De ECO-begeleiding werkt niet
wanneer
De ECO-begeleiding werkt in de volgende
situaties niet:
• De hybridesysteemindicator werkt
niet.
• Er wordt met de auto gereden terwijl
de Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is
ingeschakeld.
Onderbreking van de weergave van de
instellingen
• Bepaalde instellingen kunnen niet
gewijzigd worden tijdens het rijden.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand voordat u instellingen
wijzigt.
• Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, kan het
instelscherm tijdelijk niet worden
bediend.
Bandenspanning
• Nadat het contact AAN is gezet, kan
het enkele minuten duren voordat de
bandenspanning wordt weergegeven.
Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt
weergegeven nadat de banden op
spanning zijn gebracht.
• Mogelijk wordt er “---” weergegeven
als de positie van de banden niet kan
worden vastgesteld als gevolg van een
slechte ontvangst van radiogolven.
• De bandenspanning verandert met de
temperatuur. De weergegeven
waarden kunnen verschillen van de
waarden die met andere
bandenspanningmeters worden
gemeten.
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 86, blz. 383)
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
• Wanneer u het multi-
informatiedisplay tijdens het rijden
bedient, let dan extra goed op de
veiligheid rondom de auto.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het multi-
informatiedisplay, aangezien u
anders voetgangers, objecten op de
weg, enz. over het hoofd kunt zien.
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken. Bij
extreem lage temperaturen kan het
informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging
ontstaan tussen het schakelen door de
bestuurder en de weergave van de
ingeschakelde versnelling op het
display. Deze vertraging kan de
bestuurder doen besluiten nogmaals
terug te schakelen, waardoor er snel en
te sterk op de motor wordt afgeremd en
er een aanrijding kan ontstaan,
mogelijk met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Waarschuwing bij het instellen van
het display
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien het hybridesysteem tijdens
het instellen van het display moet
draaien. In een afgesloten ruimte, zoals
een garage, kunnen uitlaatgassen die
het schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
2.1 Instrumentenpaneel
93
2
Instrumentenpaneel
WAARSCHUWING!(Vervolg)
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
draait tijdens het instellen van het
display om te voorkomen dat de
12V-accu leeg raakt.
2.1.4 Head-up display*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Het head-up display is gekoppeld aan het instrumentenpaneel en het navigatiesysteem
en geeft verschillende informatie weer in het directe blikveld van de bestuurder, zoals de
actuele rijsnelheid.
1Status ondersteunend systeem/aan
navigatiesysteem gekoppelde displayzone
(→blz. 95)
De volgende pop-updisplays worden
in bepaalde situaties weergegeven:
• Pre-Crash-waarschuwing
(Pre-Crash Safety-systeem)
• Waarschuwing van het Parking
Support Brake-systeem
2Weergave schakelstand/RSA (Road
Sign Assist)
• Schakelstand (→blz. 145)• Weergave RSA (Road Sign Assist)
(indien aanwezig) (→blz. 192)
3Weergave rijsnelheid
4Hybridesysteemindicator/toerenteller
(→blz. 95)
5Informatiedisplayzone (→blz. 96)
De volgende pop-updisplays worden
in bepaalde situaties weergegeven:
• Waarschuwing/melding
• Status handsfree-systeem
• Status bediening audiosysteem
2.1 Instrumentenpaneel
94
Gebruik van het head-up display
Selecteer
op het multi-
informatiedisplay (→blz. 86) en
vervolgens
.
Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Druk op
om het head-up display in
of uit te schakelen.
Wijzigen van de instellingen van het
head-up display
Houd
ingedrukt om de volgende
instellingen te wijzigen:
Hybridesysteemindicator/toerenteller
Hiermee kan de weergave worden
ingesteld op hybridesysteemindicator/
toerenteller/geen informatie.
Helderheid/positie display
Hiermee kunt u de helderheid en de
positie van het head-up display instellen.
Informatie op het display
Hiermee kan de weergave van de
volgende onderwerpen worden in- of
uitgeschakeld:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Status Driving Assist System
• Kompas
Hoek display
Hiermee kan de hoek van het head-up
display worden ingesteld.
Status ondersteunend systeem/aan
navigatiesysteem gekoppelde
displayzone
Display status ondersteunend systeem
Hiermee wordt de status van de volgende
systemen weergegeven:
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 196)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 182)
• Toyota Parking Assist-sensor
(→blz. 218)Aan navigatiesysteem gekoppelde
displayzone
De volgende gegevens van het
navigatiesysteem worden weergegeven:
Routebegeleiding naar bestemming
Wordt weergegeven als het
navigatiesysteem met een
routebegeleiding bezig is. Wanneer er
een kruising nadert, wordt een pijl
weergegeven om aan te geven welke
kant u op moet.
Kompas
Geeft de rijrichting aan.
Hybridesysteemindicator/toerenteller
Hybridesysteemindicator
1Laadgebied
2Hybride eco-gebied
3Eco-gebied
4Power-gebied
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het
instrumentenpaneel
(hybridesysteemindicator). Zie blz. 79
voor meer informatie.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in
omwentelingen per minuut.
2.1 Instrumentenpaneel
95
2
Instrumentenpaneel
Informatiedisplayzone
Geeft afhankelijk van de situatie de
volgende zaken weer:
Waarschuwing/melding
• Waarschuwing van de LTA (Lane
Tracing Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
• Brake
Override-systeem/wegrijregeling
• Melding
Wordt weergegeven als op het
multi-informatiedisplay een
pop-updisplay met een suggestie/tip
wordt weergegeven. (→Blz. 92)
• Melding
Wordt weergegeven als op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (→Blz. 338)
• Buitentemperatuur
Wordt weergegeven in de volgende
situaties:
– Wanneer het contact AAN wordt
gezet
– Wanneer het controlelampje lage
buitentemperatuur knippert
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het multi-
informatiedisplay. Zie voor meer
informatie de beschrijving van de
weergave van de buitentemperatuur op
het multi-informatiedisplay. (→Blz. 78)
Status handsfree-systeem
Wordt weergegeven als het
handsfree-systeem wordt bediend.
Status bediening audiosysteem
Wordt weergegeven als het
audiosysteem wordt bediend.Head-up display
Met een (gepolariseerde) zonnebril op is
het head-up display soms moeilijk
afleesbaar. Pas de helderheid van het
head-up display aan of zet uw zonnebril
af.
Helderheid display
De helderheid van het head-up display
kan worden ingesteld via
op het
multi-informatiedisplay. Bovendien
wordt de helderheid automatisch
aangepast aan de lichtsterkte van de
omgeving.
Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Als het head-up display is uitgeschakeld,
blijft het uitgeschakeld als het contact
UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet.
WAARSCHUWING!
Voordat u het head-up display
gebruikt
•
Controleer of de positie en de
helderheid van het head-up display
geen belemmering vormen voor veilig
rijden. Als de positie of de helderheid
van het display niet goed is afgesteld,
kan het zicht van de bestuurder
worden belemmerd, kan dat leiden tot
een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel kan tot gevolg.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het head-up display,
aangezien u anders voetgangers,
objecten op de weg, enz. over het
hoofd kunt zien.
Waarschuwing met betrekking tot
het instellen van het head-up display
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie,
aangezien het hybridesysteem tijdens
het instellen van het head-up display
moet draaien. In een afgesloten ruimte,
zoals een garage, kunnen uitlaatgassen
die het schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
2.1 Instrumentenpaneel
96
WAARSCHUWING!(Vervolg)
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
onderdelen
• Plaats geen bekers of blikjes drinken
in de buurt van de projector van het
head-up display. Als de projector nat
wordt, kunnen er elektrische
storingen ontstaan.
• Plaats geen voorwerpen op de
projector van het head-up display en
plak er ook geen stickers op. Als u dat
toch doet, worden er mogelijk geen
meldingen meer op het head-up
display weergegeven.
• Raak de binnenzijde van de projector
van het head-up display niet aan en
steek ook geen scherpe voorwerpen
in de projector. Dit kan tot
mechanische defecten leiden.
Bij het wijzigen van de instellingen van
het head-up display
Zorg ervoor dat het hybridesysteem
tijdens het instellen van het head-up
display draait, om te voorkomen dat de
12V-accu ontladen raakt.
2.1.5 Energiemonitor/
verbruiksscherm
De status van het hybridesysteem kan
worden afgelezen op het multi-
informatiedisplay en het scherm van het
navigatie- of multimediasysteem.De energiemonitor of het
brandstofverbruiksscherm wordt
mogelijk weergegeven op het
beginscherm van het multimediascherm.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op
een auto met linkse besturing.
1Scherm audiosysteem
2Multi-informatiedisplay
3Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 82)
Energiemonitor
De energiemonitor kan worden gebruikt
om de rijstatus van de auto, de
bedrijfsstatus van het hybridesysteem en
de energieregeneratiestatus te
controleren.
Weergaveprocedure
Multi-informatiedisplay
Bedien de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel om
de weergave van de energiemonitor te
selecteren.
Scherm audiosysteem
1. Druk op de toets MENU.
2. Selecteer “Info” op het scherm
“Menu”.
Als het scherm “Trip information”
(ritinformatie) of “History”
(geschiedenis) wordt weergegeven,
selecteer dan “Energy” (energie).
Het display aflezen
De pijlen verschijnen overeenkomstig de
energiestroom.
2.1 Instrumentenpaneel
97
2
Instrumentenpaneel
Wanneer er geen energiestroom is,
worden er geen pijlen weergegeven.
De kleur van de pijlen wijzigt als volgt:
Groen: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt geregenereerd of
opgeladen.
Geel: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gebruikt.
Rood: Als de benzinemotor wordt
gebruikt.
Multi-informatiedisplay
1Benzinemotor
2Batterijpakket (tractiebatterij)
3Banden voor
In de afbeelding worden de pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
Scherm audiosysteem
1Benzinemotor
2Elektromotor (tractiemotor)
3Batterijpakket (tractiebatterij)
4Banden voor
In de afbeelding worden de pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
Scherm audiosysteem (beginscherm)
1Benzinemotor
2Batterijpakket (tractiebatterij)
3Banden voor
In de afbeelding worden de pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
Waarschuwing ladingstoestand
batterijpakket (tractiebatterij)
• De zoemer klinkt met tussenpozen als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ongeladen blijft als de selectiehendel
in stand N staat of als de resterende
lading onder een vastgesteld niveau
daalt. Als de ladingstoestand nog
verder daalt, klinkt de zoemer continu.
• Volg de aanwijzingen die worden
weergegeven op het scherm om het
probleem te verhelpen als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en er een zoemer
klinkt.
2.1 Instrumentenpaneel
98
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portieren
De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld:
Raadpleeg blz. 384 voor instructies voor het aanpassen aan de persoonlijke voorkeur.
Functie Bediening
Functie koppeling van rijsnelheid aan portier-
vergrendelingAlle portieren worden automatisch vergren-
deld wanneer de rijsnelheid ongeveer
20 km/h of hoger is.
Functie koppeling van stand selectiehendel
aan portiervergrendelingAlle portieren worden automatisch vergren-
deld wanneer de selectiehendel in een andere
stand dan P wordt gezet.
Functie koppeling van stand selectiehendel
aan portierontgrendelingAlle portieren worden automatisch ontgren-
deld wanneer de selectiehendel in stand P
wordt gezet.
Functie koppeling portierontgrendeling aan
bestuurdersportierAlle portieren worden automatisch ontgren-
deld wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Houd de toets
ofingedrukt en houd tegelijkertijd de toetsgedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt als het controlelampje in de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder
is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u ten
minste 5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
2.)
Multi-informatiedisplay Portieren ontgrendelen Piepsignaal
(auto's met linkse besturing)
(auto's met rechtse bestu-
ring)Als u de portiergreep van het
bestuurdersportier vast-
houdt, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgren-
deld.Exterieur: 3 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
Als u de portiergreep van het
voorpassagiersportier vast-
houdt, worden alle portieren
ontgrendeld.
Als u een voorportiergreep
vasthoudt, worden alle por-
tieren ontgrendeld.Exterieur: Twee piepsignalen
Interieur: Eén belsignaal
Auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd, moet
u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier eenmaal openen en
sluiten als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat op
is
gedrukt geen portier wordt geopend, worden de portieren weer vergrendeld en wordt het
alarm automatisch ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt geactiveerd. (→Blz. 71)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
107
3
Bediening van elk onderdeel
Systeem voor
crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt
blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking
treedt, is afhankelijk van de kracht van de
schok of het type ongeval.
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, knippert
het centrale waarschuwingslampje en
klinkt er een zoemer om aan te geven dat
een of meer portieren nog niet goed
gesloten zijn.
Het open portier wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Gebruik van de mechanische sleutel
De portieren kunnen ook worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
mechanische sleutel. (→Blz. 364)
Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop en de afstandsbediening
beïnvloeden
→Blz. 114
Herinneringsfunctie achterstoel
Om u eraan te herinneren bagage e.d. op
de achterstoelen niet te vergeten, klinkt
er wanneer het contact UIT is gezet en
aan een van de volgende voorwaarden is
voldaan, een zoemer en wordt gedurende
ongeveer 6 seconden een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Het hybridesysteem wordt binnen
10 minuten na het openen en sluiten
van een achterportier gestart.
• Een achterportier is geopend en weer
gesloten nadat het hybridesysteem is
gestart.
Als echter een achterportier wordt
geopend en vervolgens binnen
ongeveer 2 seconden weer wordt
gesloten, werkt de herinneringsfunctie
voor de achterstoel mogelijk niet.De herinneringsfunctie voor de
achterstoel stelt op basis van het
openen en sluiten van een achterportier
vast of er bagage e.d. op de achterstoel
is geplaatst. Daardoor werkt, afhankelijk
van de situatie, de herinneringsfunctie
voor de achterstoel mogelijk niet en
vergeet u mogelijk toch bagage e.d. die
zich op de achterstoel bevindt of geeft
de functie mogelijk onterecht een
melding.
De herinneringsfunctie voor de
achterstoel kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld. (→Blz. 86)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 383)
WAARSCHUWING!
Voorkomen van ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van deze
voorschriften kan ertoe leiden dat er
per ongeluk een portier wordt geopend
en dat er iemand uit de auto valt, met
mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• Controleer of alle portieren volledig
gesloten en vergrendeld zijn.
• Trek tijdens het rijden niet aan de
binnenportiergreep.
Wees vooral voorzichtig bij het
voorportier. Dit portier kan zelfs
worden geopend als de
vergrendelknoppen in de stand
vergrendeld staan.
• Activeer de kindersloten op de
achterportieren als er kinderen
achter in de auto vervoerd worden.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
108