Page 57 of 110

6-11
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DCA00133
<>
8Om het slippen van de koppeling
te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppeling)
mogen geen chemische additie-
ven worden toegevoegd. Gebruik
geen olieën met een “CD” diesel-
specificatie of olieën met een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen oliën met
een “ENERGY CONSERVING II” of
hogere aanduiding.
8Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en contro-
leer daarbij op olielekkage. Als er
sprake is van olielekkage, zet de
motor dan direct af en zoek de oor-
zaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
DAU04879
KoelvloeistofKoelvloeistofVoor iedere rit moet het koelvloeistofni-
veau worden gecontroleerd. Ook moet de
koelvloeistof worden ververst volgens de
intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het koelvloeistofni-
veau
Controleren1. Zet de motorfiets op de middenbok.
OPMERKING:
8Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
8Zorg dat de motorfiets rechtop staat
bij het controleren van het koelvloei-
stofniveau. Wanneer de motorfiets
iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 56
Page 58 of 110

6-12
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
3. Als de koelvloeistof bij of beneden
de merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het stroomlijnpa-
neel B (zie pagina 6-6 voor verwijde-
ren en aanbrengen van het stroom-
lijnpaneel), open de reservoirdop,
vul koelvloeistof bij tot de merks-
treep voor maximumniveau, breng
dan de reservoirdop weer aan en
monteer tenslotte het stroomlijnpa-
neel.
1. Dop van koelvloeistofreservoir
DW000067
X@
Verwijder de koelvloeistofradiatorvul-
dop nooit terwijl de motor nog heet is.
OPMERKING:
8De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator.
8Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-45 nadere instructies
vermeld.
DC000080
<>
8Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht
leidingwater. Gebruik geen hard
water of zout water, hierdoor kan
de motor worden beschadigd.
8Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koel-
vloeistof, anders wordt de motor
onvoldoende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd
tegen bevriezing en corrosie.
8Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de koel-
vloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effec-
tief zijn.
Inhoud koelvloeistofreservoir
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau):
0,25 L
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 57
Page 59 of 110

6-13
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04461
Verversen van de koelvloeistofVerversen1. Zet de motorfiets op een vlakke
ondergrond en laat het motorblok zo
nodig afkoelen.
2. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13
voor instructies over verwijderen en
aanbrengen van het zadel.)
3. Verwijder het stroomlijnpaneel B en
het paneel B. (Zie pagina 6-5 en 6-6
voor de werkwijze bij het verwijderen
en aanbrengen van stroomlijnpane-
len en framepanelen.)
4. Verwijder de bevestigingsbouten
voor de brandstoftank en licht dan
de brandstoftank op om deze bij het
koelvloeistofreservoir te verwijderen.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
5. Schuif een opvangbak onder de
motor om de gebruikte koelvloeistof
op te vangen.7. Verwijder de aftappluggen voor koel-
vloeistof om het koelsysteem leeg te
maken.
11
1. Aftapplug koelvloeistof (×2)
6. Verwijder de borgbout voor de koel-
vloeistofradiatorvuldop en de dop
zelf.
DW000067
X@
Verwijder de koelvloeistofradiatorvul-
dop nooit terwijl de motor nog heet is.
1. Borgbout koelvloeistofradiatorvuldop
2. Koelvloeistofradiatorvuldop
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 58
Page 60 of 110

6-14
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
8. Verwijder de bevestigingsbout van
het koelvloeistofreservoir.
9. Trek het koelvloeistofreservoir
omhoog en van de motorfiets van-
daan.
10. Draai de dop open zodat de achter-
gebleven koelvloeistof uit het reser-
voir kan stromen en keer vervolgens
het reservoir om.
11. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand
te plaatsen en breng dan de bout
aan.
12. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
1. Bout
2. Koelvloeistofreservoir
13. Breng de aftappluggen voor koel-
vloeistof aan en zet ze vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Controleer of de sluitringen beschadigd
zijn en vervang ze zo nodig.
14. Giet de aanbevolen koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator tot hij vol is. Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1,0 m·kgf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers
voor aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
1,7 L
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 59
Page 61 of 110

6-15
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DC000080
<>
8Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht
leidingwater. Gebruik geen hard
water of zout water, hierdoor kan
de motor worden beschadigd.
8Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koel-
vloeistof, anders wordt de motor
onvoldoende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd
tegen bevriezing en corrosie.
8Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel
mogelijk een Yamaha dealer het
antivries percentage van de koel-
vloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effec-
tief zijn.
DWA00052
X@
8Controleer voor de installatie van
de brandstoftank of de brandstof-
slangen niet zijn beschadigd.
Start de motor niet als een brand-
stofslang beschadigd is, maar
vraag een Yamaha dealer de
beschadigde slangen te vervan-
gen om zo brandstoflekkage te
voorkomen.
8Controleer of de brandstofslan-
gen stevig zijn aangesloten en de
juiste ligging hebben en niet wor-
den afgekneld.
8Zorg dat de tankontluchtings-
slang weer in de oorspronkelijke
positie wordt gelegd.
19. Breng het stroomlijnpaneel, het fra-
mepaneel en het zadel aan.
20. Start de motor en controleer dan of
ergens aan de machine lekkage te
zien is. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het koelsysteem te
controleren. 15. Breng de radiatorvuldop aan, start
de motor, laat een paar minuten sta-
tionair draaien en zet hem dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul zo nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bove-
nin de koelvloeistofradiator staat en
breng dan de koelvloeistofradiator-
vuldop en de bijbehorende borgbout
aan.
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder zo nodig de
dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en
breng dan de dop weer aan.
18. Monteer de brandstoftank.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 60
Page 62 of 110

6-16
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU04973
Het luchtfilterelement
vervangen
Luchtfilterelement, vervangenHet luchtfilterelement moet worden ver-
vangen volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Vervang het
luchtfilterelement vaker als u in zeer stof-
fige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-13
voor instructies over verwijderen en
aanbrengen van het zadel.)
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en
B en de panelen A en B. (Zie pagina
6-5 en 6-6 voor de werkwijze bij het
verwijderen en aanbrengen van
stroomlijnpanelen en framepanelen.)
1. Bout (×2)
6. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
DC000082
<>
8Controleer of het luchtfilterele-
ment correct in het luchtfilterhuis
is geplaatst.
8Laat de motor nooit draaien zon-
der dat het luchtfilterelement aan-
wezig is, dat kan leiden tot over-
matige slijtage bij de zuiger en/of
de cilinder.
1. Luchtfilterelement
3. Verwijder de tankbevestigingsbouten
en haal dan de brandstoftank weg
van het luchtfilterhuis.
4. Verwijder het luchtfilterdeksel door
de schroeven te verwijderen.
5. Trek het luchtfilterelement los.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (×8)
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 61
Page 63 of 110

6-17
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng de bou-
ten aan.
DWA00067
X@
8Controleer voor de installatie van
de brandstoftank of de brandstof-
slangen niet zijn beschadigd.
Start de motor niet als een brand-
stofslang beschadigd is, maar
vraag een Yamaha dealer de
beschadigde slangen te vervan-
gen om zo brandstoflekkage te
voorkomen.
8Controleer of de brandstofslan-
gen stevig zijn aangesloten en de
juiste ligging hebben en niet wor-
den afgekneld.
8Vergeet niet de tankbeluchtings-
slang en de overloopslang weer in
de oorspronkelijke positie te leg-
gen.
9. Breng de framepanelen en de
stroomlijnpanelen aan.
10. Breng het zadel aan.Controleer het stationair toerental en stel
dit zo nodig volgens de specificatie af
door de gasklepstelschroef te verdraaien.
Draai om het stationair toerental te verho-
gen de schroef richting a. Draai om het
stationair toerental te verlagen de schroef
richting b.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toeren-
tal niet haalbaar is volgens de hierboven
beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
1. Gasklepstelschroef
DAU04578
Afstellen van het stationair
toerental
Stationair motortoerentalHet stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel afge-
steld volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhouds-
schema.
De motor moet warm zijn om deze afstel-
ling te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze
snel reageert op de gasbediening.
Stationair motortoerental:
1.100–1.200 tpm
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 62
Page 64 of 110

6-18
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van
de gaskabel
Gaskabel, afstellen van vrije slagDe vrije slag van de gaskabel dient
3–5 mm te bedragen bij de gasgreep.
Controleer de vrije slag van de gaskabel
regelmatig en laat zo nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
a
a. Vrije slag gaskabel
DAU00658
BandenBandenLet ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en eventueel worden
bijgesteld.
DW000082
X@
8De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
8De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
DAU00637
Afstellen van de klepspelingKlepspeling, afstellenDe klepspeling kan tijdens gebruik gaan
afwijken, waardoor de lucht/brandstof-
verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een
Yamaha dealer worden afgesteld volgens
de intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 63