Page 17 of 110

3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU04877
Waarschuwingslampje “7” voor
olieniveau
Waarschuwingslampje olieniveauDit waarschuwingslampje gaat branden
als het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha-dealer om het
elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een storing.
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
“4” en “6”
Controlelampjes richtingaanwijzersHet bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is
gedrukt.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “&”Controlelampje grootlichtDit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is inge-
schakeld.
DAU00061
Controlelampje “N” voor vrijstandControlelampje vrijstandDit controlelampje brandt wanneer de
versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU04585
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Waarschuwingslampje motorstoringDit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit
dat de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha-dealer
het zelfdiagnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha-dealer om het elektrisch circuit
te testen.
1. Waarschuwingssymbool “ ” voor
brandstofniveau
2. Controlelampje linker richtingaanwijzer
“4”
3. Controlelampje grootlicht “&”
4. Controlelampje “N” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“6”
7. Waarschuwingslampje “
7” voor
olieniveau
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 16
Page 18 of 110

3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU04428
SnelheidsmeterunitSnelheidsmeterunitDe snelheidsmeterunit is voorzien van het
volgende:
8een digitale snelheidsmeter (die de
actuele rijsnelheid aangeeft)
8een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand aangeeft)
8twee rittellers (die de afgelegde
afstand aangeven sinds de tellers
het laatst werden teruggesteld op
nul)
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller/ritteller
3. “SELECT”- toets
4. “RESET”- toets
5. Brandstofniveaumeter
Als de indicator brandstofniveau knippert
(zie pagina 3-2), wisselt de kilometerteller
weergave automatisch naar brandstofre-
serve ritteller “TRIP F”-weergave en
wordt de afgelegde afstand vanaf dat
punt aangegeven. In dat geval wordt door
indrukken van de “SELECT”-toets gewis-
seld tussen de diverse weergaven van rit-
tellers en kilometerteller, volgens onder-
staande volgorde:
TRIP F
→TRIP 1 →TRIP 2 →ODO →
TRIP F
Om de ritteller terug te stellen selecteert u
deze door de “SELECT”-toets in te druk-
ken waarna u de “RESET”-toets indrukt.
Wanneer u de brandstofreserve ritteller
niet zelf met de hand op nul stelt, wordt
deze, zodra na het tanken 5 km is gere-
den, automatisch teruggesteld en ver-
schijnt de “TRIP 1” ritteller weer. 8een ritteller voor brandstofreserve
(die de afstand aangeeft die wordt
afgelegd op de brandstofreserve)
8een brandstofmeter
8een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen “SELECT”
en “RESET” gebruikt.
Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave volgens onderstaan-
de volgorde tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP 1” en
“TRIP 2”.
ODO →TRIP 1 →TRIP 2 →ODO
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 17
Page 19 of 110

3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
OPMERKING:
Na een terugstelling van de brandstofre-
serve ritteller gaat de weergave terug
naar “TRIP 1”, zolang tenminste niet eer-
der een andere weergave-mode werd
geselecteerd; als dat wel zo is, gaat de
weergave automatisch terug naar de
voorgaande mode.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofni-
veaumeter verdwijnen richting “E”
(Empty) naarmate het brandstofniveau
verder daalt. Wanneer nog maar één seg-
ment overgebleven is, moet zo snel
mogelijk brandstof worden bijgevuld.Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiag-
nosesysteem voor diverse elektrische cir-
cuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont het
kilometerteller/ritteller display een foutco-
de van 2 cijfers (bijv. 11, 12, 13).
Noteer zo’n foutcode als die op het kilo-
meterteller/ritteller display staat aangege-
ven en vraag een Yamaha dealer de
motorfiets na te zien.
DCA00120
<>
Wanneer de kilometerteller/ritteller een
foutcode aangeeft, moet de motorfiets
zo spoedig mogelijk worden gecontro-
leerd om motorschade te voorkomen.
DAU04938
ToerentellerunitToerentellerunitMet de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controleren
en dit binnen het ideale bereik houden.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de toe-
renteller naar 9.500 tpm en weer terug
naar nul tpm om het elektrisch circuit te
testen.
1. Toerenteller
2. Rode toerentellerzone
3. Klok
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 18
Page 20 of 110

3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
OPMERKING:
8Nadat de klok op tijd is gezet, moet
de “SELECT”-toets worden inge-
drukt alvorens de sleutel naar “OFF”
te draaien, anders geeft de klok niet
de juiste tijd aan.
8Als de sleutel naar “OFF” wordt
gedraaid, blijft de klokdisplay nog 48
uur aan en gaat dan uit, om zo te
voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
DC000003
<>
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 8.000 tpm en hoger
Deze toerenteller is tevens voorzien van
een klok.
De klok op tijd zetten:
1. Druk tegelijkertijd de “SELECT”- en
“RESET”-toetsen gedurende min-
stens twee seconden in.
2. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, druk dan op de “RESET”-
toets om de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets om de
minuten in te stellen.
4. Zodra de minutenaanduiding begint
te knipperen, drukt u op de
“RESET”-toets om de minuten in te
stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets om de
klok aan te zetten.
DAU04939
Temperatuurmeter koelvloeistofTemperatuurmeter koelvloeistofMet de contactsleutel in de stand “ON”
geeft de temperatuurmeter koelvloeistof
de temperatuur van de koelvloeistof aan.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, beweegt de wijzer van de tem-
peratuurmeter koelvloeistof naar “H” en
weer terug naar “C” om het elektrisch cir-
cuit te testen. De koelvloeistoftempera-
tuur is afhankelijk van de weersomstan-
digheden en de motorbelasting. Als de
naald bij of in de rode zone staat, zet de
machine dan stil en laat de motor afkoe-
len. (Zie pagina 6-45 voor nadere instruc-
ties.)
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
2. Rode zone temperatuurmeter koelvloeistof
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 19
Page 21 of 110
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DC000002
<>
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
DAU00118
StuurschakelaarsStuurschakelaars
DAU00119
Lichtsignaalschakelaar “&”LichtsignaalschakelaarDruk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “&/%”DimlichtschakelaarZet deze schakelaar op “&” voor groot-
licht en op “%” voor dimlicht.
1. Lichtsignaalschakelaar “&”
2. Schakelaar “0” voor alarmverlichting
3. Dimlichtschakelaar “&/%”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”
5. Claxonschakelaar “*”
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)Antidiefstal-alarmDeze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere
informatie.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 20
Page 22 of 110

3-8
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar “4/6”RichtingaanwijzerschakelaarDruk deze schakelaar naar “6” om
afslaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “4” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten keert
de schakelaar terug naar de midden-
stand. Om de richtingaanwijzers uit te
schakelen wordt de schakelaar ingedrukt
nadat hij is teruggekeerd in de midden-
stand.
DAU00129
Claxonschakelaar “*”ClaxonschakelaarDruk deze schakelaar in om een claxon-
signaal te geven.
DAU03826
Schakelaar “0” voor alarmverlichtingSchakelaar voor alarmverlichtingMet de contactsleutel in de stand “ON” of
“
.” wordt deze schakelaar gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting worden gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeers-
deelnemers te waarschuwen als uw
machine stilstaat in een mogelijk gevaar-
lijke verkeerssituatie.
DC000006
<>
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
DAU03890
Noodstopschakelaar “#/$”NoodstopschakelaarZet deze schakelaar op “#” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“$” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de
machine omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
DAU00143
Startknop “,”StartknopDruk deze knop in om de motor door mid-
del van de startmotor te starten.
DC000005
<>
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
1. Noodstopschakelaar “#/$”
2. Startknop “,”
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 21
Page 23 of 110

3-9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU00152
KoppelingshendelKoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppe-
len. Laat de hendel los om de koppeling
te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam
worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-19 voor
uitleg over het startspersysteem.)
1. Koppelingshendel
DAU00157
SchakelpedaalSchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de
linkerzijde van de motor en wordt in com-
binatie met de koppelingshendel gebruikt
bij het schakelen van de versnellingen
van de 6-traps constant-mesh versnel-
lingsbak op deze motorfiets.
1. Schakelpedaal
DAU00161
RemhendelRemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rech-
terstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stel-
wiel voor afstelpositie.
1. Remhendel
2. Stelwiel voor afstelpositie remhendel
3. Pijlteken
a. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 22
Page 24 of 110
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
Om de afstand tussen de remhendel en
de stuurgreep af te stellen, wordt het stel-
wiel gedraaid terwijl de hendel van het
stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op
het stelwiel tegenover het pijlteken staat
op de koppelingshendel.
DAU00162
RempedaalRempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rech-
terzijde van de motorfiets. Trap op het
rempedaal om de achterrem te bekrachti-
gen.
1. Rempedaal
DAU03232
TankdopTankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/8
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
1a
1. Slotplaatje tankdopslot
a. Ontgrendelen.
5PS-28199-D1 9/9/02 4:54 PM Page 23