3. Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het
controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
4. Controleer of het controlelampje
READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst
knippert en vervolgens blijft branden
en de zoemer klinkt, dan start het
hybridesysteem normaal. Wanneer
het controlelampje READY uit is, kunt
u niet wegrijden. Als het
controlelampje READY brandt, kunt u
wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De
benzinemotor start of stopt
automatisch in overeenstemming met
de toestand van de auto.)
Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 167)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 163)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
(→Blz. 162)
4. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen en controleer of er niets
meer wordt weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
De weergave van het
instrumentenpaneel dooft nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
(→Blz. 160)
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1Uit
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
“Accessory” (stand ACC) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
“Ignition ON” (contact AAN) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
4.2 Rijprocedures
158
Weergave instrumentenpaneel
Wanneer het contact UIT wordt gezet,
zal elke weergave als volgt doven.
• De positie-indicator dooft na
ongeveer 2 seconden.
•
Het multi-informatiedisplay, de klok,
enz. doven na ongeveer 30 seconden.
(Elke weergave dooft ook direct als een
portier wordt vergrendeld voordat er
30 seconden zijn verstreken.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 408
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te starten.
Trap onder geen enkele voorwaarde het
gaspedaal in bij het starten van het
hybridesysteem. Als u dat wel doet, kan
dat leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
•
Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden wilt
stoppen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u
deze minstens 3 keer kort achter elkaar
in. (→
Blz. 364) Raak de startknop
echter tijdens het rijden niet aan,
behalve in geval van nood. Door het
uitschakelen van het hybridesysteem
tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen. De stuurbekrachtiging
werkt echter niet meer. Hierdoor zal
het sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan
de kant zodra dit veilig kan.
•
Als de startknop wordt bediend terwijl
de auto rijdt, verschijnt er een waar-
schuwingsmelding op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Laat het contact niet gedurende een
langere periode in stand ACC of AAN
staan terwijl het hybridesysteem niet
is ingeschakeld.
• Als “Accessory” (stand ACC), “Ignition
ON” (contact AAN) of de weergave
van de kilometerstand (→blz. 81) op
het hoofdscherm wordt weergegeven
terwijl het hybridesysteem niet in
werking is, is het contact niet UIT.
Verlaat de auto nadat u het contact
UIT hebt gezet.
Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk
start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een
defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken
dan normaal, bijvoorbeeld als de knop
iets blijft hangen, kan de startknop
defect zijn. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
4.2 Rijprocedures
160
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren onderhoud
Als u controles en onderhoudswerkzaamheden uitvoert, dient u dit precies te doen
zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Conditie 12V-accu
(→blz. 334)■Warm water
■Zuiveringszout
■Vet
■Universele sleutel (voor de bouten van de accukabels)
■Gedestilleerd water
Koelvloeistofniveau
motor/
vermogensregeleenheid
(→blz. 333)■Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product
Toyota Super Long Life Coolant is voorgemixt met 50%
koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
■Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van koelvloeistof )
Motoroliepeil (→blz. 331)■Originele Toyota-motorolie of gelijkwaardig
■Doek of poetspapier
■Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van motorolie)
Zekeringen (→blz. 356)■Zekering met dezelfde stroomsterkte als de oorspronkelijke
zekering
Ventilatieopening batte-
rijpakket (tractiebatterij)
(→blz. 348)■Stofzuiger, enz.
■Kruiskopschroevendraaier
Lampen (→blz. 359)■Lamp met hetzelfde nummer en vermogen als het
oorspronkelijke exemplaar
■Kruiskopschroevendraaier
■Sleufkopschroevendraaier
■Sleutel
Radiateur en condensor
(→blz. 334)—
Bandenspanning
(→blz. 344)■Bandenspanningsmeter
■Compressor
Ruitensproeiervloeistof
(→blz. 337)■Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor gebruik
onder winterse omstandigheden)
■Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof )
WAARSCHUWING!
In de motorruimte bevinden zich allerlei
mechanismen en vloeistoffen die
plotseling in beweging kunnen komen,
heet kunnen worden of elektrisch
geladen kunnen worden. Neem
onderstaande voorzorgsmaatregelen in
acht om dodelijk of ernstig letsel te
voorkomen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Tijdens werkzaamheden in de
motorruimte
•
Controleer of “Accessory” (stand ACC),
“Ignition ON” (contact AAN) of de weer-
gave van de kilometerstand (→
blz. 79,
blz. 80) op het hoofd scherm en het
controlelampje READY beide uit zijn.
• Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van de
ventilator als die in werking is.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
327
6
Onderhoud en verzorging
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
Laat, als in een noodgeval water is
toegevoegd, zo snel mogelijk de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht minimaal 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer of
“Hybrid System Overheated”
(hybridesysteem oververhit) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Een ongeval of letsel voorkomen bij
controles in de motorruimte van uw
auto
Neem de volgende voorzorg-
smaatregelen in acht. Het niet in acht
nemen van de voorzorgsmaatregelen
kan ernstig letsel, zoals brandwonden,
tot gevolg hebben.
• Als er stoom onder de motorkap van-
daan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen.
De motorruimte kan zeer heet zijn.
• Controleer nadat het hybridesy-
steem is uitgeschakeld of
“Accessory” (stand ACC), “Ignition
ON” (contact AAN) of de weergave
van de kilometerstand (→blz. 79,
blz. 80) niet op het hoofdscherm
wordt weergegeven en het contro-
lelampje READY uit is. Als het hybri-
desysteem in werking is, kan de ben-
zinemotor automatisch worden ge-
start of kunnen de koelventilatoren
automatisch aanslaan, ook nadat de
benzinemotor is uitgeschakeld. Kom
niet in de buurt van bewegende de-
len zoals de ventilator en raak ze niet
aan. Als uw vingers of kledingstukken
(stropdas, sjaal) ertussen komen, kan
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Draai de dop van het
koelvloeistofreservoir niet los als het
hybridesysteem en de radiateur heet
zijn. Er kan hete stoom of
koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
motor/vermogensregeleenheid
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het
hybridesysteem voldoende is afgekoeld.
Het te snel bijvullen van koude
koelvloeistof bij een heet
hybridesysteem kan schade aan het
hybridesysteem veroorzaken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
415
7
Bij problemen