Page 97 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
92
MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slagin het slot vallen. Controleer of demotorkap goed vergrendeld is.
BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.Op een label staat de voorgeschre- ven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automa-tisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt,kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 50 liter.MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor eenkorte periode, altijd desleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van hetdak iets tussen het dak en de sponningbekneld raakt, moet het dak weer wor-den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dakbedient, moet deze ervan verzekerdzijn dat niets het correcte sluiten vanhet dak verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juistemanier gebruik maken van de bedie-ning van het dak.
Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens hetbedienen van het dak niet kunnen bezeren.
Page 98 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL93
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting v——r en achter Draai ring
Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht
Automatisch inschakelen van de verlichting Auto's met mistachterlicht (ring B)
Mistachterlicht
Het mistachterlicht werkt alleen incombinatie met dimlicht en grootlicht. Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld, blijven het mistachterlicht en hetdimlicht branden (draai de ring naarachteren om het mistachterlicht uitte schakelen. Het dimlicht en de par-keerlichten worden dan automatischuitgeschakeld.) Auto's met mistlampen v——r enmistachterlicht (ring C)
Mistlampen v——r (draai dering 1 stand naar voren).
De mistlampen v——r werken in combina-tie met de parkeerlichten en het dimlicht. Als het grootlicht wordt ingeschakeld, worden de mistlampen v——r uitgescha-keld. Ze worden weer ingeschakeldzodra het grootlicht wordt uitgeschakeld.
Mistlampen v——r enmistachterlicht (draaide ring 2 standen naarvoren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-eenvolgens het mistachterlicht ende mistlampen v——r te doven. Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld of het dimlicht met de lichtschakelaarwordt uitgeschakeld, blijven de mist-
lampen v——r, het mistachterlicht ende parkeerlichten branden (draai dering naar achteren om de mistlam-pen v——r uit te schakelen. De par-keerlichten worden dan automatischuitgeschakeld).
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel naar u toe.Opmerking: Als het contact is afge-
zet en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaalom aan te geven dat de verlichtingnog brandt. Mistlampen v——r/mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht wor- den ingeschakeld door de ring naar voren tedraaien en uitgeschakeld door de ring naarachteren te draaien. Het branden van demistlampen wordt aangegeven door eenverklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Page 99 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
94
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omge-ving weer voldoende is of de ruiten-wissers worden uitgeschakeld. Opmerking:Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie:
Ð Zet het contact in de stand acces- soires (1 e
stand van de sleutel).
Ð Houd het uiteinde van de licht- schakelaar 4 seconden ingedrukt.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit,achter de binnenspiegel. Dezesensor regelt de automatische
verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifuncti-
onele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat:
Ð Zet het contact in de stand
STOP.
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
Ð Geef een lichtsignaal.
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Page 100 of 168

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
94
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omge-ving weer voldoende is of de ruiten-wissers worden uitgeschakeld. Opmerking:Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie:
Ð Zet het contact in de stand acces- soires (1 e
stand van de sleutel).
Ð Houd het uiteinde van de licht- schakelaar 4 seconden ingedrukt.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit,achter de binnenspiegel. Dezesensor regelt de automatische
verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifuncti-
onele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat:
Ð Zet het contact in de stand
STOP.
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
Ð Geef een lichtsignaal.
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Page 101 of 168