4.2.3 Automatische transmissie*
*Indien aanwezig
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de
auto/starten van de
motor
R Achteruit
N Neutraalstand
DNormale rijmodus
*1,
2
SRijden in S-modus*3
(→blz. 195)
*1In stand D kiest het systeem de voor de
rijomstandigheden meest geschikte
versnelling. Bij normaal rijden wordt
stand D aangeraden.
*2Alleen auto's met paddle
shift-schakelaars: door het selecteren
van schakelbereiken in stand D kan er
passend op de motor geremd worden.
(→Blz. 194)
*3Het selecteren van een
schakelprogramma in de S-modus
verlaagt het maximale toerental in de
verschillende versnellingen, beïnvloedt
het afremmen op de motor en voorkomt
onnodig opschakelen.
Wanneer er wordt gereden met
ingeschakelde Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik of
cruise control (indien aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen
worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de
motor afgeremd omdat de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik of cruise control niet
wordt uitgeschakeld.
• Als er tijdens het rijden in stand D
*of
de S-modus wordt teruggeschakeld
naar 7, 6, 5 of 4. (→Blz. 194, blz. 195)• Als de sportmodus wordt
ingeschakeld tijdens het rijden in
stand D. (→Blz. 312)
*Alleen auto's met paddle
shift-schakelaars
Als “High Transmission Fluid Temp”
(hoge temperatuur
transmissievloeistof ) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay
(AWD-uitvoeringen)
Schakel stand D in
*en laat het
gaspedaal los om de rijsnelheid te
verlagen. Breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand, zet de
selectiehendel in stand P en laat de
motor stationair draaien totdat de
waarschuwingsmelding verdwijnt.
*Zet de selectiehendel tijdens het rijden
in de normale stand D als er in stand D
een schakelbereik is geselecteerd
(→blz. 194). (alleen auto's met paddle
shift-schakelaars)
Wanneer de waarschuwingsmelding is
verdwenen, kunt u weer gaan rijden.
Laat de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige wanneer de
waarschuwingsmelding niet verdwijnt
na enige tijd.
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 176
AI-SHIFT-functie
De AI-SHIFT-functie schakelt
automatisch de passende versnelling in,
in overeenstemming met de
handelingen van de bestuurder en de
rijomstandigheden. De AI-SHIFT-functie
treedt automatisch in werking in stand
D. (De functie wordt uitgeschakeld als de
selectiehendel in stand S wordt gezet.)
4.2 Rijprocedures
192
5. Houd de deblokkeerschakelaaringedrukt en druk de knop van de
selectiehendelknop in. De
selectiehendel kan worden verplaatst
als beide knoppen ingedrukt zijn.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van ongevallen bij het
uitschakelen van de
schakelblokkering
Activeer de parkeerrem en trap het
rempedaal in alvorens de
deblokkeerschakelaar in te drukken.
Als per ongeluk het gaspedaal in plaats
van het rempedaal wordt ingetrapt als
de deblokkeerschakelaar wordt
ingedrukt en de selectiehendel uit
stand P wordt gezet, kan de auto
plotseling wegrijden, hetgeen kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Selecteren van de rijmodus en
SNOW-modus (indien aanwezig)
→Blz. 312, blz. 316 Selecteren van het schakelbereik in
stand D (auto's met paddle
shift-schakelaars)
Bedien de paddle shift-schakelaar - om
een tijdelijk schakelbereik te selecteren.
Selecteer vervolgens het schakelbereik
met de paddle shift-schakelaars - en +.
Door veranderen van het schakelbereik is
beperking van de hoogste versnelling
mogelijk, waardoor opschakelen wordt
voorkomen en het gewenste niveau van
motorremwerking kan worden
geselecteerd.
1. Opschakelen
2. Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik, D1 t/m
D8, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Schakelbereiken en hun functies
• U kunt kiezen uit 8 niveaus voor de mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.
Waarschuwingszoemer bij beperking
terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het
rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden
teruggeschakeld. In sommige
omstandigheden kan er helemaal niet
4.2 Rijprocedures
194
worden teruggeschakeld, zelfs niet als
de paddle shift-schakelaar wordt
bediend. (Er klinkt tweemaal een
zoemer.)
Automatische blokkering van de selectie
van het schakelbereik in stand D
De selectie van het schakelbereik in
stand D wordt geblokkeerd in de
volgende gevallen:
• Als de auto tot stilstand komt
• Als in een schakelprogramma het
gaspedaal langer dan een bepaalde
tijd wordt ingetrapt
• Als de selectiehendel in een andere
stand dan D wordt gezet
• Wanneer de paddle shift-schakelaar +
gedurende een bepaalde periode
wordt ingedrukt
Wijzigen van het schakelbereik in stand S
Als de selectiehendel in stand S staat,
kunnen de selectiehendel of paddle
shift-schakelaars (indien aanwezig) als
volgt worden bediend:
1. Opschakelen
2. TerugschakelenHet geselecteerde schakelbereik,
S1 t/m S8, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Het standaard schakelbereik in stand S is
automatisch beperkt tot de 4e, 5e of 6e
versnelling, afhankelijk van de rijsnelheid.
Het schakelbereik kan onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden tot
3 als de AI-SHIFT-functie dat bereik heeft
gekozen toen de selectiehendel nog in
stand D stond.
Stand S
• U kunt kiezen uit 8 niveaus voor de
mate van accelereren en afremmen op
de motor.
• Bij een kleiner schakelbereik wordt er
sterker geaccelereerd en op de motor
afgeremd dan bij een groter
schakelbereik en ook neemt het
toerental toe.
• Om te voorkomen dat de motor met
een te hoog toerental gaat draaien,
kan opschakelen automatisch
gebeuren.
• Om de automatische transmissie te
beschermen, is een functie
toegevoegd die automatisch naar een
hoger schakelbereik schakelt als de
vloeistoftemperatuur te hoog wordt.
• Als het schakelbereik 7 of lager is en
de selectiehendel naar + wordt
bewogen, wordt het schakelbereik 8.
Waarschuwingszoemer bij beperking
terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het
rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde
omstandigheden beperkt worden
teruggeschakeld. In sommige
omstandigheden kan er helemaal niet
worden teruggeschakeld met de
selectiehendel of de paddle
shift-schakelaars (indien aanwezig). (Er
klinkt tweemaal een zoemer.)
4.2 Rijprocedures
195
4
Rijden
Als het controlelampje S niet gaat
branden of als het controlelampje D
brandt nadat de selectiehendel in de
S-modus is gezet
Dit kan duiden op een storing in de
automatische transmissie. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. (In deze situatie werkt de
transmissie alsof de selectiehendel in
stand D staat.)
4.2.4 Multidrive CVT*
*Indien aanwezig
Selecteer de schakelstand op basis van
uw doel en de situatie.
Doel en functie van de schakelstanden
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de
auto/starten van de
motor
R Achteruit
N Neutraalstand
D
Normale rijmodus*1, 2
MSequentiële
shiftmatic-
sportmodus met
10 versnellingen*3
(→blz. 199)
*1Zet onder normale omstandigheden de
selectiehendel in stand D voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en een zo laag
mogelijke geluidsproductie.
*2Alleen auto's met paddle
shift-schakelaars: door het selecteren
van versnellingen in stand D kan er
passend op de motor geremd worden.
(→Blz. 198)
*3Door in stand M met de selectiehendel
een versnelling te kiezen, kunt u de
motorremwerking regelen.Failsafe-regeling Multidrive CVT
Het systeem signaleert storingen in
onderdelen (alle solenoids die zijn
betrokken bij het schakelen) die door de
zelfdiagnose worden gecontroleerd en
voert failsafe-regelingen uit zoals een
beperking van het schakelbereik of van
de regeling van de
overbrengingsverhouding. In dat geval
gaat het motorcontrolelampje branden.
Wanneer er wordt gereden met
ingeschakelde Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik of
cruise control (indien aanwezig)
Ook wanneer tijdens het rijden in stand D
de sportmodus wordt ingeschakeld met
als doel op de motor af te remmen, wordt
er niet op de motor afgeremd omdat de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik of de cruise
control niet wordt uitgeschakeld.
(→Blz. 312)
Als “Transmission Oil Temp. High” (hoge
temperatuur transmissievloeistof ) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Schakel stand D in
*en laat het gaspedaal
los om de rijsnelheid te verlagen. Breng
de auto op een veilige plaats tot stilstand,
zet de selectiehendel in stand P en laat de
motor stationair draaien totdat de
waarschuwingsmelding verdwijnt.
*Zet de selectiehendel tijdens het rijden
in de normale stand D als er in stand D
een versnelling geselecteerd is
(→blz. 198). (alleen auto's met paddle
shift-schakelaars)
Wanneer de waarschuwingsmelding is
verdwenen, kunt u weer gaan rijden.
Laat de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
wanneer de waarschuwingsmelding niet
verdwijnt na enige tijd.
4.2 Rijprocedures
196
De iMT werkt mogelijk niet als
In de volgende situaties werkt de iMT
mogelijk niet.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Het koppelingspedaal wordt niet
volledig ingetrapt.
• Het koppelingspedaal wordt niet
volledig losgelaten omdat de
bestuurder zijn voet laat rusten op het
koppelingspedaal
*.
• Er wordt geschakeld nadat de auto
uitgerold is met de selectiehendel in
de neutraalstand.
• Nadat het koppelingspedaal is
ingetrapt, wordt de selectiehendel
gedurende een lange periode niet
bediend.
*Als u na het verplaatsen van de
selectiehendel uw voet niet helemaal
van het koppelingspedaal haalt, werkt
de iMT mogelijk niet en kan het
motortoerental niet optimaal worden
geregeld voor de volgende
schakelprocedure. Laat, om de iMT te
activeren, het koppelingspedaal
compleet opkomen en trap het weer in
voordat u de selectiehendel bedient.
Als het controlelampje iMT geel brandt
De iMT is mogelijk tijdelijk niet
beschikbaar of er is een storing aanwezig.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Beperkingen van de iMT
De iMT is geen systeem dat een
verkeerde bediening van de selectie-
hendel of het met een te hoog toerental
draaien van de motor voorkomt.
Afhankelijk van de situatie werkt de iMT
mogelijk niet normaal en is het wellicht
niet mogelijk om de selectiehendel
WAARSCHUWING!(Vervolg)
soepel in een andere stand te zetten.
Wanneer u te veel op de iMT vertrouwt,
kan dit leiden tot een ongeval.
Selecteren van de rijmodus en
SNOW-modus (indien aanwezig)
→Blz. 312, blz. 316
Schakeladviesindicator (indien
aanwezig)
De schakeladviesindicator helpt de
bestuurder om het brandstofverbruik en
de uitlaatgasemissie binnen de limieten
van het motorvermogen te verlagen.
AOpschakelen
BTerugschakelen
Display schakeladviesindicator (indien
aanwezig)
De schakeladviesindicator wordt mogelijk
niet weergegeven wanneer uw voet op
het koppelingspedaal rust.
Tijdens het rijden terwijl de
schakeladviesindicator (indien
aanwezig) wordt weergegeven
Laat de auto niet naar voren rollen als de
selectiehendel in de neutraalstand staat.
4.2 Rijprocedures
202
WAARSCHUWING!
Display schakeladviesindicator
(indien aanwezig)
Uit veiligheidsoverwegingen dient de
bestuurder niet uitsluitend op het
display te kijken. Raadpleeg het display
alleen wanneer dit veilig kan en
rekening houdend met de wegcondities
en de verkeersomstandigheden.
Anders kan zich een ongeval voordoen.
4.2.6 Richtingaanwijzerschakelaar
Bedieningsinstructies
1. Rechts afslaan
2. Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets omhoog en
laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
rechterzijde zullen drie keer
knipperen.
3. Rijstrookwisseling naar links (beweeg
de hendel iets omlaag en laat hem los)
De richtingaanwijzers aan de
linkerzijde zullen drie keer knipperen.
4. Links afslaanDe richtingaanwijzers kunnen bediend
worden als
Het contact AAN staat.
Als het controlelampje sneller knippert
dan normaal
Controleer of er een lamp van de
richtingaanwijzer voor of achter is
doorgebrand.
Als de richtingaanwijzers stoppen met
knipperen voordat van rijstrook is
veranderd
Bedien de hendel nogmaals.
Om het knipperen van de
richtingaanwijzers gedurende het
veranderen van rijstrook te
onderbreken
Beweeg de hendel in de
tegenovergestelde richting.
4.2.7 Parkeerrem
De parkeerrem kan automatisch of
handmatig worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT: In de automatische
modus kan de parkeerrem automatisch
worden geactiveerd of gedeactiveerd
overeenkomstig de bediening van de
selectiehendel.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
In de automatische modus kan de
parkeerrem automatisch worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
Zelfs in de automatische modus kan de
parkeerrem handmatig worden
geactiveerd of gedeactiveerd.
4.2 Rijprocedures
203
4
Rijden
Bedieningsinstructies
Gebruik van de handmatige modus
De parkeerrem kan handmatig worden
geactiveerd en gedeactiveerd.
AWaarschuwingslampje parkeerrem
BControlelampje
parkeerremschakelaar
1. Trek aan de schakelaar om de
parkeerrem te activeren.
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op
de parkeerremschakelaar gaan
branden.
Houd de parkeerremschakelaar
omhoog getrokken als u in geval van
nood de parkeerrem tijdens het rijden
moet bedienen.
2. Druk op de schakelaar om de
parkeerrem te deactiveren.
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
• Met de functie voor het automatisch
deactiveren van de parkeerrem kan de
parkeerrem worden gedeactiveerd
door het gaspedaal in te trappen. Trap
bij gebruik van deze functie het
gaspedaal langzaam in. (→Blz. 205)Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem en het
controlelampje op de
parkeerremschakelaar doven.
Als het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op de
parkeerremschakelaar knipperen,
bedien de schakelaar dan nogmaals.
(→Blz. 423)
Inschakelen van de automatische modus
Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT: Houd bij stilstaande auto
de parkeerremschakelaar omhoog
getrokken totdat er een zoemer klinkt en
een melding
Awordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog
getrokken totdat een zoemer klinkt en
het controlelampje uitgaat dat aangeeft
dat de automatische modus van de EPB is
uitgeschakeld
B.
Als de automatische modus wordt
ingeschakeld, werkt de parkeerrem als
volgt.
Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT
• Als de selectiehendel uit stand P
wordt gezet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op
de parkeerremschakelaar uit.
4.2 Rijprocedures
204
• Als de selectiehendel in stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem
geactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op
de parkeerremschakelaar branden.
Bedien de selectiehendel bij stilstaande
auto terwijl u het rempedaal intrapt.
De parkeerrem werkt mogelijk niet
automatisch als de selectiehendel te
snel verplaatst wordt of het rempedaal
niet stevig genoeg wordt ingetrapt.
Activeer de parkeerrem in dat geval
handmatig. (→Blz. 204)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Als de motor niet draait, wordt de
parkeerrem geactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op de
parkeerremschakelaar branden.
• Als de motor niet draait, wordt de
parkeerrem geactiveerd en gaan het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het controlelampje op
de parkeerremschakelaar branden.
Uitschakelen van de automatische
modus
Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT: Houd bij stilstaande auto
het rempedaal ingetrapt en de
parkeerremschakelaar ingedrukt totdat
er een zoemer klinkt en een melding
Awordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Houd bij stilstaande auto en met het
rempedaal ingetrapt de
parkeerremschakelaar ingedrukt totdat
een zoemer klinkt en het controlelampje
gaat branden dat aangeeft dat de
automatische modus van de EPB is
uitgeschakeld
B.Werking van parkeerrem
• Wanneer het contact niet AAN staat,
kunt u de parkeerrem niet met de
schakelaar deactiveren.
• Wanneer het contact niet AAN staat,
is de automatische stand
(automatische activering en
deactivering) niet beschikbaar.
Functie automatisch deactiveren
parkeerrem
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan kan de parkeerrem worden
gedeactiveerd door het gaspedaal in te
trappen.
• Het bestuurdersportier is gesloten
• De bestuurder draagt de
veiligheidsgordel
• De selectiehendel staat in een
vooruit- of achteruitversnelling.
• Het motorcontrolelampje of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem brandt niet.
Trap het gaspedaal langzaam in.
Als de parkeerrem niet automatisch
wordt gedeactiveerd wanneer het
gaspedaal wordt ingetrapt, deactiveer
de parkeerrem dan handmatig.
Auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT: Als de
selectiehendel uit stand P wordt
gezet, wordt de parkeerrem
automatisch gedeactiveerd.
4.2 Rijprocedures
205
4
Rijden