nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
6. Start de motor, schakel de
airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait
en of er geen koelvloeistof lekt uit de
radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de
airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer
of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning nog
een aantal keer in en uit. (De
ventilator werkt mogelijk niet bij
temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
de motor onmiddellijk uit en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de koelventilator draait: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.8. Controleer of “Engine Coolant Temp
High Stop in a Safe Place See Owner’s
Manual (Temperatuur koelvloeistof te
hoog. Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Raadpleeg handleiding)”
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet de
motor uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: Laat de auto nakijken
door de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij controles in de motorruimte van
uw auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel, zoals brandwonden, tot gevolg
hebben.
• Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap
dan niet voordat de stoom is
verdwenen. De motorruimte kan zeer
heet zijn.
• Houd uw handen en kleding (met
name stropdassen, sjaals en dassen)
uit de buurt van de ventilator en
aandrijfriemen. Als u dit niet doet,
kunnen uw handen of kleding
bekneld raken, wat kan leiden tot
ernstig letsel.
• Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir niet los als de
motor en de radiateur heet zijn. Er
kan hete stoom of koelvloeistof uit
spuiten.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
459
7
Bij problemen
OPMERKING(Vervolg)
• Voeg geen aftermarket
metaalhoudende brandstofadditieven
toe.
• Gebruik geen methanolhoudende
benzine, zoals M15, M85 of M100.
Door methanolhoudende benzine te
gebruiken kan de motor beschadigd
raken of kunnen er storingen in
optreden.
• EU: Gebruik geen bio-
ethanolbrandstof die wordt verkocht
onder de naam E50 of E85, of
brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Bij gebruik van deze
brandstoffen wordt het
brandstofsysteem beschadigd. Neem
bij twijfel contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Behalve EU: Gebruik geen
bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85,
of brandstof met een hoog
ethanolgehalte. Uw auto is geschikt
voor benzine met maximaal 10%
ethanol. Bij het gebruik van brandstof
met meer dan 10% ethanol (E10)
wordt het brandstofsysteem van de
auto beschadigd. Zorg ervoor dat u
brandstof tankt met de juiste
specificaties en de vereiste kwaliteit.
Neem bij twijfel contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
8.2 Persoonlijke
voorkeursinstellingen
8.2.1 Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen
Uw auto is voorzien van verschillende
elektronische functies die naargelang uw
persoonlijke voorkeur kunnen worden
ingesteld. De instellingen van deze
functies kunnen worden gewijzigd met
behulp van het multi-informatiedisplay,
het navigatie-/multimediasysteem of bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Functies van de auto aanpassen aan de
persoonlijke voorkeur
Wijzigen met behulp van het
multimedia-display
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Vehicle customize”
(voertuig aanpassen) in het submenu.
3. Selecteer het item waarvan u de
instelling wilt wijzigen uit de lijst.
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd. Raadpleeg het
overzicht met instellingen die kunnen
worden gewijzigd voor meer
informatie.
Selecteer
(AAN)/(UIT) voor
functies die in- of uitgeschakeld
kunnen worden.
De instellingen, zoals het volume en
de sensorgevoeligheid, kunnen
worden aangepast door het ronde
icoon op het display te verslepen.
Wijzigen met behulp van het
multi-informatiedisplay (zonder
12,3 inch display)
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
8.1 Specificaties
474
2. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer het
item.
3. Druk op
om de functie aan en uit
te zetten en de gewenste instelling in
te stellen.
4. Houd voor gedetailleerde instellingen
van functies die gedetailleerde
instellingen ondersteunen
om het
instelscherm weer te geven.
De methode voor het instellen van
gedetailleerde instellingen is voor elk
scherm verschillend. Raadpleeg de
helpfunctie die op het scherm wordt
weergegeven.
Druk op
om naar het vorige
scherm te gaan of om het
instelscherm te verlaten.
Wijzigen met behulp van het
multi-informatiedisplay (12,3 inch
display)
1. Houd
ingedrukt om de cursor
weer te geven in de
informatiedisplayzone (midden) van
het multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren en druk op.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer het
item.
4. Druk op
om de functie aan en uit
te zetten en de gewenste instelling in
te stellen.
5. Houd voor gedetailleerde instellingen
van functies die gedetailleerde
instellingen ondersteunen
om het
instelscherm weer te geven.
De methode voor het instellen van
gedetailleerde instellingen is voor elk
scherm verschillend. Raadpleeg de
helpfunctie die op het scherm wordt
weergegeven.Druk op
om naar het vorige
scherm te gaan of om het
instelscherm te verlaten.
Aanpassen aan persoonlijke voorkeur
met behulp van het
navigatie-/multimediasysteem
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, activeer de parkeerrem en zet
de selectiehendel in stand P
*1of N*2.Om
bovendien te voorkomen dat de accu
leegraakt, dient de motor te draaien
terwijl de persoonlijke
voorkeursinstellingen worden aangepast.
*1Auto's met automatische transmissie of
Multidrive CVT
*2Auto's met handgeschakelde
transmissie
WAARSCHUWING!
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien de verbrandingsmotor
tijdens het instellen moet draaien. In
een afgesloten ruimte, zoals een
garage, kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Om te voorkomen dat de accu leegraakt,
dient de motor te draaien terwijl de
persoonlijke voorkeursinstellingen
worden aangepast.
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
475
8
Voertuigspecificaties
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AAuto's met navigatiesysteem of multimediasysteem: Instellingen die u met het scherm
van het navigatiesysteem of multimediasysteem kunt wijzigen
BInstellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar
Alarm
*(→blz. 61)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Aanpassen van de gevoelig-
heid van de inbraaksensor
wanneer een ruit is geopend
*Standaard Laag – – O
Schakelt het alarm uit wan-
neer de portieren worden
ontgrendeld met de mecha-
nische sleutel
*
Uit Aan – – O
*Indien aanwezig
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (zonder 12,3 inch display) (→blz. 75, blz. 79,
blz. 88)
Functie*1Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Klok (instellen tijd) — — O O*2–
Klok (displaytype)
*312-uurs weer-
gave24-uurs weer-
gaveOO*2–
Ta a l
*3“English” (En-
gels)Behalve Engels*4–O–
Eenheden
*3km (l/100 km) km (km/liter) – O –
Weergave snelheidsmeter*6Analoog Digitaal – O –
ECO-controlelampje*5Aan Uit – O –
“Fuel Economy” (brandstof-
verbruik)“Total Average”
(totaalgem.)“Trip Average”
(reisgemid.)
–O–
“Tank Average”
(gemiddelde per
tankbeurt)
Audiosysteemgekoppeld dis-
play
*5Aan Uit – O –
Display AWD-systeem
*7Aan Uit – O –
Type rij-informatie Trip (rit) Total (totaal) – O –
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
476
Functie*1Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Rij-informatie-items (eerste
item)AfstandGemiddelde rij-
snelheid
–O–
Totale tijd
Rij-informatie-items (tweede
item)Totale tijdGemiddelde rij-
snelheid
–O–
Afstand
Pop-updisplay Aan Uit – O –
Multi-informatiedisplay uit Uit Aan – O –
Comfortvoorzieningen (sug-
gestiefunctie)AanAan (bij stil-
staande auto)
O–O
Uit
*1Voor meer informatie over elke functie:→blz. 94
*2Alleen auto's zonder navigatiesysteem of multimediasysteem
*3De standaardinstelling verschilt per land.
*4De beschikbare talen kunnen per regio verschillend zijn.
*5Indien aanwezig
*6Alleen auto's met 7 inch display
*7AWD-uitvoeringen
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (met 12,3 inch display) (→blz. 84, blz. 98)
Functie*1Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Ta a l*2“English” (En-
gels)Behalve Engels*3–O–
Eenheden
*2l/100 km km/l – O –
Meter Type (type instrumen-
tenpaneel)*4
–O–*4
Meter Style (stijl instrumen-
tenpaneel)smartcasual
–O– tough
sporty
Weergave toerenteller
*5Toerenteller Snelheidsmeter – O –
ECO-indicator Aan Uit – O –
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
477
8
Voertuigspecificaties
Functie*1Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
BrandstofverbruikHet gemiddelde
brandstofver-
bruik sinds star-
tenHet gemiddelde
brandstofver-
bruik sinds de
functie is gereset–O–
Rij-informatie-items (eerste
item)AfstandGemiddelde rij-
snelheid
–O–
Totale tijd
Rij-informatie-items (tweede
item)Totale tijdGemiddelde rij-
snelheid
–O–
Afstand
Informatie-items TRIP A AfstandGemiddelde rij-
snelheid
–O–
Totale tijd
Informatie-items TRIP BGemiddelde rij-
snelheidAfstand
–O–
Totale tijd
Pop-updisplay Aan Uit – O –
Helderheid instrumentenpa-
neel aanpassenStandaardInstelling gebrui-
ker–O–
Comfortvoorzieningen (sug-
gestiefunctie)AanAan (bij stil-
staande auto)
O–O
Uit
*1Voor meer informatie over elke functie:→blz. 102
*2De standaardinstelling verschilt per land.
*3De beschikbare talen kunnen per regio verschillend zijn.
*4Het in- of uitschakelen van de widget kan worden gewijzigd.
*5De instelling kan afhankelijk van het op dat moment geselecteerde type
instrumentenpaneel mogelijk niet worden gewijzigd.
Portiervergrendeling (→blz. 114, blz. 451)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Ontgrendelen met de sleutelAlle portieren in
één keer ont-
grendelenStap 1: bestuur-
dersportier ont-
grendelen, stap
2: alle portieren
ontgrendelen––O
Functie koppeling van rijsnel-
heid aan portiervergrende-
lingAan Uit O – O
Functie koppeling van stand
selectiehendel aan portier-
vergrendeling
*1Uit Aan O – O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
478
Er wordt een alarm geac-
tiveerd en de claxon
klinkt (indien aanwezig)
• Heeft iemand een portier geopend
tijdens het instellen van het alarm? De
sensor signaleert dit en laat het alarm
klinken. (→Blz. 61)
Zet om het alarm uit te schakelen het
contact AAN of start de motor.
Bij het verlaten van de
auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 427)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of
er wordt een waarschu-
wingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 419,
blz. 427.Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan
Als uw auto een lekke
band heeft
• Auto's zonder reservewiel
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset.
(→Blz. 430)
• Auto's met een reservewiel: breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand
en vervang de lekke band door het
reservewiel. (→Blz. 441)
De auto zit vast
• Voer de procedure uit voor als de auto
vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(→Blz. 460)
9.1 Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
492
Instellen van de rijsnelheid . .273 , 275
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus). . . .256 , 266
Instellingen LTA-systeem......242
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus). . . .257 , 267
In-/uitschakelen van de Blind Spot
Monitor.................278
LTA (Lane Tracing Assist)*.....237
Meldingen op het multi-
informatiedisplay...........242
Multi-terrain Select (AWD-
uitvoeringen).............313
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus). . . .258 , 268
Ondersteunde soorten
verkeersborden............249
Ondersteunende systemen.....319
Ondersteunend systeem......222
Overzicht systeem..........298
Overzicht van de ondersteunende
systemen................319
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)*. . . .300
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)*.................303
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)* .226
PKSB (Parking Support Brake)* . .296
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................296
RCTA ..................292
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*.................291
Regeling in elke modus.......314
Rijden in de
afstandsregelmodus.....255 , 265
Rijmodusselectieschakelaar. . . .312
RSA (Road Sign Assist)*.......248
Schakelaar SNOW-modus
(AWD-uitvoeringen).........316
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus.....259 , 268
Selecteren van een rijmodus. . . .312
Sensoren................222
Signaleerbare objecten en
beschikbaarheid functie.......226
Snelheidsbegrenzer*........275
Soorten sensoren.......301 , 303
Stop & Start-systeem*........304
Systeemfuncties...........226Systeemonderdelen . .252 , 263, 272,
277, 281, 291
Toyota Parking Assist-sensor* . . .281
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........282
Toyota Safety Sense*........221
Uitlaatgasfiltersysteem*......319
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling. . . .274
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........276
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling.......258 , 268
Uitschakelen van het Stop &
Start-systeem.............305
Uitschakelen van het systeem . . .318
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....300 , 303
Waarschuwingsfunctie.......250
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling motorvermogen
en remregeling............298
Weergave op het multi-
informatiedisplay...........248
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................286
Werking Blind Spot Monitor. . . .279
Werking Stop & Start-systeem . . .304
Werking systeem........316 , 317
Wijzigen van de ingestelde
snelheid.......256 , 267, 273, 275
Wijzigen van de modus.......314
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus). . . .257 , 267
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....229
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Afdekplaat...............351
Bagageafdekking (indien
aanwezig)...............354
Bagagehaken.............351
Bekerhouders.............349
Consolevak..............348
Dashboardkastje...........348
Extra opbergvak (indien
aanwezig)...............350
Extra opbergvak opzij........353
Fleshouders..............349
Opbergruimte onder de afdekplaat
(indien aanwezig)...........353
Trefwoordenlijst
637
9
Trefwoordenlijst