.
Gebruik een mengsel van water en
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 in
de volgende mengverhouding:
– 30% van de aangegeven vloeistof
en 70% water in de zomer
– 50% van de aangegeven vloeistof
en 50% water in de winter
– bij temperaturen onder –20°C TU-
TELA PROFESSIONAL SC 35 on-
verdund gebruiken. Enkele in de handel ver-
krijgbare ruitensproeier-
vloeistoffen zijn licht ont-
vlambaar. In de motorruimte be-
vinden zich warme onderdelen die
bij contact de vloeistof kunnen
doen ontbranden.
Rijd niet met een leeg
ruiten-/koplampsproeier-
reservoir: de ruitensproei-
ers zijn van fundamenteel belang
voor een optimaal zicht.
fig. 13
L0A0295b
Gebruik de ruiten-/kop-
lampsproeiers niet als het
reservoir leeg is om be-
schadiging aan de pompmotor te
voorkomen.
Het symbool π op het re-
servoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en
geen minerale vloeistof moet wor-
den gebruikt. Het gebruik van mi-
nerale vloeistoffen moet absoluut
worden vermeden, omdat de rub-
bers in het remsysteem door deze
vloeistoffen kunnen worden be-
schadigd.
Page 333 of 382

329
LUCHTFILTER
Het luchtfilter is verbonden met de
systemen die de luchttemperatuur en
luchthoeveelheid meten. Deze sturen
elektrische signalen naar de regeleen-
heid, die noodzakelijk zijn voor een
correct functioneren van het inspui-
tings-/ontstekingssysteem.
Voor de juiste werking van de mo-
tor, een laag verbruik en een lage uit-
stoot van uitlaatgassen, is het daarom
noodzakelijk dat het systeem altijd
perfect functioneert. Als veel over stoffige we-
gen wordt gereden, moet
het filter vaker worden
vervangen dan in het onderhouds-
schema staat aangegeven.
Als het filter wordt gerei-
nigd kan het beschadigd
worden, waardoor er ern-
stige schade aan de motor kan ont-
staan.
DIESELFILTER
(uitvoeringen 2.4 JTD)
CONDENS AFTAPPEN
Water in het brandstofsysteem kan
het inspuitsysteem ernstig beschadi-
gen en de motor onregelmatig doen
laten draaien.
Als op het multifunctio-
nele display het symbool
c gaat branden en het be-
richt “WATER IN BRANDSTOF-
FILTER” verschijnt, dan moet u
zich onmiddellijk tot de Lancia-
dealer wenden om het systeem te
laten aftappen.
Voor het vervangen van
het luchtfilter raden wij u
aan om contact op te ne-
men met de Lancia-dealer. Als de
vervanging van het filter niet op de
juiste wijze en zonder de nodige
voorzorgsmaatregelen wordt uit-
gevoerd, kan de rijveiligheid in ge-
vaar worden gebracht.
Page 334 of 382

330
Accu’s bevatten zeer
schadelijke stoffen voor
het milieu. Het is raad-
zaam om de accu door de Lancia-
dealer te laten vervangen. De
dealer beschikt over de uitrusting
voor het op milieuvriendelijke
wijze en conform de wettelijke be-
palingen afvoeren van de accu.
STOF-
/POLLENFILTER
Het filter filtert de lucht mechanisch
en elektrostatisch als de ruiten zijn ge-
sloten.
Laat het filter ten minste één keer
per jaar controleren door de Lancia-
dealer, bij voorkeur aan het begin
van het zomerseizoen.
Het verdient aanbeveling, als de
auto overwegend wordt gebruikt in
stoffige gebieden, het filter vaker te
vervangen dan in het onderhouds-
schema staat aangegeven.
BELANGRIJK Als het filter niet
wordt vervangen, dan wordt de wer-
king van de klimaatregeling nadelig
beïnvloed.
ACCU
De accu is “onderhoudsarm” en uit-
gerust met een optische meter A(fig.
14) voor de controle van het elektro-
lytniveau en de acculading.
Onder normale omstandigheden
hoeft het elektrolyt niet bijgevuld te
worden met gedestilleerd water.
Daarom moet de juiste werking ervan
regelmatig gecontroleerd worden
m.b.v. de optische meter op het dek-
sel van de accu. De meter moet een
donkere kleur hebben en een groen
middenstuk. Als de meter daarentegen een hel-
dere lichte kleur heeft, of donker ge-
kleurd is zonder groen middenstuk,
wendt u dan tot de Lancia-dealer.
fig. 14
L0A0164b
Bij een lege accu of als
een zekering is doorge-
brand of als u de lege accu
wilt loskoppelen (bijv. als de auto
langere tijd niet gebruikt wordt),
moeten, voordat het kofferdeksel
wordt geopend, aandachtig de in-
structies worden gelezen en opge-
volgd die vermeld staan in de pa-
ragraaf “Accu loskoppelen” in het
hoofdstuk “Noodgevallen”.
Page 335 of 382

331
Als u de auto langere tijd
stalt in extreem koude om-
standigheden moet, om be-
vriezing te voorkomen, de accu
worden verwijderd en op een ver-
warmde plaats worden bewaard. ACCULADING CONTROLEREN
De acculading kan kwalitatief gecontroleerd worden door de kleur van de
optische meter te controleren.
Zie de volgende tabel of de sticker
B-fig. 14op de accu.
Onoordeelkundige mon-
tage van elektrische appa-
ratuur kan ernstige schade
toebrengen aan de auto. Als u na
aanschaf van uw auto accessoires
wilt monteren die constante voe-
ding nodig hebben (mobiele tele-
foon, enz.), raden wij u aan contact
op te nemen met de Lancia-dealer.
Deze kan u de meest geschikte in-
stallaties aanraden en controleren
of het noodzakelijk is een accu
met een grotere capaciteit te mon-
teren
Bij werkzaamheden aan
de accu of in de buurt van
de accu, moet u uw ogen
altijd beschermen met een speciale
bril. Als de accu werkt met
een zeer laag vloeistofni-
veau, ontstaat onherstel-
bare schade aan de accu en kan de
accu openbarsten.
Helderwitte kleur
Donkere kleur
zonder groen
middenstuk
Donkere kleur
met groen
middenstuk
Elektrolyt bijvullen
Accu niet voldoende
opgeladen
Niveau elektrolyt en
acculading
onvoldoende
Wendt u tot de Lancia-dealer
Accu opladen (het is raadzaam
dit door de Lancia-dealer te la-
ten uitvoeren)
Geen enkele handeling
Page 336 of 382

332
ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving van
de procedure voor het opladen van de
accu dient slechts ter informatie.
Wendt u om deze werkzaamheden uit
te laten voeren tot de Lancia-dealer.
We raden u aan de accu langzaam
en met een lage stroomsterkte
(ampère) gedurende ca. 24 uur op te
laden. Als u de accu langer oplaadt,
kan de accu worden beschadigd. De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Vermijd
het contact met de huid of
de ogen. Het opladen van de accu
moet worden uitgevoerd in een
goed geventileerde ruimte, ver ver-
wijderd van open vuur en vonk-
vormende apparaten: brand- en
ontploffingsgevaar.
Probeer een bevroren
accu niet op te laden: eerst
moet de accu ontdooid
worden, anders loopt u het risico
dat de accu ontploft. Als de accu
bevroren is geweest, moet worden
gecontroleerd of de cellen niet be-
schadigd zijn en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de
giftige en corrosieve vloeistof kan
weglekken. BELANGRIJK
Een accu die gedu-
rende langere tijd minder dan 50%
geladen is, raakt door sulfatering be-
schadigd. Hierdoor loopt de capaciteit
en het startvermogen terug. Ook is de
accu dan gevoeliger voor bevriezing
(bij temperaturen onder -10°C). Als
u de auto langere tijd niet gebruikt,
zie dan de paragraaf “Auto langere
tijd stallen” in het hoofdstuk “Ge-
bruik van de auto en praktische tips”.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet
een originele accu met dezelfde speci-
ficaties worden geïnstalleerd. Als de
accu vervangen wordt door een accu
met andere specificaties, vervallen de
onderhoudsintervallen die in het on-
derhoudsschema in dit hoofdstuk staan
aangegeven; voor het onderhoud van
de nieuwe accu dient u zich strikt te
houden aan de aanwijzingen van de fa-
brikant van de accu.
BELANGRIJK Voordat u het
kofferdeksel opent om de accu los te
koppelen, moet u de instructies in de
paragraaf “Accu loskoppelen” in het
hoofdstuk “Noodgevallen” aandach-
tig lezen en opvolgen. – Schakel aan het einde van het op-
laden eerst de acculader uit en koppel
dan de accu los.
– Sluit de minklem (–) weer aan op
de accu.
Voordat u de accu op-
laadt, moet u de instructies
in de paragraaf “Accu los-
koppelen” in het hoofdstuk
“Noodgevallen” aandachtig lezen
en opvolgen.
Ga voor het opladen volgt te werk:
– Maak de minklem (–) los van de
accu.
– Sluit de kabels van het laadappa-
raat aan op de accupolen. Let hierbij
op de polariteit.
– Schakel het laadapparaat in.