Page 65 of 110

6-19
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
8Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
8Controleer vóór iedere rit de con-
ditie en spanning van de banden.DWA00012
X@
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de veilig-
heid van uw motor, neem dus de vol-
gende voorzorgen in acht.
8DE MOTORFIETS NOOIT OVER-
BELADEN! Rijden met een over-
beladen motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig letsel.
Zorg dat het totale gewicht van de
motorrijder, de passagier, de
bagage en de gemonteerde acces-
soires nooit het voorgeschreven
maximumlaadgewicht voor de
machine overschrijdt.
8Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
8Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
225 kPa
(2,25 kgf/cm2,
2,25 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm2,
2,50 bar)
90 kg–maximale225 kPa
(2,25 kgf/cm2,
2,25 bar)290 kPa
(2,90 kgf/cm2,
2,90 bar)
Rijden met hoge
snelheid225 kPa
(2,25 kgf/cm2,
2,25 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm2,
2,50 bar)
Maximale belasting* 203 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 64
Page 66 of 110

6-20
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha
dealer worden vervangen.
1. Bandwang
a. Bandprofieldiepte
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwie-
len en tubeless banden met bandventie-
len.
1. Bandventiel
2. Luchtventielbuis
3. Luchtventieldop met afdichting
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
DW000079
X@
8Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen.
Rijden op een motor met versle-
ten banden is niet alleen verbo-
den, maar dit heeft ook een aver-
echts effect op de rijstabiliteit,
waardoor u de macht over het
stuur zou kunnen verliezen.
8De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclusief
banden, dient te worden overgela-
ten aan een Yamaha dealer, die
over de nodige vakkundige kennis
en ervaring beschikt.
Minimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 65
Page 67 of 110

6-21
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DW000080
X@
8De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn,
anders is het weggedrag van de
motor mogelijk niet normaal.
8Na uitgebreide testen zijn alleen
de hieronder vermelde banden
voor dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
8Controleer altijd of de ventieldop-
jes stevig zijn bevestigd om zo
het weglekken van luchtdruk te
voorkomen.
8Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelhe-
den een te lage bandspanning te
voorkomen.
DAU00684
X@
Deze motorfiets is uitgerust met spe-
ciale banden die geschikt voor zeer
hoge rijsnelheden. Let op het volgende
om deze banden zo effectief mogelijk
te kunnen gebruiken.
8Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
8Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn “ingere-
den”. Het is dan ook verstandig
de eerste 100 km nadat een nieu-
we band is aangebracht rustig te
blijven rijden en pas daarna de rij-
snelheid te verhogen.
8Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn
opgewarmd.
8Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
VOOR
Merk Maat Model
Dunlop
120/70 ZR18 M/C (59W)D220FSTJ
Metzeler
120/70 ZR18 M/C (59W)MEZ4 FRONT
ACHTER
Merk Maat Model
Dunlop
160/60 ZR17 M/C (69W)D220STJ
Metzeler
160/60 ZR17 M/C (69W)MEZ4
VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 66
Page 68 of 110

6-22
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU03773
GietwielenWielenLet ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw motorfiets.
8Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of krom-
trekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer ver-
vangen. Probeer het wiel nooit zelf
te repareren, hoe klein de reparatie
ook is. Vervang een wiel dat ver-
vormd is of haarscheurtjes vertoont.
8Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en
een verkorte levensduur van de ban-
den tot gevolg hebben.
DAU00694
Afstellen van de vrije slag van
de koppelingshendel
Koppelingshendel, vrije slag afstellenDe vrije slag van de koppelingshendel
moet 10–15 mm bedragen, zoals weerge-
geven. Controleer de vrije slag van de
koppelingshendel regelmatig en stel zo
nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
2. Draai de stelbout richting avoor
meer vrije slag van de koppelings-
hendel. Draai de stelbout richting b
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
1
a2
a c
b
1. Borgmoer (koppelingshendel)
2. Stelbout vrije slag koppelingshendel
c. Vrije slag van koppelingshendel
8Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 67
Page 69 of 110

6-23
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Als de voorgeschreven vrije slag van
de koppelingshendel werd gehaald
zoals hierboven beschreven, zet dan
de borgmoer vast en sla de rest van
de afstelprocedure over; zo niet, ga
dan als volgt verder.
4. Draai de stelbout bij de koppelings-
hendel richting aom de koppelings-
kabel losser te stellen.
1
a2
a
1. Borgmoer (koppelingshendel)
2. Stelbout vrije slag koppelingshendel
DAU00712
De stand van het rempedaal
afstellen
Rempedaalstand, afstellenDe bovenzijde van het rempedaal moet
op een afstand van ca. 32 mm onder de
voetsteun staan, zoals te zien in de
afbeelding. Controleer de stand van het
rempedaal regelmatig en laat zo nodig
afstellen door een Yamaha dealer.
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
5. Draai de borgmoer bij het carter los.
6. Draai de stelmoer richting avoor
meer vrije slag van de koppelings-
hendel. Draai de stelmoer richting b
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
7. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel en op het carter vast.
12
b
a
1. Borgmoer (carter)
2. Stelmoer vrije slag
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 68
Page 70 of 110

6-24
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DW000109
X@
Als het rempedaal zacht of sponzig
aanvoelt, wijst dat erop dat er lucht in
het hydraulisch systeem zit. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit,
moet het systeem door een Yamaha
dealer worden ontlucht voordat de
motorfiets wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een nega-
tief effect op de remwerking, waardoor
u de macht over het stuur zou kunnen
verliezen met een ongeluk als gevolg.
DAU00721
Controleren van de remblokken
voor- en achter
Remblokken, controlerenDe remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU00713
Afstellen van de
remlichtschakelaar
achterrem
Remlichtschakelaar, afstellenDe remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct
afgesteld wanneer het remlicht gaat bran-
den vlak voordat de remwerking intreedt.
Stel zo nodig de remlichtschakelaar als
volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet
de remlichtschakelaar op zijn plaats wor-
den gehouden. Draai de stelmoer richting
aom het remlicht eerder te laten bran-
den. Draai de stelmoer richting bom het
remlicht later te laten branden.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 69
Page 71 of 110

6-25
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00725
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-
indicatorgroef, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groef om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is afge-
sleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel
is verdwenen, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te vervan-
gen.
1
1. Slijtage- indicatorgroef remblok
DAU04856
Controleren van
remvloeistofniveau
Remvloeistofniveau, controlerenBij een tekort aan remvloeistof kan lucht
het remsysteem binnendringen, waarna
de remwerking mogelijk minder effectief
is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul zo nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst moge-
lijk op verregaande remblokslijtage en/of
lekkage in het remsysteem. Als het rem-
vloeistofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsys-
teem op lekkage.
1
1. Merkstreep minimumniveau
DAU04510
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade
en meet de remvoeringdikte. Als een
remblok beschadigd is of als de remvoe-
ringdikte minder is dan 0,8 mm, vraag
dan een Yamaha dealer de remblokken
te vervangen.
1
1. Remvoeringdikte
VoorremAchterremVoorrem
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 70
Page 72 of 110

6-26
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht:
8Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van
het remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
8Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders
kunnen de rubber afdichtingen ver-
slechteren en zo lekkage en slechte
remwerking teweegbrengen.
1
1. Merkstreep minimumniveau
DAU03985
Verversen van remvloeistofRemvloeistof, verversenVraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalperio-
den voorgeschreven onder OPMERKING
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema. Laat bovendien de olie-afdichtin-
gen van de hoofdremcilinder, de remklau-
wen en de remslang vervangen volgens
de intervalperioden of wanneer ze lekken
of zijn beschadigd.
8Vloeistof-afdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
8Remslang: Vervang elke vier jaar. 8Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Bij vermengen van verschillen-
de typen remvloeistof kunnen
schadelijke chemische reacties
optreden en kan de remwerking ver-
slechteren.
8Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
8Remvloeistof kan gelakte of kunst-
stof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds direct
af.
8Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau geleidelijk
verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling
sterk is gedaald.
Achterrem
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 71