Soorten laadkabels
De volgende laadmodi zijn ingedeeld op basis van de aanwezigheid van een
laadsysteemregelapparaat, dat storingen signaleert zoals lekstromen, en de locatie
(aangesloten op een lader of op de laadkabel). Het type laadkabel dat kan worden gebruikt
is afhankelijk van de laadmodus.
Laadmodus Beschrijving
Mode 1Een laadmethode waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een laadsysteem-
regeling om lekstromen te signaleren tussen een externe voedingsbron en
de auto.
Niet van toepassing bij deze auto.
Mode 2Een laadmethode waarbij de auto op een externe voedingsbron wordt aan-
gesloten met een laadkabel met een CCID (Charging Circuit Interrupting De-
vice).
Wordt gebruikt voor het laden via de meeste standaard contactdozen.
Mode 3Een laadmethode waarbij geladen wordt via een lader (zoals een openbaar
laadstation) uitgerust met een laadsysteemregeling voor het signaleren van
lekspanningen. De regeling voor het signaleren van lekspanningen wordt
uitgevoerd door de lader. Daarom is er in de laadkabel geen CCID (Charging
Circuit Interrupting Device) aanwezig.
Niet alle laders zijn uitgerust met laadkabels. Gebruik de laadkabel Mode
3 die bij de auto hoort als er geen laadkabel beschikbaar is (indien aanwezig).
Identificatielabel
Op de auto, de laadkabel en de lader zijn identificatielabels bevestigd om de gebruiker te
informeren welk apparaat hij moet gebruiken.
De betekenis van elk identificatielabel is als volgt:
Identifica-
tielabelType voeding Standaard ConfiguratieType acces-
soireSpannings-
bereik
AC EN 62196-2 TYPE 2■Klep
laadaan
sluiting
■Laadstek-
ker≤480VRMS
AC EN 62196-2 TYPE 2■Laadstek-
ker
■Lader
≤480VRMS
DC EN 62196-3 FF■Klep
laadaan-
sluiting
■Laadstek-
ker50 V - 500 V
DC EN 62196-3 AA■Klep
laadaan-
sluiting
■Laadstek-
ker50 V - 500 V
2.2 Laden
78