Page 65 of 102

6-21
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00630
Afstellen van de carburateursCarburateurs, afstellen
De carburateurs vormen een belangrijk
onderdeel van de motor en moeten zeer
precies worden afgesteld. Laat daarom
de meeste carburateurafstellingen over
aan een Yamaha dealer die over de
benodigde vakkennis en ervaring
beschikt. De afstelling die in het volgende
hoofdstuk is beschreven, wordt echter als
onderdeel van het routineonderhoud
beschouwd en kan wel door de eigenaar
worden uitgevoerd.
DC000095
<>
De carburateurs zijn afgesteld en uit-
gebreid getest in de fabriek van
Yamaha. Als deze afstellingen worden
gewijzigd zonder dat voldoende tech-
nische kennis aanwezig is, kan de wer-
king van de motor achteruitgaan of
wordt de motor beschadigd.
3. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specifi-
catie af door de gasklepstelschroef
te verdraaien. Draai de schroef rich-
ting aom het stationair toerental te
verhogen. Draai de schroef richting
bom het stationair toerental te ver-
lagen.
1
ab
1. Gasklepstelschroef
DAU04758
Afstellen van het stationair
toerental
Afstellen van het stationair toerental
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel afge-
steld volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema.
De motor moet warm zijn om deze afstel-
ling te verrichten.
OPMERKING:
8De motor is voldoende warm als
deze snel reageert op de gasbedie-
ning.
8Een diagnosetoerenteller is nodig
om deze afstelling uit te voeren.
1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-7 voor het verwijderen en aan-
brengen van het paneel).
2. Bevestig de toerenteller aan de bou-
giekabel.Stationair motortoerental:
1.150–1.200 tpm
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 64
Page 66 of 102
6-22
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toeren-
tal niet haalbaar is volgens de hierboven
beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
4. Monteer het paneel.
DAU00637
Afstellen van de klepspelingKlepspeling, afstellen
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een
Yamaha dealer worden afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van
de gaskabel
Gaskabel, afstellen van vrije slag
De vrije slag van de gaskabel dient
3–5 mm te bedragen bij de gasgreep.
Controleer de vrije slag van de gaskabel
regelmatig en laat zo nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
a
a. Vrije slag van de gaskabel
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 65
Page 67 of 102

6-23
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04403
BandenBanden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en eventueel worden
bijgesteld.
DW000082
X@
8 8
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
8 8
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
schrijdt.
8 8
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
8 8
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de scooter en verdeel het
gewicht over beide zijden.
8 8
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
8 8
Controleer vóór iedere rit de con-
ditie en spanning van de banden.
DWA00040
X@
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de veilig-
heid van uw motor, neem dus de vol-
gende voorzorgen in acht.
8 8
DE SCOOTER NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
scooter kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controlever-
lies of ernstig letsel. Zorg dat het
totale gewicht van de motorrijder,
de passagier, de bagage en de
gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximum-
laadgewicht voor de scooter over-
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
200 kPa
(2,00 kgf/cm2,
2,00 bar)225 kPa
(2,25 kgf/cm2,
2,25 bar)
90 kg–maximale225 kPa
(2,25 kgf/cm2,
2,25 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm2,
2,50 bar)
Maximale belasting* 183kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 66
Page 68 of 102

6-24
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha
dealer worden vervangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
1a
1. Bandwang
a. Bandprofieldiepte
DAU00683
X@
8 8
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Rijden op een motor met versle-
ten banden is niet alleen verbo-
den, maar dit heeft ook een aver-
echts effect op de rijstabiliteit,
waardoor u de macht over het
stuur zou kunnen verliezen.
8 8
De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overgela-
ten aan een Yamaha dealer, die
over de nodige vakkundige kennis
en ervaring beschikt.
Bandeninformatie
Deze scooter is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden.
DW000078
X@
8 8
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn,
anders is het weggedrag van de
motor mogelijk niet normaal.
8 8
Na uitgebreide testen zijn alleen
de hieronder vermelde banden
voor dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Minimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
VOOR
Merk Maat Model
DUNLOP 120/70-14M/C 55S D305FA
BRIDGESTONE120/70-14M/C 55S HOOP B03
ACHTER
Merk Maat Model
DUNLOP 150/70-14M/C 66S D305
BRIDGESTONE150/70-14M/C 66S HOOP B02
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 67
Page 69 of 102

6-25
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03773
GietwielenWielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw scooter.
8Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of krom-
trekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer ver-
vangen. Probeer het wiel nooit zelf
te repareren, hoe klein de reparatie
ook is. Vervang een wiel dat ver-
vormd is of haarscheurtjes vertoont.
8Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en
een verkorte levensduur van de ban-
den tot gevolg hebben.
DAU03851
Remlichtschakelaars voor- en
achterrem
Aan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
8Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.VOOR
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 68
Page 70 of 102
6-26
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03938Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-
indicatorgroeven, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-
indicatorgroeven om de remblokslijtage te
controleren. Wanneer een remblok zover
is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroe-
ven vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
1 11 1
1. Slijtage-indicator remblok (slijtgroef) (×3)
DAU00721
Controleren van de remblokken
voor- en achter
Remblokken, controleren
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
ACHTERVOOR
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 69
Page 71 of 102

6-27
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU01248Remblokken achterrem
1. Verwijder de achterremklauw door
de bouten los te halen.
2. Controleer elk achterremblok op
schade en meet de remvoeringdikte.
Als een remblok beschadigd is of als
de remvoeringdikte minder is dan
0,8 mm, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken te vervangen.
3. Monteer de achterremklauw door de
bouten aan te brengen en deze dan
vast te zetten met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
a1
1. Bout (×2)
a. Slijtagelimiet remblok
DAU04856
Controleren van
remvloeistofniveau
Remvloeistofniveau, controleren
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht
het remsysteem binnendringen, waarna
de remwerking mogelijk minder effectief
is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul zo nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst moge-
lijk op verregaande remblokslijtage en/of
lekkage in het remsysteem. Als het rem-
vloeistofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsys-
teem op lekkage.
1
1. Merkstreep minimum niveau
ACHTERVOORAanhaalmoment:
Remklauwbout:
40 Nm (4,0 m0kgf)
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 70
Page 72 of 102

6-28
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht:
8Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van
het remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
8Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders
kunnen de rubber afdichtingen ver-
slechteren en zo lekkage en slechte
remwerking teweegbrengen.
1
1. Merkstreep minimum niveau
DAU03976
Verversen van remvloeistofRemvloeistof, verversen
Vraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalperio-
den voorgeschreven onder OPMERKING
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. Laat bovendien de olie-afdichtin-
gen van de hoofdremcilinders en de rem-
klauwen en de remslangen vervangen
volgens de intervalperioden of wanneer
ze lekken of zijn beschadigd.
8Olie-afdichtingen: Vervang elke twee
jaar.
8Remslangen: Vervang elke vier jaar. 8Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Bij vermengen van verschillen-
de typen remvloeistof kunnen
schadelijke chemische reacties
optreden en kan de remwerking ver-
slechteren.
8Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
8Remvloeistof kan gelakte of kunst-
stof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds direct
af.
8Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau geleidelijk
verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling
sterk is gedaald.
ACHTER
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
5GJ-28199-D2 9/13/02 3:58 PM Page 71