Armsteun
Trek de armsteun naar beneden om hem
te kunnen gebruiken.
OPMERKING
Plaats geen al te zware last op de
armsteun om schade aan de armsteun
te voorkomen.
Kledinghaakjes
De handgrepen achter zijn voorzien van
kledinghaakjes.
WAARSCHUWING!
Hang geen kleerhangers, harde
voorwerpen of voorwerpen met
scherpe punten aan het kledinghaakje.
Als de curtain airbags geactiveerd
worden, kunnen deze voorwerpen
projectielen worden en dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken.Handgrepen
Een handgreep aan het dak kan ter
ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
WAARSCHUWING!
Gebruik de handgreep niet bij het in- of
uitstappen of bij het opstaan vanaf uw
zitplaats.
OPMERKING
Hang geen zware voorwerpen aan de
handgreep en belast de greep niet
overmatig, om schade aan de
handgreep te voorkomen.
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
317
5
Voorzieningen in het interieur
Schoonmaken van lederen bekleding
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Veeg overtollig vuil en stof weg met
een zachte doek die is bevochtigd met
een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5%
wolreinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
• Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding
drogen in een geventileerde ruimte in
de schaduw.
Schoonmaken van kunstleder
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Verwijder het met een zachte vochtige
doek met ongeveer 1%
reinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig
met een schone, vochtige doek.
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie
te houden, raadt Toyota u aan het ten
minste twee keer per jaar schoon te
maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel
verkrijgbaar. Gebruik een spons of een
borstel om het schuim aan te brengen.
Wrijf met elkaar overlappende cirkels.
Gebruik geen water. Veeg vuile
oppervlakken schoon en laat ze drogen.
Het beste resultaat wordt verkregen als
de vloerbedekking zo droog mogelijk
wordt gehouden.Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
•Mors geen vloeistof in de auto, zoals op
de vloer, in de ventilatieopeningen van
het batterijpakket (tractiebatterij) of
in de bagageruimte. Anders kunnen
het batterijpakket (tractiebatterij),
elektrische onderdelen en dergelijke
defect raken of vlam vatten.
•Voorkom dat onderdelen of de bedra-
ding van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. Een elektrische
storing kan ervoor zorgen dat de
airbags worden geactiveerd of niet op
de juiste wijze werken, waardoor
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan.
• Auto's met draadloze lader: Laat de
draadloze lader niet nat worden. Als
dat wel gebeurt, kan de lader
oververhit raken, wat kan leiden tot
brandwonden of een elektrische
schok, waarbij dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
•Gebruik de volgende
reinigingsmiddelen niet, omdat ze
verkleuring van het interieur of strepen
en beschadigingen van gelakte
oppervlakken kunnen veroorzaken:
6.1 Onderhoud en verzorging
324
7.1 Belangrijke informatie
7.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden
gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot
stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl
het hybridesysteem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt) kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen. (De alarmknipperlichten
worden mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de
aanrijding.)
7.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op
de normale manier stilgezet kan
worden, als volgt tot stilstand:
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de transmissie in stand N.
Als de transmissie in stand N is gezet
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de transmissie niet in stand N gezet kan
worden
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
7.1 Belangrijke informatie
364
Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het hybridesysteem;
■Het elektronische motorregelsysteem;
■De elektronische smoorklepregeling; of
■Het emissieregelsysteem (indien aanwezig)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het SRS-airbagsysteem; of
■Het gordelspannersysteem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het ABS; of
■Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Rood/geel)Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrachtiging
(EPS)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert of brandt)
(indien aanwezig)Waarschuwingslampje PCS
■Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een
storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash Safety-systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Wanneer er geen zoemer klinkt: Het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar, corrigerende
maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 188, blz. 383)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability
Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje PCS branden.
Blz. 196
(Oranje)
(indien aanwezig)Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing
Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 205)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
371
7
Bij problemen
WAARSCHUWING!
Bij het repareren van een lekke band
• Parkeer de auto op een veilige plaats
en een vlakke ondergrond.
• Raak de wielen of het gedeelte rond
de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan. Nadat met de
auto is gereden, zijn de wielen en het
gedeelte rond de remmen mogelijk
zeer heet. Wanneer u deze delen met
uw handen, voeten of andere
lichaamsdelen aanraakt, kan dit
leiden tot brandwonden.
• Sluit de slang stevig aan op het
ventiel terwijl het wiel aan de auto
bevestigd is. Als de slang niet goed
op het ventiel is aangesloten, kan er
lekkage van lucht optreden waarbij
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuit.
• Als de slang tijdens het vullen
loskomt van het ventiel, is het
mogelijk dat de slang abrupte
bewegingen maakt vanwege de
luchtdruk.
• Nadat de band gevuld is, kunnen er
spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt
losgemaakt of wanneer u lucht uit de
band laat ontsnappen.
• Volg voor het repareren van de band
de volgende procedure. Als u de
procedures niet volgt, kan de
bandenreparatievloeistof naar
buiten spuiten.
• Bewaar afstand tot de band wanneer
deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar
van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont
of vervormt.
• De reparatieset kan oververhit raken
als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de
reparatieset niet langer dan
40 minuten achter elkaar.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Delen van de reparatieset worden
tijdens het gebruik heet. Behandel de
reparatieset voor en na gebruik
voorzichtig. Raak het metalen deel
rond de verbinding tussen de fles en
de compressor niet aan. Dit is
namelijk zeer heet.
• Plak de waarschuwingssticker voor
de rijsnelheid alleen op de
aangegeven plaats. Als de sticker
wordt aangebracht op een plaats
waar zich een airbag bevindt, zoals
op het stuurwielkussen, werkt de
airbag mogelijk niet goed meer.
WAARSCHUWING!
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees
extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Breng de auto tot stilstand wanneer
de auto niet rechtuit wil rijden of als
u voelt dat er aan het stuurwiel wordt
getrokken en controleer het
volgende.
– Toestand van de band. De band kan
van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de
bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager is,
is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
395
7
Bij problemen
Transmissie..............423
Stappen die genomen moeten worden
in noodgevallen
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd. (→157). . . .407
Als de 12V-accu is ontladen. . . .409
Als de auto vast komt te zitten . . .416
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt..................408
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt. . . .370
Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.........377
Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart............407
Als u denkt dat er iets mis is. . . .369
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel). . . .396
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's zonder een reservewiel) . .384
Als uw auto moet worden
gesleept................366
Als uw auto oververhit raakt. . . .413
Correctieprocedures.........413
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.......407
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of
de claxon maakt geen of weinig
geluid..................407
Hoorbare symptomen........369
Meldingen en waarschuwingen . .378
Merkbare symptomen........370
Noodstartfunctie...........407
Omstandigheden waaronder u vóór
het slepen contact dient op te
nemen met de dealer........366
Onderdelen van de
bandenreparatieset.........387
Overzicht waarschuwingslampjes en
waarschuwingszoemers.......370
Plaatsen van het reservewiel. . . .402
Plaats van bandenreparatieset en
gereedschap..............385
Plaats van reservewiel, krik en
gereedschap..............397Procedure bij slepen in een
noodgeval...............367
Reparatiemethode in
noodgevallen.............389
Situaties waarbij het niet mogelijk is
om door een ander voertuig te
worden gesleept...........366
Slepen in een noodgeval......367
Slepen met een lepelwagen.....366
Starten van het hybridesysteem . .408
Vergrendelen en ontgrendelen
van de portieren...........408
Vervangen van een wiel met
een lekke band............400
Verwijderen van de
bandenreparatieset.........387
Verwijderen van de krik.......399
Verwijderen van het reservewiel . .399
Voor het opkrikken van de auto . .397
Vóór het repareren van de band . .384
Zichtbare symptomen........369
Tanken
Openen van de tankdop . . .176 , 177
Sluiten van de tankdop.......178
Voor het tanken............176
Ter informatie
Accessoires, onderdelen en
veranderingen aan uw Toyota.....5
Handleiding................5
Inbouw van een zend-/
ontvanginstallatie............5
Opslaan voertuiginformatie......6
“QR-code”.................6
Vernietigen van uw Toyota.......6
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Aan/uit-schakelaar airbag......35
Airbag voor voorpassagier
uitschakelen...............36
Baby- en kinderzitjes.........37
Baby- of kinderzitje vastgezet
met een onderste ISOfix-
bevestigingspunt............47
Baby- of kinderzitje vastgezet
met een veiligheidsgordel......45
Bij gebruik van een baby- of
kinderzitje................38
Geschiktheid baby- en kinderzitjes
voor elke zitpositie...........40
Trefwoordenlijst
506
Inhoudsopgave.............37
Met een bevestigingspunt voor de
bovenste gordel............48
Plaatsingsmethode baby- of
kinderzitje................45
Punten om rekening mee te
houden..................37
Rijden met kinderen in de auto....36
Verstellen van de stoelen
Achterstoelen.........129 , 131
De rugleuningen achter terugzetten
in de oorspronkelijke positie. . . .130
Hoofdsteunen.............131
Procedure voor het verstellen . . .129
Rugleuningen neerklappen.....130
Voordat u de rugleuning
neerklapt................129
Voorstoelen...........129 , 131
Verstellen van het stuurwiel en de
buitenspiegels
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel.............134
Antiverblindingsstand........134
Binnenspiegel.............134
Buitenspiegels............135
Claxon.................133
Inklappen en uitklappen van de
spiegels.................135
Procedure voor het
verstellen............133 , 135
Stuurwiel................133
Voordat u gaat rijden
Aansluiten
aanhangwagenverlichting.....152
Advies.................155
Belangrijke punten met betrekking
tot het beladen van een
aanhangwagen............152
Lading en bagage...........150
Montagepositie voor de
trekhaak/afneembare trekhaak . .154
Parkerenvandeauto.........144
Rijden..................144
Rijden met de auto..........144
Rijden met een aanhangwagen
(2WD-uitvoeringen).........151
Rijden met een aanhangwagen
(AWD-uitvoeringen).........157Starten van het hybridesysteem . .144
Tot stilstand brengen van de auto .144
Wegrijden op een steile helling
omhoog................144
Wegrijregeling............144
Voor een veilig gebruik
Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen) . . .24
Afstellen van de spiegels.......23
Airbags..................27
Belangrijke voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen......34
De juiste houding achter het stuur .23
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter).....24
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels.........23,24
Onderdelen SRS-airbagsysteem. . .28
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel............24
Veiligheidsgordels...........24
Veilig rijden...............23
Vloermat.................22
Voordat u gaat rijden.........22
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen)
Als u denkt dat er iets mis is. . . .436
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem................495
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld, ontgrendeld, geopend of
gesloten................436
INFORMATIE VOOR BIJ HET
TANKSTATION.............501
Smart entry-systeem met
startknop...............448
Startblokkering............438
Verklaringen..............438
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan..............437
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen)................436
Trefwoordenlijst
507