FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU04300
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld, de achterlichten
en parkeerlichten branden en de alarmver-
lichting kan worden ingeschakeld, maar alle
overige elektrische systemen zijn uit. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:_ Gebruik de parkeerverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU26871
Controlelampje startblokkering
“”
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar “ON” te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.OPMERKING:_ Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. Als het startblokkeersysteem defect
is, gaat het controlelampje knipperen en
toont de multifunctionele meter een foutco-
de wanneer de sleutel naar “ON” is ge-
draaid. (Zie “Zelfdiagnosesysteem” op
pagina 3-7 voor meer informatie.) _
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “”
2. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“”
3. Controlelampje startblokkering “”
4. Controlelampje “” voor vrijstand
5. Controlelampje grootlicht “”
6. ABS-waarschuwingslampje “”
(alleen voor FJR1300A)
7. Waarschuwingslampje “” voor olieniveau
8. Waarschuwingslampje motorstoring “”
U5JWD2.book Page 4 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
DAU03826
Schakelaar “” voor alarmverlichting
Met de contactsleutel in de stand “ON” of
“” wordt deze schakelaar gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting worden gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
DC000006
LET OP:_ Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken. _
DAU03890
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” alvorens de
motor te starten. Zet deze schakelaar op
“” om in een noodgeval de motor direct
uit te schakelen, zoals wanneer de machine
omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU00143
Startknop “”
Druk deze knop in om de motor door middel
van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:_ Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start. _
1. Schakelaar “” voor alarmverlichting
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “”
U5JWD2.book Page 10 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-25
3
CD-01D
Met afgezette motor:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar in “” staat.
3. Draai de sleutel naar “ON”.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
Er is mogelijk iets mis met de
vrijstandschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat een
controle door een Yamaha dealer is
uitgevoerd.
Terwijl de motor nog draait:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Houd de koppelingshendel ingetrokken.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Houd de koppelingshendel ingetrokken.
12. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
Er is mogelijk iets mis met de zijstandaard-
schakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat een
controle door een Yamaha dealer is
uitgevoerd.Er is mogelijk iets mis met de koppelings-
schakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat een
controle door een Yamaha dealer is
uitgevoerd.
NEE
OPMERKING:Deze controle is het meest betrouwbaar bij
een warme motor.
JAJA NEE
Alles in orde.
U kunt met de motorfiets gaan rijden.
JA NEE
U5JWD2.book Page 25 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
5-1
5
DAU00372
5-GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00373
WAARSCHUWING
_
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest.
_
DAU26800
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
DWA10290
WAARSCHUWING
_
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-25.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
_1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
DCA11780
LET OP:_ De volgende waarschuwingslampjes en
het controlelampje moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieniveau
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Controlelampje startblokkering
ABS-waarschuwingslampje
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet dooft, zie dan pagina’s 3-4–
3-6 voor een controle van het circuit van
het betreffende waarschuwings- of con-
trolelampje.
_2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.OPMERKING:_ Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen. _3. Start de motor door de startknop in te
drukken.
U5JWD2.book Page 1 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-38
6
Oververhitte motor
DW000070
WAARSCHUWING
_
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de koelvloeistofradiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek,
aan over de koelvloeistofradiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige
druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
_CT-2ADOPMERKING:_ Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen. _ Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het koelvloeistofniveau
in het reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau
is in orde.Het koelvloeistofniveau
is laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te
controleren en te repareren als de motor opnieuw oververhit raakt.
Er is lekkage.Er is geen
lekkage.
U5JWD2.book Page 38 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM
INDEXAABS (alleen voor FJR1300A) ................. 3-13
ABS-waarschuwingslampje
(alleen voor FJR1300A) .........................3-5
Accessoirebox ....................................... 3-19
Accu ...................................................... 6-31
Achterbrugscharnierpunten, smeren ...... 6-28
Antidiefstal-alarm .....................................3-9BBanden .................................................. 6-17
Bougies, controleren ................................6-7
Brandstof ............................................... 3-15
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig..... 5-3CCardanolie ............................................. 6-12
Claxonschakelaar ....................................3-9
Contactslot/stuurslot ................................3-2
Controlelampje grootlicht .........................3-5
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ..........................3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ..........3-4
Controlelampje startblokkering .................3-4
Controlelampje vrijstand...........................3-5
Controlelijst voor gebruik..........................4-1DDimlichtschakelaar ...................................3-9
GGasgreep en gaskabel,
controleren en smeren ........................ 6-25
Gaskabel, afstellen van vrije slag........... 6-17
Gereedschapsset .................................... 6-1IIdentificatienummers ............................... 9-1
Identificatienummer sleutel ...................... 9-1
Inrijperiode............................................... 5-3KKabels, controleren en smeren .............. 6-25
Klepspeling, afstellen............................. 6-17
Koelvloeistofniveau, controleren ............ 6-13
Koplampgloeilamp, vervangen .............. 6-33
Koppelingshendel .................................. 3-11LLichtsignaalschakelaar ............................ 3-9
Locaties van onderdelen.......................... 2-1
Luchtfilterelement, reinigen .................... 6-15MMiddenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ........................ 6-27
Modelinformatiesticker ............................. 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon.................... 6-9
Multifunctioneel display............................ 3-7
NNiveaus rem- en koppelingsvloeistof,
controleren...........................................6-23
Noodstopschakelaar ..............................3-10OOmrekentabel ..........................................8-5
Opbergcompartiment .............................3-18PPanelen, verwijderen en aanbrengen .......6-5
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ..........6-35
Parkeren ..................................................5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ...............................6-2RRemblokken, controleren .......................6-22
Rem- en koppelingshendel,
controleren en smeren .........................6-27
Rem- en koppelingsvloeistof,
verversen .............................................6-25
Rem- en schakelpedalen,
controleren en smeren .........................6-26
Remhendel ............................................3-12
Remlichtschakelaar, afstellen.................6-22
Rempedaal ............................................3-12
Rempedaalstand, afstellen .....................6-21
Richtingaanwijzergloeilamp of
gloeilamp in remlicht/achterlicht,
vervangen ............................................6-36
Richtingaanwijzerschakelaar ....................3-9
U5JWD2.book Page 1 Wednesday, November 13, 2002 12:15 PM