Page 49 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
DAU01808*
Koelvloeistof Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Plaats de scooter op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de scooter rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de scooter iets
schuin staat, kan het koelvloeistofni-
veau al foutief worden afgelezen.
_2. Verwijder stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-5 voor de werkwijze bij het
verwijderen en aanbrengen van het
stroomlijnpaneel.)3. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:_ Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan. _4. Open de reservoirdop, vul koelvloei-
stof bij tot de merkstreep voor maxi-
mumniveau en sluit de reservoirdop
weer als de koelvloeistof bij of bene-
den de merkstreep voor minimumni-
veau staat.
DC000080
LET OP:_
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in
plaats van koelvloeistof, ververs
dan zo snel mogelijk met koelvloei-
stof, anders wordt de motor onvol-
doende gekoeld en is het
koelsysteem niet beschermd tegen
bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vries percentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
_
DW000067
WAARSCHUWING
_ Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet
is. _
1. Dop van koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir:
0,25 L1ZAUM0274
Page 50 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.OPMERKING:_ Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-24 nadere instructies vermeld. _
DAUM0071
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.2. Trek het luchtfilterelement naar buiten,
reinig het in oplosmiddel en wring dan
het achtergebleven oplosmiddel uit.
DW000075
WAARSCHUWING
_ Gebruik uitsluitend een oplosmiddel dat
speciaal geschikt is voor het reinigen
van onderdelen. Voorkom brand- en ex-
plosiegevaar door geen benzine of op-
losmiddelen te gebruiken met een lage
ontvlamtemperatuur. _
DC000089
LET OP:_ Hanteer het schuimrubber materiaal
voorzichtig en verwring het niet om be-
schadigingen te voorkomen. _
1. Schroeven
1
ZAUM0275
1. Luchtfilterelement
1ZAUM0276
Page 51 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
3. Breng olie van de voorgeschreven
soort aan op het hele oppervlak van
het luchtfilterelement en wring dan de
overtollige olie uit.OPMERKING:_ Het luchtfilterelement moet nat zijn maar
mag niet druipen. _4. Steek het filterelement in het luchtfil-
terhuis.
DC000082
LET OP:_
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuiger(s) en/of de ci-
linder(s).
_5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
DAU00631
Afstellen van de carburateur De carburateur vormt een belangrijk onder-
deel van de motor en moet zeer precies
worden afgesteld. Laat daarom alle carbu-
rateurafstellingen over aan een Yamaha
dealer die over de benodigde vakkennis en
ervaring beschikt.
Aanbevolen olie:
Motorolie
ZAUM0156
Page 52 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 1,0–
3,0 mm te bedragen bij de gasgreep. Con-
troleer de vrije slag van de gaskabel regel-
matig en laat zo nodig afstellen door een
Yamaha dealer.
DAU04551
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw scooter.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_CE-18D
CE-07D
a. Vrije slag gaskabelaZAUM0051
ZAUM0053
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg*150 kPa
1,5 kgf/cm
2
1,5 bar150 kPa
1,5 kgf/cm
2
1,5 bar
90 kg–maximale
belasting*150 kPa
1,5 kgf/cm
2
1,5 bar170 kPa
1,7 kgf/cm
2
1,7 bar
Maximale belasting* 180 kg
* Totaal gewicht van scooterrijder, passagier, bagage
en accessoires
Page 53 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DW000077
WAARSCHUWING
_ De aanwezigheid van bagage is van gro-
te invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw scooter, neem dus de volgende voor-
zorgen in acht.
DE SCOOTER NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
scooter kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controlever-
lies of ernstig letsel. Zorg ervoor
dat het totale gewicht van de scoo-
terrijder, lading en accessoires de
maximaal toegestane belasting van
het voertuig niet overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de scooter en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
_
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band on-
middellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.CE-08DOPMERKING:_ De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht. _
Bandeninformatie
Deze scooter is uitgerust met tubeless ban-
den.CE-10D
1. Profieldiepte
2. BandwangMinimale bandprofiel-
diepte (voor en achter)1,6 mm
1
2
ZAUM0054
VOOR
Merk Maat Model
PIRELLI 130/60-13 SL36
PIRELLI 130/60-13 EVO 21
MICHELIN 130/60-13 BOPPER
ACHTER
Merk Maat Model
PIRELLI 140/60-13 SL36
PIRELLI 140/60-13 EVO 22
MICHELIN 140/60-13 BOPPER
Page 54 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
DAU03773
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw scooter.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAUM0056
Vrije slag van voor- en
achterremhendel afstellen De vrije slag van de voor- en achterrem-
hendel moet 10–20 mm bedragen, zoals
getoond. Controleer de vrije slag van de
voor- en achterremhendel regelmatig en
laat indien nodig door een Yamaha dealer
afstellen.
DW000100
WAARSCHUWING
_ Als de vrije slag van de remhendel niet
normaal is, wijst dat op een serieus de-
fect in het remsysteem. Laat het remsys-
teem vóór gebruik van de scooter
nakijken of repareren door een Yamaha
dealer. _
a. Vrije slag voorremhendelZAUM0107
a. Vrije slag achterremhendelZAUM0108
Page 55 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
DAU00717
Controleren van de remblokken
voor- en achter De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Meet de remvoeringdikte
om de remblokslijtage te controleren. Als de
remvoeringdikte minder is dan 2,0 mm,
vraag dan een Yamaha dealer de remblok-
ken te vervangen.
DAU00732
Controleren van het
remvloeistofniveau Bij onvoldoende remvloeistof kan lucht in
het remsysteem binnendringen waardoor
de werking van het remsysteem achteruit
kan gaan.
Controleer vóór het wegrijden of het rem-
vloeistofniveau zich boven het minimum
bevindt en vul zo nodig remvloeistof bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.
a. Remblokdikte
a
ZAUM0277
a. Remblokdikte
a
ZAUM0278
1. Minimumniveau remvloeistof
11
ZAUM0280
Page 56 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Zorg bij het controleren van het rem-
vloeistofniveau dat de bovenzijde van
de hoofdremcilinder horizontaal is
door het stuur te draaien.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.
OPMERKING:_ Indien geen DOT 4 verkrijgbaar is, kan
DOT 3 worden gebruikt. _
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty-
pen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water de hoofdremcilinder kan
binnendringen. Water zal het kook-
punt van de remvloeistof aanzienlijk
verlagen zodat dampbelvorming kan
optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor-
ste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAUM0008*
Verversen van remvloeistofVraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Laat bovendien de
remslangen eens in de vier jaar vervangen,
of zodra deze lek of beschadigd zijn.
DAU00774
Afstellen van de Autolube pomp De Autolube 2-takt olie-injectiepomp vormt
een vitaal en geavanceerd onderdeel van
de motor en moet door een Yamaha dealer
worden afgesteld volgens de intervalperio-
den zoals vermeld in het periodiek smering-
en onderhoudsschema. Aanbevolen remvloeistof: DOT 4