geregistreerd, kan een tweede set
identificatiecodes worden geregistreerd.
Een tweede set identificatiecodes van de
sensoren van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
kan door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige worden geregistreerd. Als er
2 sets identificatiecodes zijn geregistreerd,
kunnen beide sets identificatiecodes
worden geselecteerd.
6.3.6 Bandenspanning
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. De bandenspanning
moet ten minste eenmaal per maand
gecontroleerd worden. Toyota beveelt u
echter aan de bandenspanning eens per
twee weken te controleren. (→Blz. 471)
Gevolgen van een onjuiste
bandenspanning
Het rijden met een onjuiste
bandenspanning kan de volgende
gevolgen hebben:
• Hoger brandstofverbruik
• Verminderd rijcomfort en een slechte
handling
• Kortere levensduur van de banden als
gevolg van slijtage
• Een onveilige auto
• Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden
opgepompt, laat deze dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instructies voor het controleren van de
bandenspanning
Let bij het controleren van de
bandenspanning op het volgende:
• Controleer de bandenspanning alleen
als de banden koud zijn. Als uw auto
ten minste 3 uur heeft stilgestaan ofniet meer dan 1,5 km heeft gereden,
kunt u de bandenspanning voor koude
banden correct aflezen.
• Gebruik altijd een
bandenspanningsmeter. Het is
moeilijk te bepalen of een band de
juiste bandenspanning heeft op basis
van alleen het uiterlijk.
• Het is normaal dat de spanning van
een band na een rit is opgelopen
aangezien warmte wordt gegenereerd
in de band. Laat na het rijden geen
lucht uit de banden lopen om de
spanning te verlagen.
• Verdeel de passagiers en het gewicht
van de bagage gelijkmatig over de
auto.
WAARSCHUWING!
Een goede bandenspanning zorgt
voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste
waarde. Als de banden niet de juiste
spanning hebben, kunnen
onderstaande zaken zich voordoen. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan.
• Overmatige slijtage
• Ongelijkmatige slijtage
• Slecht rijgedrag
• Mogelijke klapband door
oververhitting
• Luchtlekkage tussen de band en velg
• Wielvervorming en/of beschadiging
van de band
• Groter risico op beschadiging van de
band tijdens het rijden (als gevolg
van voorwerpen op het wegdek,
verbindingsstukken of scherpe
randen in het wegdek, enz.)
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
391
6
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning
brengen van de banden
Plaats na controle altijd de
ventieldopjes. Zonder de ventieldopjes
kan er vuil en vocht in het inwendige van
de ventielen doordringen. Hierdoor kan
de afdichting in gevaar komen, wat kan
leiden tot een lagere bandenspanning.
6.3.7 Velgen
Als een velg verbuigingen of scheuren
vertoont of erg gecorrodeerd is, moet
deze vervangen worden. Anders kan de
band van de velg raken of kan de auto
moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat
deze hetzelfde draagvermogen, dezelfde
diameter, velgbreedte en ET-waarde
*
hebben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*“Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u het volgende niet te
gebruiken:
• Velgen van verschillende maten of
types
• Gebruikte velgen
• Verbogen velgen die hersteld zijn
Bij het vervangen van velgen (auto's
met bandenspanning-
swaarschuwingssysteem)
De velgen van uw auto zijn uitgerust met
bandenspanningssensoren en -zenders
voor het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem, dat in een vroegtijdig stadium
waarschuwt als de bandenspanning te
laag wordt. Bij het vervangen van velgenmoeten er bandenspanningssensoren en
-zenders worden geplaatst. (→Blz. 386,
blz. 393)
WAARSCHUWING!
Vervangen van velgen
• Gebruik alleen de in deze handleiding
aanbevolen maat velgen en banden.
Een andere maat kan resulteren in
een slechtere controle over de auto.
• Gebruik nooit een binnenband bij
een poreuze velg die ontworpen is
voor een tubeless band. Als u dat wel
doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij dodelijk of ernstig letsel kan
ontstaan.
Plaatsen van wielmoeren
• Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. (→Blz. 445)
Als de wielmoeren worden geplaatst
met de schuine kant van het wiel af,
kan de velg beschadigd raken
waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met dodelijk of ernstig
letsel als gevolg.
• Breng nooit olie of vet aan op de
wielbouten of -moeren. Door het
gebruik van olie of vet worden de
wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of
de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat
kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
Verwijder olie of vet van de
wielbouten of wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het
rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
392
OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders (auto's met bandenspanning-
swaarschuwingssysteem)
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de Toyota-
wielmoeren en de Toyota-
wielmoersleutel bij uw lichtmetalen
velgen.
• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
6.3.8 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje en schuif
de demper los.
3. Druk de nokken aan beide zijden van
het dashboardkastje in en open het
dashboardkastje langzaam helemaal
terwijl u het ondersteunt.
4. Til het volledig geopende
dashboardkastje iets omhoog en trek
het richting de stoel om de onderzijde
van het dashboardkastje los te maken.
Oefen geen overmatige kracht uit
wanneer het dashboardkastje niet
loskomt wanneer u er licht aan trekt.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
393
6
Onderhoud en verzorging
Controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-
systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking Assist-sensor OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aan-
wezig is in de Toyota Parking Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het systeem
tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mogelijk vuil is
of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 283, blz. 427)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) PKSB OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert) (indien aanwe-
zig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aan-
wezig is in het PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het systeem
tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mogelijk vuil is
of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 299, blz. 427)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) RCTA OFF
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aan-
wezig is in de RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Geeft aan dat de achterbumper
rondom de radarsensor vuil is, enz. (→Blz. 277)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 291, blz. 427)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
422
modelcode*4met een “W” of “X” als laatste letter): De waarschuwingszoemer voor de
veiligheidsgordel herinnert de achterpassagiers eraan de veiligheidsgordel om te doen.
Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een bepaalde tijd
met tussenpozen wanneer de veiligheidsgordel is vastgemaakt en losgemaakt en de auto
een bepaalde snelheid heeft bereikt.
*3Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel achterpassagiers (auto's met modelcode*4
met een “W” of “X” als laatste letter): De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel
herinnert de achterpassagiers eraan de veiligheidsgordel om te doen. Als de
veiligheidsgordel wordt losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een bepaalde tijd met
tussenpozen wanneer de auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
*4De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (→Blz. 464)
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet
hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de
audio hoog staat.
Detectiesensor voorpassagier,
controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
• Als er bagage wordt geplaatst op de
passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en
de waarschuwingszoemer laten
klinken, ook al zit er niemand op de
passagiersstoel.
• Als er op de stoel een kussen wordt
geplaatst, werkt de sensor wellicht
niet goed, waardoor ook het
waarschuwingslampje niet goed
werkt.
Als het motorcontrolelampje tijdens
het rijden gaat branden
Het motorcontrolelampje gaat branden
als de brandstoftank volledig leeg raakt.
Vul de brandstoftank onmiddellijk als
deze leeg is. Het motorcontrolelampje
gaat na enkele ritten weer uit.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het motorcontrolelampje
niet uitgaat.Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Als de laadtoestand van de accu laag
wordt of de spanning tijdelijk daalt, kan
het waarschuwingslampje van de
elektrische stuurbekrachtiging gaan
branden en kan er een
waarschuwingszoemer klinken.
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden (auto's
met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de banden
om na te gaan of er een band lek is.
Als een band lek is:→blz. 430, blz. 441
Als geen van de banden lek is:
Zet het contact UIT en vervolgens AAN.
Controleer of het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gaat branden of
knipperen.
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut knippert en vervolgens blijft
branden
Er kan een storing aanwezig zijn in het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
425
7
Bij problemen
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
1. Controleer de bandenspanning voor
iedere band nadat de banden
voldoende zijn afgekoeld en breng de
banden op de voorgeschreven
spanning.
2. Als het waarschuwingslampje zelfs na
enkele minuten niet uitgaat,
controleer dan of de bandenspanning
voor iedere band in orde is en voer de
initialisatie uit. (→Blz. 389)
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak (auto's
met bandenspanningswa-
arschuwingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak, zoals het
onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde
bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat
geval zal het waarschuwingslampje na
een paar minuten uitgaan als de banden
weer op de juiste spanning gebracht zijn.
Als een wiel wordt vervangen door een
compact reservewiel (auto's met
compact reservewiel en
bandenspanningswa-
arschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor en
-zender. Bij een lekke band zal het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet uitgaan, ook al is
het wiel met de lekke band vervangen
door het reservewiel. Vervang het
reservewiel door het standaardwiel en
breng de band op de juiste spanning. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning zal na een paar minuten
uitgaan.Omstandigheden waaronder het
bandenspanningswa-
arschuwingssysteem mogelijk niet juist
werkt
→Blz. 387
WAARSCHUWING!
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt
wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
*
Controleer de melding die wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en volg deze op.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
*Het waarschuwingslampje gaat rood
of geel branden en de
waarschuwingszoemer piept één keer
of klinkt continu.
Als het waarschuwingslampje
elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
Als het lampje geel gaat branden, wordt
de stuurbekrachtiging beperkt. Als het
lampje rood gaat branden, werkt de
stuurbekrachtiging niet meer en gaat
het draaien van het stuurwiel zeer
zwaar. Als het stuurwiel zwaarder werkt
dan gebruikelijk, houd het dan stevig
vast en oefen meer kracht uit.
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden (auto's
met bandenspanningswa-
arschuwingssysteem)
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen. Dit kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Zet de auto zo snel mogelijk stil op
een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
426
• Als de onderstaande meldingen
worden weergegeven, is er mogelijk
sprake van een storing. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Doorrijden
met de auto kan gevaarlijk zijn.
– “Oil Pressure Low” (oliedruk laag)
– “Braking Power Low” (remkracht
laag)
Als “Shift to P when Parked” (zet bij
het parkeren de selectiehendel in stand
P) wordt weergegeven (indien
aanwezig)
De melding wordt weergegeven wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het contact niet UIT is gezet en de
selectiehendel in een andere stand dan P
stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Auto power off-functie
ingeschakeld om batterijpakket te
sparen) wordt weergegeven (indien
aanwezig)
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie.
Wanneer de motor de volgende keer
wordt gestart, moet het motortoerental
enigszins worden verhoogd en
gedurende ongeveer 5 minuten op dit
niveau worden gehandhaafd om de accu
op te laden.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien
nodig olie bij. Deze
waarschuwingsmelding verschijnt
mogelijk wanneer de auto op een helling
stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 224, blz. 419)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• AHB (Automatic High Beam)*
• RSA (Road Sign Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• Dynamic Radar Cruise Control*
*
Indien aanwezig
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 224, blz. 419)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• Dynamic Radar Cruise Control*
*
Indien aanwezig
Als “Radar Cruise Control Unavailable
See Owner's Manual” (Dynamic Radar
Cruise Control-systeem niet
beschikbaar. Zie handleiding) wordt
weergegeven
Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig) of het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
(indien aanwezig) wordt tijdelijk
uitgeschakeld of tot het in de melding
aangegeven probleem is opgelost.
(Oorzaken en oplossingen:→blz. 224)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
429
7
Bij problemen
Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Radar Cruise Control niet
beschikbaar) wordt weergegeven
Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig) of het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
(indien aanwezig) kan tijdelijk niet
gebruikt worden. Gebruik het systeem
wanneer dit weer beschikbaar is.
Waarschuwingszoemer
→Blz. 425
WAARSCHUWING!
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt
wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
→Blz. 426
OPMERKING
“High Power Consumption Partial
Limit On AC/Heater Operation” (Hoog
stroomverbruik. Werking A/C en
verwarming beperkt) wordt
regelmatig weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking
tot het laadsysteem of de accu kan
verouderd zijn. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.6 Als uw auto een lekke band
heeft (auto's zonder een
reservewiel)
Uw auto is niet uitgerust met een
reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset. Een lek dat wordt
veroorzaakt door een spijker of schroef
die door het loopvlak van de band steekt,
kan tijdelijk worden gerepareerd met debandenreparatieset. (De set bestaat uit
een fles met bandenreparatievloeistof.
De bandenreparatievloeistof kan slechts
één keer worden gebruikt voor de
tijdelijke reparatie van één band, waarbij
de spijker of schroef in het loopvlak moet
blijven zitten.) Afhankelijk van de
beschadiging van de lekke band kan hij
mogelijk niet gerepareerd worden met de
bandenreparatieset. (→Blz. 431) Laat na
de noodreparatie met de
bandenreparatieset de band repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met
een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig
beschadigd worden dat reparatie niet
meer mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Door het rijden met een lekke band kan
er op de wang rondom een groef
ontstaan.
In zo'n geval kan de band bij het gebruik
van een reparatieset exploderen.
Voordat u de band repareert
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P
(auto's met automatische transmissie
of Multidrive CVT) of N (auto's met
handgeschakelde transmissie).
• Schakel de inbraaksensor en
hellingsensor uit (indien aanwezig)
(→blz. 63)
• Zet de motor af.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
(→Blz. 412)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
430