WAARSCHUWING!(Vervolg)
leiden tot de dood of zeer schadelijk kan
zijn voor de gezondheid.
Belangrijke punten tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat de achterklep
gesloten is.
• Als u uitlaatgassen ruikt in de auto,
zelfs als de achterklep gesloten is,
moet u de ruiten openzetten en de
auto zo snel mogelijk laten nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Tijdens het parkeren
• Als de auto zich in een slecht
geventileerde omgeving of een
afgesloten ruimte bevindt, zoals een
garage, moet u het hybridesysteem
uitschakelen.
• Laat bij stilstaande auto het
hybridesysteem niet langdurig
ingeschakeld. Als dat niet anders
kan, parkeer de auto dan op een open
plek en zorg ervoor dat er geen
uitlaatgassen in het interieur terecht
kunnen komen.
• Laat het hybridesysteem niet draaien
op een plaats waar sneeuw de afvoer
van de uitlaatgassen zou kunnen
hinderen. Als sneeuw de afvoer van
uitlaatgassen hindert wanneer het
hybridesysteem in werking is,
kunnen er uitlaatgassen in de auto
terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te
worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken en repareren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige bij gaten of
scheuren als gevolg van corrosie of
beschadigingen aan
WAARSCHUWING!(Vervolg)
verbindingsstukken, of bij een
abnormaal geluid aan het
uitlaatsysteem.
1.2
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
1.2.1 Aan/uit-schakelaar airbag
Met dit systeem kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld. Schakel deze airbag
alleen uit als er een baby- of kinderzitje
op de voorpassagiersstoel gebruikt
wordt.
1Controlelampje PASSENGER AIR BAG
Het controlelampje ON gaat branden
als het airbagsysteem is ingeschakeld
en gaat na ongeveer 60 seconden uit
(alleen als het contact AAN staat).
2Aan/uit-schakelaar airbag
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Airbag voor voorpassagier uitschakelen
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
Informatie over controlelampje
PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen
optreedt, is er mogelijk een storing in het
systeem aanwezig. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Het controlelampje OFF gaat niet
branden als de aan/uit-schakelaar van
de airbag in stand OFF wordt gezet.
• Het controlelampje reageert niet
wanneer de aan/uit-schakelaar van de
airbag van ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING!
Als er een baby- of kinderzitje wordt
geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het
baby- of kinderzitje altijd op een achter-
stoel. Als de achterstoel niet kan worden
gebruikt, mag de voorstoel worden ge-
bruikt zo lang de aan/uit-schakelaar van
de airbag in stand OFF wordt gezet. Als
de airbag niet handmatig is uitgescha-
keld, kan de kracht die met het activeren
(opblazen) van de airbag gepaard gaat,
dodelijk of ernstig letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar
van de airbag in stand ON staat. Als de
schakelaar in stand OFF staat, zal de
airbag in geval van een ongeval niet
worden geactiveerd, waardoor dodelijk
of ernstig letsel kan ontstaan.
1.2.2 Rijden met kinderen in de
auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht als er
kinderen in de auto aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of
kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op
de juiste wijze te dragen.
• Het wordt aangeraden om kinderen
op de achterstoelen te vervoeren om
te voorkomen dat ze per ongeluk
tegen onderdelen zoals de
selectiehendel en de
ruitenwisserschakelaar aan komen.
•
Gebruik het kinderslot van het
achterportier of de blokkeerschakelaar
van de ruitbediening om te voorkomen
dat kinderen het portier openen tijdens
het rijden of per ongeluk de elektrisch
bedienbare ruit bedienen. (→
119, 136)
• Laat kleine kinderen geen onderdelen
bedienen waarbij lichaamsdelen vast
kunnen komen te zitten of bekneld
kunnen raken, zoals de elektrisch
bedienbare ruiten, de motorkap, de
achterklep en de stoelen.
WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit alleen in de auto
achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zouden de auto kunnen
starten of de neutraalstand kunnen
inschakelen. Er bestaat ook het risico
dat kinderen letsel oplopen wanneer ze
met de zijruiten, het schuifdak (indien
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
36
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een baby- of
kinderzitje
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Gebruik nooit een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje op de
voorpassagiersstoel als de
aan/uit-schakelaar voor de airbag in
stand ON staat. (Blz. 35) Bij een
ongeval kan het kind dodelijk of
ernstig letsel oplopen door de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag
wordt geactiveerd.
• Een waarschuwingslabel op de
zonneklep aan passagierszijde geeft
aan dat het niet is toegestaan om
een tegen de rijrichting in geplaatst
baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel te plaatsen. In
onderstaande afbeelding is het label
in detail te zien.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
•Plaats een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje alleen op de
voorstoel als het niet anders kan. Als
er een zitje waarin het kind met het
gezicht in de rijrichting zit op de
voorpassagiersstoel wordt geplaatst,
moet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren worden geschoven. Als dat
niet gedaan wordt, kan er dodelijk of
ernstig letsel ontstaan als de airbags
geactiveerd worden.
• Laat een kind niet met het hoofd of
een ander lichaamsdeel tegen het
portier leunen of tegen dat deel van
de stoel, de voor- of achterstijlen of
de dakzijrails leunen waarin de side
airbags of de curtain airbags zijn
ondergebracht, ook niet als het kind
in een baby- of kinderzitje zit.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
39
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Anders kan het kind dodelijk of
ernstig letsel oplopen als bij een
aanrijding de side airbags of de
curtain airbags worden geactiveerd.
• Controleer als er een zitkussen
geplaatst is altijd of de
schoudergordel over het midden van
de schouder van het kind loopt. De
gordel mag niet langs de nek van het
kind lopen, maar mag ook niet van
de schouder van het kind vallen.
• Gebruik een baby- of kinderzitje dat
past bij de leeftijd en de grootte van
het kind en plaats dit op de
achterstoel.
• Als het kinderzitje niet goed
gemonteerd kan worden omdat de
bestuurdersstoel in de weg zit, moet
het kinderzitje rechts achterin
(auto's met linkse besturing) of links
achterin (auto's met rechtse
besturing) worden gemonteerd.
• Verstel de voorpassagiersstoel
zodanig dat deze geen contact
maakt met het baby- of kinderzitje.
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
elke zitpositie
De geschiktheid voor elke zitpositie bij
een baby- of kinderzitje (→blz. 41) geeft
met symbolen aan welke typen baby- of
kinderzitjes kunnen worden gebruikt en
de mogelijke zitposities bij het plaatsen.
Ook kunt u het aanbevolen baby- of
kinderzitje dat geschikt is voor uw kind
selecteren.Raadpleeg anders [Informatie
aanbevolen baby- en kinderzitjes] voor
de aanbevolen baby- of kinderzitjes.
(→Blz. 44)
Controleer het geselecteerde baby- of
kinderzitje en het volgende [Voordat u de
geschiktheid van elke zitpositie bij een
baby- of kinderzitje controleert].
Voordat u de geschiktheid van elke
zitpositie bij een baby- of kinderzitje
controleert
1. Controleren van de normen voor
baby- en kinderzitjes.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat
voldoet aan de VN ECE R44
*1-ofVN
ECE R129*1, 2-norm.
Het onderstaande erkende keurmerk
staat op de baby- en kinderzitjes.
Controleer of het baby- of kinderzitje
is voorzien van het juiste keurmerk.
Voorbeeld van het weergegeven
nummer van het voorschrift
1Typegoedkeuringsmerk VN ECE
R44*3
De gewichtsklasse van kinderen die
in aanmerking komen voor een zitje
met het typegoedkeuringsmerk VN
ECE R44 wordt weergegeven.
2Typegoedkeuringsmerk VN ECE
R129*3
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
40
De lengtecategorie en
gewichtsklasse van kinderen die in
aanmerking komen voor een zitje
met het typegoedkeuringsmerk VN
ECE R129 worden weergegeven.
*1: VN ECE R44 en VN ECE R129 zijn
voorschriften van de VN voor baby-
en kinderzitjes.
*2: De in de tabel genoemde baby- en
kinderzitjes zijn mogelijk niet
verkrijgbaar buiten de EU.
*3: Het weergegeven keurmerk kan
per product verschillend zijn.
2. Controleren van de categorie van het
baby- of kinderzitje.
Controleer het
typegoedkeuringsmerk van het baby-
of kinderzitje om te zien voor welke
van de onderstaande categorieën het
zitje geschikt is.
Indien u twijfelt, controleer dan de
gebruikershandleiding van het baby-
of kinderzitje of neem contact op met
de verkoper van het zitje.
• “universeel”
• “semi-universeel”
• “beperkt”
• “voertuigspecifiek”Geschiktheid van elke zitpositie bij een
baby- of kinderzitje
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Uitschakelen van voorpassa-
giersairbag.
Inschakelen van voorpassa-
giersairbag. Gebruik nooit een
tegen de rijrichting in ge-
plaatst baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel als de
aan/uit-schakelaar voor de
airbag in stand ON staat.
Geschikt voor een “univer-
seel” baby- of kinderzitje vast-
gezet met een veiligheidsgor-
del.
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
41
1
Veiligheid en beveiliging
Meer informatie over het plaatsen van baby- en kinderzitjes
Zitpositie
Stoelpositienummer
Aan/uit-schakelaar airbag
AAN UIT
Zitpositie geschikt voor univer-
seel zitje vastgezet met gordel
(Ja/Nee)Ja
Alleen in de
rijrichtingJa*Ja*Ja*
Zitpositie i-Size (Ja/Nee) Nee Nee Ja Ja
Zitpositie geschikt voor zijwaarts
geplaatst zitje (L1/L2/Nee)Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging voor tegen
de rijrichting in geplaatst zitje
(R1/R2X/R2/R3/Nee)Nee NeeR1, R2X, R2,
R3R1, R2X, R2,
R3
Geschikte bevestiging voor in de
rijrichting geplaatst zitje (F2X/
F2/F3/Nee)Nee Nee F2X, F2, F3 F2X, F2, F3
Geschikte bevestiging voor zit-
kussen (B2/B3/Nee)Nee Nee B2, B3 B2, B3
*: Alle universele categorieën (groep 0, 0+, I, II en III).
Toyota raadt gebruikers aan om gebruik te maken van zitpositie
en.
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “bevestigingen”. Het
baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities voor de in de bovenstaande
tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg de onderstaande tabel voor het soort
“bevestiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de informatie niet in
de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de “voertuiglijst” van het baby- of kinder-
zitje voor informatie over de geschiktheid of informeer bij de verkoper van uw kinderzitje.
Gewichts-
groepGewicht
kindGrootte-
klasseBevesti-
gingBeschrijving
0minder
dan 10 kgE R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
F L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
G L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
0+minder
dan 13 kgCR3Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje, volledig formaat
DR2Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje, kleiner formaat
— R2XTegen de rijrichting in geplaatst baby- of
kinderzitje, kleiner formaat
E R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
1 .2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
43
1
Veiligheid en beveiliging
1.3 Noodoproep
1.3.1 ERA-GLONASS/EVAK*1, 2, 3
*1: Indien aanwezig
*2: Werkt in regio's waar
noodoproepdiensten worden
aangeboden. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
*3: De systeemnaam kan per land
verschillend zijn.
Het noodoproepapparaat is een
apparaat dat in een auto is geplaatst om
(met behulp van GLONASS-signalen
[Global Navigation Satellite System] en
GPS-signalen [Global Positioning
System]) de locatie en rijrichting van de
auto te bepalen en om ervoor te zorgen
dat er bij verkeersongevallen en andere
incidenten op autowegen in de landen
waar noodoproepdiensten worden
aangeboden (niet-aanpasbare)
informatie over de auto wordt
verzameld en verzonden. Daarnaast
zorgt het apparaat via mobiele
netwerken (GSM) voor het verzenden
en ontvangen van gesproken
communicatie tussen de auto en de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Er zijn automatische noodoproepen
(automatische melding van een
aanrijding) en handmatige
noodoproepen (door het indrukken van
de toets SOS) mogelijk naar het
ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum.
Deze service is verplicht krachtens de
technische voorschriften van de
douane-unie.
Systeemonderdelen
1Microfoon
2Toets SOS*
3Controlelampjes
*: Deze toets is bestemd voor
communicatie met de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Andere SOS-toetsen van overige
systemen van een auto hebben geen
betrekking op het apparaat en zijn niet
bestemd voor communicatie met de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Noodoproepdiensten
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum.
*De
medewerker van het controlecentrum
ontvangt de locatie van de auto, het
tijdstip waarop het ongeval plaatsvond
en het VIN van de auto, en probeert de
inzittenden van de auto te spreken om de
ernst van de situatie te beoordelen. Als
de inzittenden niet in staat zijn om te
communiceren, behandelt de
medewerker de oproep als een
noodgeval, neemt hij of zij contact op met
de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112,
enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie
ter plaatse.
*: In sommige gevallen kan er geen
oproep worden verzonden. (→50)
1 .3 Noodoproep
49
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
een slechte ontvangst geen contact
kan worden gelegd met het ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum,
kan het systeem mogelijk geen
contact maken met het mobiele
netwerk en wordt de noodoproep
beëindigd zonder dat er verbinding
is gemaakt. Het rode controlelampje
knippert gedurende ongeveer
30 seconden om aan te geven dat
de verbinding is verbroken.
– Het apparaat werkt mogelijk niet
wanneer er een kracht op wordt
uitgeoefend.
• Als de spanning van de 12V-accu
afneemt of als de accu is losgenomen,
kan het systeem mogelijk geen
verbinding maken met het ERA-
GLONASS/ EVAK-controlecentrum.
Als het noodoproepsysteem wordt
vervangen door een nieuw exemplaar
Het noodoproepsysteem moet worden
geregistreerd. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Voor uw veiligheid
• Rijd voorzichtig. De functie van dit
systeem is om u te helpen bij het
plaatsen van een noodoproep bij
ongevallen, zoals een verkeerson-
geval of een plotseling medisch
noodgeval. Het systeem biedt de
bestuurder en de passagiers op geen
enkele wijze bescherming. Rijd
voorzichtig en doe voor uw veiligheid
altijd uw veiligheidsgordel om.
• Geef bij noodgevallen uw leven en de
levens van anderen topprioriteit.
• Wanneer u een branderige lucht of
anderszins een vreemde lucht ruikt,
verlaat dan de auto en zoek
onmiddellijk een veilige plek op.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het systeem signaleert schokken,
waardoor de automatische
meldingen mogelijk niet altijd
overeenkomen met de werking van
het airbagsysteem. (Als de auto van
achteren wordt aangereden, enz.)
• Verstuur om veiligheidsredenen
geen noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan
het zijn dat u het stuurwiel niet goed
kunt bedienen, waardoor er een
ongeval kan ontstaan.
Breng de auto tot stilstand en
controleer of de omgeving veilig is
alvorens een noodoproep te plaatsen.
• Vervang zekeringen altijd door de
voorgeschreven zekeringen. Als u
andere zekeringen gebruikt, kan er
kortsluiting in het circuit optreden en
kan er brand ontstaan.
•
Wanneer u het systeem gebruikt
terwijl er rook is of sprake is van een
ongewone geur, kan er brand ontstaan.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel
van de toets SOS, enz. komt en sla er
niet tegenaan.
In geval van een storing in het paneel
van de toets SOS, de luidspreker of de
microfoon tijdens een noodoproep of
een handmatige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om noodo-
proepen te doen, de systeemstatus te be-
vestigen of te communiceren met de me-
dewerker van het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum. Als de apparatuur be-
schadigd is, neem dan contact op met een
1 .3 Noodoproep
51
1
Veiligheid en beveiliging