Page 65 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DAU04067
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Laat de mo-
torfiets controleren en repareren door een
Yamaha dealer als er lekkage wordt aange-
troffen. Bovendien dient de cardanolie als
volgt te worden ververst op de aangegeven
tijdstippen in het periodieke onderhoud- en
smeerschema.
DW000066
WAARSCHUWING
_
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.
Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
_
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Zet de motorfiets op de middenbok.OPMERKING:_
Het olieniveau in het cardanhuis moet
worden gecontroleerd terwijl de motor
koud is.
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het motorolieni-
veau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het koelvloeistofni-
veau al foutief worden afgelezen.
_2. Verwijder de olievulplug en controleer
het olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKING:_ Het olieniveau moet bij de rand van de vulo-
pening staan. _3. Als de olie onder de rand van de vulo-
pening staat, vul dan genoeg olie van
de aanbevolen soort bij tot het correc-
te niveau.
Verversen van de cardanolie
1. Plaats een oliecarter onder het car-
danhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
2. Verwijder de olievulplug en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
3. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
4. Vul de aanbevolen cardanolie bij tot
aan de rand van de vulopening.
1. Vulplug cardanolie
2. Aftapplug cardanolie
3. Correct olieniveau
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kgf)
U5JWD2.book Page 12 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 66 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
5. Breng de vulplug aan en zet hem vast.
6. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
DAU04861
Controleren van het
koelvloeistofniveau Voor iedere rit moet als volgt het koelvloei-
stofniveau worden gecontroleerd. Ook
moet de koelvloeistof worden ververst vol-
gens de intervalperioden vermeld in het pe-
riodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Zet de motorfiets op de middenbok.OPMERKING:_
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
_
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKING:_ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. _
Aanbevolen cardanolie:
Cardanolie
(Onderdeelnr.: 9079E-SH001-00)
Oliehoeveelheid:
0,2 L
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
U5JWD2.book Page 13 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 67 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de bout, open het
deksel over de reservoirdop en open
de reservoirdop zelf.
4. Vul koelvloeistof of gedistilleerd water
bij om het koelvloeistofniveau tot aan
de merkstreep voor maximumniveau
te brengen; sluit dan de reservoirdop
en het reservoirdeksel en breng de
bout aan.
DC000080
LET OP:_
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _
OPMERKING:_
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de
temperatuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-38 nadere instructies ver-
meld.
_
1. Bout
2. Deksel koelvloeistofreservoirdop
3. Dop van koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir:
(tot aan de merkstreep voor
maximumniveau)
0,25 L
U5JWD2.book Page 14 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 68 of 112
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DAU04509*
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het paneel E. (Zie
pagina 6-7 voor het verwijderen en
aanbrengen van het paneel).
2. Verwijder de luchtinlaatkap door de
snelschroeven los te halen.3. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.4. Trek het luchtfilterelement los.1. Luchtinlaathuis
2. Snelschroef (× 4)
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (× 4)
1. Luchtfilterelement
U5JWD2.book Page 15 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 69 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
5. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.
6. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
DC000082*
LET OP:_
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilin-
ders.
_7. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
8. Monteer de luchtinlaatkap door de
snelschroeven aan te brengen.
9. Monteer het paneel.
DAU04033
Controleren van stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel door een
Yamaha dealer afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Start de motor en laat een paar minuten
warmdraaien bij 1.000–2.000 tpm, terwijl nu
en dan het gas wordt opengedraaid naar
4.000 tpm–5.000 tpm.OPMERKING:_ De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening. _Stationair toerental:
1.000–1.100 tpm
U5JWD2.book Page 16 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 70 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3–5 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU00658
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
a. Vrije slag gaskabelU5JWD2.book Page 17 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 71 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
CE-01D
CE-07DDWA00012
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)
90 kg–maximale250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)290 kPa
(2,90 kgf/cm
2,
2,90 bar)
Rijden met hoge
snelheid250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)250 kPa
(2,50 kgf/cm
2,
2,50 bar)
Maximale belasting*FJR1300: 201 kg
FJR1300A: 194 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
U5JWD2.book Page 18 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
Page 72 of 112

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
DW000079
WAARSCHUWING
_
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
DW000080
WAARSCHUWING
_
De banden op de voor- en achter-
wielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mo-
gelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
1. Bandwang
a. BandprofieldiepteMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
U5JWD2.book Page 19 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM